LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Etienne Van den Steen – Tegenlicht

24 jan, 2024

Tegendraadse reflecties en uitgevonden clichés

door Kamiel Choi




In het licht van mijn bureaulamp ligt de in eigen beheer uitgegeven bundel Tegenlicht van Etienne Van den Steen, een Belgisch dichter die eerder een aantal bundels publiceerde maar naar mijn weten gelukkig niet tot een canon behoort.

De bundel heet, aldus de achterflap, oorspronkelijk en tegendraads te zijn. Op het omslag staat een foto van een vaag rotslandschap met een scherpe roofvogel in vlucht. We verwachten een vogelperspectief met zelfreflectie, een dichter graag zijn licht laat schijnen op ‘de dingen’, in dit geval de menselijke verhoudingen en met name de vader-zoon relatie, maar ook tegen dit licht in durft te kijken.

De bundel bestaat uit drie naamloze delen die ruwweg overeenkomen met levensfases (jeugd – volwassenheid – ouderdom). Bij een eerste keer bladeren zie ik een losse verzameling van eigenzinnige gedichten die heel graag iets willen zeggen. Neem nu het gedicht ‘Molokai’ (blz. 33) over het eiland in Hawaï:

Op een zonderling strand als dit hoor ik niemand roepen,
vind ik mezelf niet eens onmisbaar, misschien
met nieuw geduld schrijf ik ooit nog een vulkaan

waarmee ik dit bedoel:

de palmen dansen met zichzelf,
lava sist ondergronds tussen lijken,
neerbuigend kust warme wind de golven.

Het witte zand biedt zich aan de rotsen aan,
zoals jonge vrouwen die willen dat ik verder schrijf
aan mijn eindeloos verhaal van vuur en water lucht en licht.

Aan mijn verleden verhaal.
Niet de vergeten verhaal.

En nog veel véél dieper.

“Een vulkaan schrijven”, palmen die dansen met zichzelf: het klinkt als clichés die nog niet uitgevonden zijn. Het zijn soms onbeholpen, soms intrigerende beelden die heel veel adem- of witruimte nodig hebben. Daarvan is er in deze volle bundel helaas te weinig, wat de zeggingskracht ondermijnt. Ik zie de dichter op dat eiland zitten, kijkend zoals op de ernstige auteursfoto, nadenkend over het lava dat ondergronds sist tussen lijken, want dat is nogal wat. Dat zet een toon, die je als lezer graag dóórgezet wil zien.

In het gedicht dat volgt is het leven een treinreis en leven wij ‘hier tussen ramen en zetels aan beide kanten / tussen beelden en ideeën’ en probeert iemand te praten ‘voordat uit het bagagerek de vragen vallen / die zich op de grond stellen.’ (blz. 34). De eigenheimer die op het eiland aan zijn verhaal schrijft is plotseling iemand in een moeizame liefdesrelatie waar de communicatie stokt.

De bundel moet het vooral hebben van indringende miniaturen, zoals in het gedicht ‘Ondeelbaar’ (blz. 45) dat begint met de imposante regels

Wij zijn ondeelbaar in de tijd
jij het lichaam ik de geest of omgekeerd.

Nu je dit weet en vermits wij bij dit weerzien
naast elkaar zwijgend verder wandelen
niets te vertellen hebben

Zo vallen er nog meer aardigheden te ontdekken, bijvoorbeeld het sprookjesdrieluik ‘Fluctuat nec mergitur’ (‘Het wordt heen en weer gegooid door de golven maar zinkt niet’, sinds 1853 het motto van de stad Parijs) met een tafereeltje als dit: ‘Wij zongen als de blinden, zonken diep en bleven zinken / hier gingen wij te biechten als uitgetelde zondaars / op de bodem waar papavers groeien waar maskers / elkaar een zoen toewensen op een aflaatrozenbed’ (blz. 50).

Toch wil het gros van de gedichten te graag dingen uitleggen en doen zij veel moeite om met spitsvondigheden een waarheid tegen het licht te houden die dan niet de poëtische waarheid blijkt, zoals in het gedicht ‘Moderne marionetten’ (blz. 53):

Zij groeien, elke dag iets minder
tot aan het onvoorziene slotakkoord waar
belangrijk niet meer belangrijk is.

Als vuurpijlen schieten ze zichzelf omhoog
doven uit vallen terug het ongewisse in
vervallen tot marionet van andere belangen.

Tot clowns die voortaan niet meer
aan eigen touwtjes trekken
die eer komt zoals altijd vreemde krachten toe.

Zij zijn zowaar verzonnen door zichzelf
nadien onafgewerkt achtergebleven
om eindeloos aantrekkelijk te lijken.

De lyriek lijkt uit zo’n gedicht vertrokken, het tegenlicht van haar magie ontdaan. Dat is jammer, want het gedicht – en de bundel – lijkt geïnspireerd door een lyrisch sentiment dat verklankt wil worden. Een ander voorbeeld: ‘Zonder enige schijn van zondigheid wikkelen zij zichzelf / in de vergeving van om het even welke god / zij kruipen op de knieën nagelen zich aan een kruis. // Om tenslotte te verzwijgen wat iedereen weet: / dat ego’s nooit bestaan die niet naar beneden tuimelen / in het luchtruim van vergetelheid.’ (blz. 56). Hoe had de man op Molokai dit sentiment tot klinken gebracht, de man van het lava dat ondergronds sist tussen de lijken?

De bundel laat zich door de vele gedichten die iets uit willen leggen met een keur aan metaforen die lijken op vers uitgevonden clichés moeilijk samenvatten, en dat hoeft ook niet te gebeuren in een recensie. Bij mij, wellicht lamgelezen poëzierecensent, beklijft de taal niet. Het tegenlicht wordt niet met de woorden van een vrolijke taalatleet bestookt, maar door een spectrometer gehaald die een variëteit aan spitsvondige frasen en willekeurige beeldspraak genereert.

De vormgeving laat helaas te wensen over omdat het is gedrukt via een online prijsvechter. De opmaak is vrij slordig en inconsistent, en het spierwitte papier vloekt helaas met de bedoeling die ik in (of achter?) de gedichten vermoed. Tegenlicht is een bundel vol gedichten die zeggen hoe het is, maar helaas overladen zijn met goedbedoelde beeldspraak die haar doel voorbijschiet.

Voor de opmerkzame lezer zijn er zeker mooie momenten in en aan deze bundel te beleven. Wat mij betreft komen die vooral voor wanneer er een hoog lyrisch register open gaat zonder dat er iets hoeft te worden uitgelegd, een lyrische slagkracht die de grammatica en dergelijke ordeningsprincipes even doet wankelen.

Het is in ieder geval een verademing dat hij niet de ongeschreven wetten van auteursvakscholen en dichtcursussen volgt, maar een eigen plan trekt en wel ziet waar het schip strandt. Wat mij betreft kan het lyrische schip met heel wat goede wil van de lezer weer vlotgetrokken worden, want de tegendraadse verzen zijn ontsproten aan zeewaardige poëtische beleving.
____

Etienne Van den Steen (2023). Tegenlicht. Brave New Books, 64,blz. € 19,50. ISBN 9789464922677

     Andere berichten

Jan Kleefstra – Winterflarden

Jan Kleefstra – Winterflarden

De magie van poëzie door Maurice Broere - - Op de omslag van de bundel Winterflarden staat een vage afbeelding van wat ik vermoed dat het...

Marc Terreur – Ondersteboven

Kabbelend water door Hettie Marzak - - De titel van deze debuutbundel, Ondersteboven, is op zijn kop afgedrukt en gaat vergezeld van een...