LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 276 : Louis Paul Boon – IV stilte, hier werkt een dichter

16 dec, 2023
door René Leverink

Meander Klassieker 276

René Leverink bespreekt ‘IV stilte, hier werkt een dichter’ (1978) van Louis Paul Boon (1912-1979), een poëticaal gedicht over gedichten schrijven en literaire prijzen winnen of niet winnen.

IV  stilte, hier werkt een dichter

een paar weken vóór de zelfmoord van roger serras

 

wie is hooggeacht wie is hooggeleerd
de winnaar van een nobelprijs zou je zo zeggen
maar een arbeider zoals jij en ik, moegetobd
opgenomen in een ziekenhuis
aan zijn sterven overgelaten
en denkend plots aan leven en dood
het antwoord weet
de laatste woorden niet meer uitspreken kan
is hij niet de nobelprijs?
 
wordt ooit de ware dichter door overheden
met haat in hun hart
met misprijzen om zijn werk
op waarde gebrandschat
geprijsd en onder lof vermoord?
in de volksbuurten leest men hem
hij tokkelt op de snaar van hun hart
zijn eigen smart om het onrecht
en een volksvrouw denkt:
jij mijn geliefde dichter
 
dooft men het oor van de dichter
brengt men het geweten tot zwijgen
legt men zijn tong lam
door een prijs van misprijzende lof
vergeet hij allen de eenvoudigen
zij die hem voortbrachten
in een krot van armoede en opstand
 
op het hek van de dichter blijft het bord
waarschuwend voor de eerzuchtige groten:
opgepast, gevaarlijke hond

 

Louis Paul Boon (1912-1979)
uit: Verzamelde gedichten, 1979
uitgeverij: De Arbeiderspers/Querido’s Uitgeverij

Analyse

Aan het eind van zijn leven, of misschien al wel daarna, verschenen de Verzamelde gedichten (1979) van Louis Paul Boon (1912-1979). Hij stond natuurlijk vooral bekend als – recalcitrant en sociaal bewogen – prozaschrijver. Het schijnt weinig gescheeld te hebben of hij was de eerste Nederlandstalige winnaar geweest van de Nobelprijs voor literatuur. Zijn onverwachte dood, op 10 mei 1979, gooide roet in het eten. Hoewel wars van ceremonie en culturele hoogdraverij, zou Boon zich toch gestreeld hebben gevoeld. Al had hij over waardering van lezers en critici niet te klagen, Boon heeft zich altijd miskend geweten door het literaire establishment. Veel kon hem dat ook weer niet schelen. In plaats van toegesproken te worden bij een officiële prijsuitreiking, dronk hij liever een ‘druppel’ met zijn vrienden. Een van hen was Roger Serras, over wie straks meer.

De Verzamelde gedichten beslaan 85 pagina’s. Meer dan de helft daarvan gaan op aan de kleine eva uit de kromme bijlstraat, in de jaren vijftig al eens verschenen in het tijdschrift Tijd en Mens. De rest van de bundel is verdeeld in zeven met Romeinse cijfers aangeduide hoofdstukken, waarvan stilte, hier werkt een dichter het vierde is. Het onderschrift een paar weken vóór de zelfmoord van roger serras kan als een lugubere voorspelling worden opgevat, maar laten we het houden op een latere toevoeging – weinig minder luguber dan toch. Het gedicht zelf bestaat uit vier strofen, alle ongelijk van lengte. Boon liet zich weinig gelegen aan conventies als rijmschema, verslengte en hoofdlettergebruik (in de complete Verzamelde gedichten staat niet één hoofdletter). Wél enigszins conventioneel is zijn interpunctie, met dien verstande dat hij wel komma’s, dubbele punten en vraagtekens zet, maar geen punten. De stijl van schrijven neigt naar een soort parlando, waarin de lezer met ‘jij’ wordt aangesproken, en nadrukkelijk als een lotgenoot en vertrouweling van de dichter wordt beschouwd: ‘een arbeider zoals jij en ik’. Dichter und Bauer innig omstrengeld dus. De elite wordt buitengesloten.

In de tijd waarin Boon het gedicht schreef (vermoedelijk mei 1978, Serras pleegde zelfmoord op 2 juni 1978) werd Boon nadrukkelijk genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs. Ook hijzelf hield er rekening mee – met gemengde gevoelens: de erkenning en de prijs zelf waren welkom, hij zag op tegen alle bijbehorende plichtplegingen. Hoe dan ook, in het gedicht draait het volop om de ‘nobelprijs’, maar vooral ook om ‘misprijzen’. In de eerste strofe wordt de vraag gesteld wie terecht ‘hooggeacht’ is en als ‘hooggeleerd’ mag worden beschouwd. In eerste instantie zou je zeggen: ‘de winnaar van een nobelprijs’. Maar niet volgens de dichter. Hij schaart zich aan de zijde der misdeelde medemens. En niet zo’n béétje misdeeld: ‘moegetobd’, op het randje van de dood ‘in een ziekenhuis’, ‘aan zijn sterven overgelaten’ (met gelijk de allusie naar ‘aan zijn lot overgelaten’). Al piekerend over het naderende einde komt de creperende arbeider tot een helder inzicht, ook al is hij niet meer in staat het uit te spreken: ‘is’ hij zelf niet de Nobelprijs? Speelt de dichter via dat ‘is’ met het simpele taalgebruik van de arbeider? En kunnen we zo ook de syntactische ontsporing verklaren die in vers 3 opduikt na ‘jij en ik’, waar het woordje ‘die’ lijkt te ontbreken?

In strofe 2 wordt afscheid genomen van de Bauer en gaat het alleen nog over de Dichter. De ‘ware’ dichter, welteverstaan. Dus kennelijk niet iemand als de ‘gul beloonde’ Hugo Claus, die door Boon ooit werd beschuldigd van ‘ijdel estheticisme’ (1). De ware dichter wordt gelezen in de volksbuurten, omdat hij ‘tokkelt op de snaar van hun hart’. Poëtisch geen hoogstandje, maar wat zou het zolang een volksvrouw denkt: ‘jij mijn geliefde dichter’. Die liefde is hem veel meer waard dan de dodelijke lof van de overheden, die de volksdichter ‘met haat in hun hart’ misprijzen om zijn werk en door wie hij ‘op waarde’ wordt ‘gebrandschat’ – een venijnige woordspeling.

In strofe 3 wordt uit de doeken gedaan wat er gebeurt als men de dichter met valse lofprijzingen in de luren legt: hij hoort niets meer, zijn geweten (altijd een beladen woord bij Boon, zie het vaak geciteerde slot van de eerste editie van Mijn kleine oorlog: “Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.”) wordt tot zwijgen gebracht, zijn tong lamgelegd en hij vergeet ‘…de eenvoudigen / zij die hem voortbrachten  / in een krot van armoede en opstand’. De dichter is door de overheid kaltgestelt.

Maar niet echt. In strofe 4 zit de dichter weliswaar veilig opgeborgen achter een hek, maar het beestje heeft zijn aard niet verloren: kijk uit, eerzuchtige groten, voor de gevaarlijke hond. Voor je het weet wint hij de Nobelprijs. Of moeten we lezen: de dichter kan blaffen als een gevaarlijke hond, hij zit wél veilig opgeborgen achter een hek? Bitter of strijdbaar, de dichter laat het in het midden. Zolang hij zijn werk maar kan doen. Als je hem met rust laat, zowel met lof als met misprijzende lof, dan dicht hij voort, net als die ploegende boer.

Totdat hij het niet meer trekt. Roger Serras (°1942) was een talentvolle dichter, prozaschrijver en beeldend kunstenaar. Begin jaren zeventig ontstaat een warme vriendschap tussen hem en Louis Paul Boon, die hem als een geestverwant en zelfs zijn “literair erfgenaam” beschouwt. Samen richten ze in 1974 kunstenaarscollectief Honest Arts Movement op. “H.A.M. wil ijveren voor het herstel van een ‘kritisch intellectuele houding’ van kunstenaars tegenover de maatschappij door zich te engageren in projecten en manifestaties die ingaan tegen ontwikkelingen die zich keren tegen de mensen.” (2) Roger Serras was manisch-depressief. In de nacht van 1 op 2 juni 1978 was hij zijn demonen niet meer de baas en verhing hij zich, volgens Daniël van Ryssel “bovendien in het besef dat hij noch als dichter noch als schilder de hoogte had bereikt waarvan hij waarschijnlijk zijn leven lang had gedroomd dat hij die wel zou bereiken.” (3) Louis Paul Boon, zelf ook niet vrij van neigingen tot depressiviteit, was kapot van de zelfgekozen dood van zijn jonge vriend. “Hij dreigt er nu ook zelf mee er een eind aan te maken. Dat alles is nauw verbonden met de hard gevoelde miskenning,” aldus Kris Humbeeck in Onder de giftige rook van Chipka. Op 10 mei 1979 overlijdt Louis Paul Boon in zijn woning te Erembodegem aan een hartaanval. Er wordt rekening gehouden met zelfdoding door een overdosis medicijnen. Ook zijn weduwe Jeanneke Boon spreekt in haar memoires over het geslikt hebben van pillen. Waren het misprijzen en het brandschatten er te veel aan? Roger Serras en Louis Paul Boon hadden de stilte gevonden die ze misschien wel altijd hadden gezocht.

René Leverink

________
Voetnoten
(1) https://schrijversgewijs.be/schrijvers/boon-louis-paul-2/
(2) https://schrijversgewijs.be/schrijvers/serras-roger/
(3) https://gentblogt-archief.stad.gent/2007/10/27/vergeten-schrijvers-roger-serras-3.html

 

 

Meander Klassiekers

In deze rubriek bespreken we elke maand een bijzonder gedicht, dat de tand des tijds heeft doorstaan. Of zal doorstaan. Sinds 2000 zijn in deze reeks ruim 200 analyses verschenen. Klik hier voor recente klassiekers, en hier voor een overzicht van de klassiekers vanaf 2000 – heden.

Reageren op deze bespreking?

Neem contact op met de redactie: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)

Zelf een bijdrage leveren?

Mocht u zelf ideeën hebben voor een bespreking, neem dan tijdig contact met ons op: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres) Joost Dancet, redacteur Meander Klassiekers

     Andere berichten