LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Hero Hokwerda

9 nov, 2023

Michalis Piëris: Zonder angst de wereld verkennen

door Sander de Vaan

 

Onlangs verscheen bij Ta Grammata De dichter en de stad, van de Grieks-Cypriotische auteur Michalis Piërís (1952– 2020). De bundel werd bezorgd, vertaald en van een nawoord voorzien door Hero Hokwerda.
Sander de Vaan sprak met Hokwerda over een auteur die als streng en oprecht te boek stond en in zijn persoonlijke leven gebukt ging onder de gevolgen van de Turkse inval in het noorden van Cyprus, in 1974.

Hero, je hebt Michalis Piërís persoonlijk gekend. Hoe zou je hem als dichter en als mens typeren?
Het gesprek ging niet altijd even gemakkelijk, omdat we nogal verschillende karakters waren, met een zekere moeite om in woorden de afstand te overbruggen, maar altijd met goed vertrouwen als vrienden in de goede samenwerking die we hadden, rond het werk van Kostas Montis en rond de Toneelwerkgroep, en ook in gesprekken over gedichten van Kavafis.
Op die manier heb ik Michalis leren kennen als iemand voor wie inhoud en kwaliteit altijd voorop stonden, in zijn wetenschappelijke activiteiten, in zijn werk met de Toneelwerkgroep, in de festivals in het theater aan de Axiothéasstraat – waar hij in zijn korte inleidingen op het programma altijd tot de kern wist door te dringen van de voorstelling of het concert dat zou volgen – en zeker ook in zijn poëzie.
Het gold ook voor zijn omgang en samenwerking met anderen en voor hoe hij in het algemeen in het leven stond. Dat maakte hem voor anderen weleens streng, iets wat niet altijd bij iedereen even goed viel, maar al even streng was hij voor zichzelf, en bij alles bleven bij hem uiteindelijk het wezen, de inhoud en de oprechtheid vooropstaan, zonder berekening.
Kortom: hang naar waarheid, schoonheid, oprechtheid, inhoudelijkheid, kwaliteit. Daardoor als mens ook weleens moeilijk.

Met welk gedicht zou je hem aan de lezers van Meander willen voorstellen?

OCHTENDKOFFIE AAN DE LIDRAS-STRAAT*

Zevenenveertig ben ik en ik voel me
gelukkig. Want ik heb een plaats gevonden hier
aan een bevoorrecht tafeltje en binnen deze dag
die niet de dag van gister is en niet van morgen.
Ik ben dus hier, op deze dag en die is
vandaag, was gister niet en zal niet morgen zijn,
en ik ben in de stad aan deze promenade,
in deze stad (zij het verdeeld in tweeën)
en zit hier door het raam te kijken naar de regen
de drukte op de straat, en de serveerster
is o zo mooi (en weet dat zelf)
en is ook met haar glimlach o zo gul.

Werkelijk waar, ik ben toch zo, ja zo
(al is ’t voor even maar) gelukkig.

 

*De Lidras-straat is de hoofdstraat van Nicosia, genoemd naar de antieke hoofdstad van het koninkrijk Cyprus, die zich bevond waar nu Nicosia ligt. Net als de hele stad wordt ook de Lidras-straat halverwege doorsneden door de Groene Lijn (waar tegenwoordig een checkpoint is waarlangs men die te voet kan oversteken). In de tijd van de opstand tegen de Britten (1955-59) stond de straat vanwege de vele aanslagen en schietpartijen bekend als de mile of death.

Wat trekt je vooral aan in Piërís’ gedichten?
De drang om zonder angsten de wereld te verkennen en de liefde, de vrouw, en dat in krachtige regels, het is poëzie die ‘staat’.

Je hebt hem meerdere malen getroffen nabij de Groene Lijn in Nicosia. In veel van zijn gedichten klinken de gevolgen van de Turkse inval door. Hoe ging hij daar in het dagelijks leven, dus buiten zijn poëzie, mee om?
Er was vooral boosheid, over Turkije natuurlijk, maar vooral over de eigen politici die er volgens hem een potje van maakten en de zaak de afgelopen decennia verknalden. Alleen; hoe hij dan een oplossing zag, is me nooit duidelijk geworden. Acceptatie was er zeker niet, hoop ook niet, wanhoop waarschijnlijk wel, maar dan via de woede.

 


MICHALIS PIËRÍS – DRIE GEDICHTEN

STIEFMOEDER STAD

‘Hoe is het haat te voelen voor je stad
je vaderland te voelen als een vreemde
als iets wat om je hals een strop aanlegt
om je te wurgen, hoe is het haat te voelen
voor de mensen die haar bewonen, de ellendige
koppen die er rondgaan, zielen die vergramd zijn
toegewijd aan de jacht op wetteloze
winst van verdorvenheid. Hoe is het haat
te voelen voor je dagen, voor je tijd
die heengaat doodgeslagen in het monsterlijk
decor dat eromheen wordt opgebouwd.

Hoe is het je te voelen als een dode
of als een stumper, buiten de gemeenschap,
niet in staat ook maar iets te doen, hoe is het
je los te willen rukken uit je stad.’

Woorden gevonden op een kletsnat briefje
in de achterzak van de broek nadat ze hem
verdronken hadden opgedregd uit de rivier
de diepe van een vreemde stad. Ze wisten niet
wie het mocht zijn en of het om een misdrijf ging
of om een zelfmoordactie. Later werd bekend
dat het een dichter was uit een rampspoedig land.
BROKSTUKKEN VAN EEN SONNET

Zonder oplossing vaar ik weg van Cyprus’ kaden
almaar dezelfde weg weer door de eeuwen heen.
En in het Westen kom ik aan met al die smart beladen
uit het Oosten. Door de wet van de Saraceen

verjaagd in veertienhonderd. En aan boord gegaan
van een schip van de Serenissima in zestienhonderd
dit keer verdreven door de Ottomaan.
Drie eeuwen lang heb ik gereisd in hitte, kou en regen

totdat ik met een Boeing aankwam in Parijs.
De zomer van negentienvierenzeventig.
Als sterven is de scheiding. Als een liefde

die heengaat, en je leeft als lichaam
dat is gestorven. Als een veertienregelig gedicht
met zonder rijm. Als een vermoord sonnet.
OCHTENDKOFFIE IN BARCELONA

Barcelona en regen, al drie dagen lang
valt achtereen de regen neer. April is het
maar zou november kunnen zijn. Alles bedrukt
en duister in een klein cafe aan ´
een zijstraat van de Ramblas, en opeens
kwam in het zweet ze binnen als een schichtig dier.

Ze stapte naar de bar, bestelde de goedkoopste
koffie om mee te nemen voor op straat
en stond wat muntjes uit haar zakken op te diepen
en die angstvallig een voor een te tellen,
ze kwam er duidelijk een paar tekort,
van die onooglijke waarvoor op straat
je niet zou bukken om ze op te rapen.

Maar de serveerster zag het en begreep, ze schoof
de muntjes onopvallend in haar richting
en hield met warme glimlach haar de koffie
in de kartonnen beker voor en toen, heel even maar
keken ze elkaar aan, met in hun blik
dat tersluikse gevoel dat mensen kunnen hebben
die zonder voorafgaande afspraak,
geheel en al bij toeval, elkaar ergens
ontmoeten, met heel even de genade van
een vluchtige gewaarwording van zinnelijke gloeiing.

Michalis Piërís: De dichter en de stad
Uitgeverij Ta Grammata
Vertaald en bezorgd door Hero Hokwerda
ISBN-10 ‏ : ‎ 9083234746

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...