door Jan Loogman
–
Wat heb ik geleerd van Jeanne Hersch? is de titel van een gedicht van Czeslaw Milosz. Over Jeanne Hersch weet ik buiten dit gedicht niets. Als ik iets over haar nazoek, kom ik erachter dat zij een filosofe was, geboren in 1910. Ze werkte als leraar en hoogleraar en voor de Unesco, en heeft een liefdesrelatie gehad met Milosz.
Twaalf lessen somt Milosz op. Als zesde deze: ‘Dat de verslaving van de intellectuelen van de twintigste eeuw baratin was, ofwel: onverantwoord gekwebbel’. Milosz publiceerde zijn gedicht in 2000, het sterfjaar van Jeanne Hersch. Ik stel me voor dat hij – mocht hij nog leven – in 2023 zou vaststellen dat die verslaving zich in de 21e eeuw heeft voortgezet. Bovendien beperkt hij zich niet tot intellectuelen. Boeren, burgers en bestuurders kunnen er tegenwoordig ook wat van, van dat onverantwoord gekwebbel. Eigenlijk kan iedereen het tegenwoordig. De wereld verbrandt en mensen praten door elkaar heen. Het is om wanhopig van te worden. De twaalfde les die Milosz aan Jeanne Hersch dankt, zegt echter ‘Dat we ons in ons eigen leven niet aan wanhoop mogen overgeven als gevolg van fouten en zonden, aangezien het verleden niet gesloten is en het zijn betekenis ontvangt van onze latere daden.’ Voor ons komt het dus op toekomstige daden aan.
Dat de eerste daad die van het gesprek moet zijn, beseft iedereen. Juist dat heeft tot het onverantwoord gekwebbel op grote schaal geleid. Wie in gesprek gaat, begint immers al gauw te spreken. Zeker mannen doen dat, de mensen over wie vrouwen mij vertellen dat zij almaar harder gaan praten als zij in gesprek zijn.
Kortgeleden was ik bij de uitreiking van de Publieksprijs Amsterdam Nieuw-West 2023. Het bleek dat mijn verhaal op de zesde plaats was geëindigd. Ik hief mijn glas op de winnaar en bedacht dat democratie een groot goed is. Er waren mensen geweest, die hun punten aan mijn verhaal hadden gegeven, maar overall was de kiezer kennelijk een liefhebber van verhalen die minder ingetogen waren dan het mijne. Zo kan het gaan, dacht ik, en tevreden over mijn grootmoedigheid vertrok ik naar huis. Een paar dagen later kwam de uitslag van de landelijke Tweede Kamerverkiezingen en kostte het mij meer moeite democratie positief te waarderen. En toen zei de winnaar van de verkiezingen ook nog dat hij Nederland weer hoop wilde geven. Ik herinnerde me regels van Judith Herzberg in Het Parool: ‘Er gaat een hoop veranderen / werd ons beloofd. // Zelfs de hoop zelf./ Hoop, grote broer van moed.’ Een man die de verkiezingen niet had gewonnen liet weten dat hij en zijn kameraden de democratie zouden verdedigen. ‘Wij laten niemand vallen,’ zei hij en ik beluisterde de suggestie dat de overwinnaar dit wel zou doen. ‘Sterker nog,‘ meen ik hem nu in mijn oor te horen roepen: ‘Sterker nog, hij heeft het al gedaan. Hij sluit mensen al buiten.’ In deze stem hoor ik geen hoop, maar wanhoop. De man die verloren heeft is er al zeker van dat de winnaar en hij elkaar niet kunnen begrijpen. Maar nu hoor ik Toon Hermans zingen: ‘Als wij elkaar niet meer begrijpen, dan wordt de wereld koud als ijs.’ Als het zover is gekomen, is er reden tot wanhoop.
Is het al zo ver? Bevriest onze adem al? Welnee, er is reden hoop te koesteren. Mensen hunkeren naar een gesprek dat tot verstandhouding leidt. Kijk maar eens hoe ijverig wij elkaar de oren van het hoofd praten. We lijden aan het misverstand dat spreken de kern van het gesprek is en verliezen ons in onverantwoord gekwebbel. Het komt er nu op aan dat wij het misverstand onderkennen en stoppen met praten. ‘De beste strategie zal zijn: niets zeggen,’ schreef Milosz in een ander gedicht. Niets zeggen om in gesprek te komen.
Afbeeldingen
Jeanne Hersch, Editorial Acantilado
Hard praten, ID
Luisteren, Core Change