LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Johannus van der Sluis – De groenvoorziening

12 jan, 2024

Ad infinitum

door Ivan Sacharov




‘Als de natuur terug- of meekijkt, dan zal ze niet oordelen’, schrijft de dichter Johannes van der Sluis als laatste regel in het voorwoord bij zijn nieuwe bundel De groenvoorziening. Omdat hij het voorwoord zelf geschreven heeft neem ik aan dat hij het nodig vond om dit aan de gedichten vooraf te laten gaan. Maar waarom eigenlijk? De gedichten ogen niet moeilijk. Ze beschrijven op een tamelijk prozaïsche manier de interactie van ‘een groep bijzondere mensen die zich ontfermen over het stedelijke groen’, zoals op de achterflap vermeld staat. En dan wordt die prozaïsche beschrijving ook nog in hapklare brokjes opgediend doordat elk stukje tekst van een volgend stukje wordt gescheiden door de (heel toepasselijke) afbeelding van een blaadje! Een voorbeeld (pagina 91):

L. is altijd moe
volgens S.
jullie zijn gewoon saai
roept L.
met ijzeren logica
J. zegt tegen L.
dat zijn ramadan
geen echte ramadan is
hij kan toch niet
een beetje eten?
net als met zwangerschap
dan ben je toch ook niet
een beetje zwanger?
het is zwanger
of niet zwanger
ik eet gewoon
twaalf maanden
per jaar
vervolgt J.
om vier uur
als ik thuiskom
nee
J. doet niet
aan halve ramadans

Uit het leven gegrepen, deze regels. De blaadjes heb ik weggelaten: er is wat voor te zeggen om iets naakt te kunnen zien. Ja, wat meteen opvalt is de natuurlijkheid van de tekst. Men zou ook kunnen zeggen: het gebrek aan vorm. Maar dat blijkt schijn. Er zit een kop en staart aan dit uiterst korte verhaaltje. Een tafereel waarin een dialoog plaatsvindt tussen enkele figuren die alleen met hun voorletters worden aangeduid. Een dialoog die wordt geïnterpreteerd door een observator, door wiens ogen de lezer het tafereel a.h.w. bekijkt. Een observator bovendien, die uit wat er gebeurt een conclusie trekt in de vorm van een grappige (ironische) opmerking. Hiermee lijkt de kous wel afgedaan wat deze tekst betreft. Ja, ik kan als recensent ook nog mijn mening geven over dit geheel ‘als gedicht’, natuurlijk. Maar is dat nodig? Iedereen begrijpt toch wat er staat en kan zijn eigen gevolgtrekking maken. En trouwens: voor mijn mening tien andere! Dat gaat deze recensie niet nuttig maken. Als ik er ook nog bij vertel dat de bundel meer dan 170 bladzijden telt, die allemaal gevuld zijn met soortgelijke verhaaltjes (ongeveer opgebouwd volgens hetzelfde principe) zeg ik eigenlijk al genoeg. Gaat u hem kopen? Nou, dan ben ik klaar! Ik schrijf alleen nog verder voor wie twijfelt… Voor wie (meer) gaatjes zoekt in de rots die deze tekst ook zou kunnen zijn. Het voorwoord blijkt in dit geval interessant.

In dat voorwoord reflecteert de dichter op de ontstaansgeschiedenis van de bundel. Hij ging niet zomaar bij de groenvoorziening werken. Hij had een aanvaring met het leven en moest zichzelf terugvinden. Een aanvaring die iets in hem gebroken moet hebben, want hij hoopte dat de natuur hem zou inspireren, en beschouwde ‘het groen als een geheim recept voor een verhoogd Selbstgefühl’. Het groen als ‘heler’ van een verloren zelfvertrouwen? Hij zocht ‘het Absolute’ (ja, wie niet). Het absolute, ook wel ‘het ene’ genoemd, houdt – volgens de dichter alweer – de dingen bij elkaar in deze wereld, waarin ‘alles voortdurend uit elkaar dreigt te vallen’. Het is in zijn verbeelding zoiets als: ‘de Eeuwige aan het werk zien in Zijn tuin die de wereld heet, al is het maar voor even’. Een beetje een op een christelijke leest geschoeide dichter dus. Door de connotatie met het paradijs. Maar goed, zo kom je natuurlijk vanzelf uit bij de groenvoorziening! Zonder gekheid: het voorwoord is óf een excuus, óf een manier om de lezer erop te wijzen dat er een diepere laag in deze teksten zit. Ik wil van het laatste uitgaan (waarschijnlijk klopt het allebei, maar excuses voor gedichten accepteer ik niet). Soms lijken dingen zó gewoon dat je als lezer de neiging hebt ergens overheen te lezen. Dan kan het helpen dat iets je de juiste ‘mind-set’ geeft. In dit geval dus een ‘filosofisch gekruid’ voorwoord.

Dit gezegd hebbende: waar gaat het in bovenstaand gedicht eigenlijk over? Over de ramadan? Over een paar luie kerels die de hele dag lopen te schoffelen? Het is niet zo gemakkelijk om een antwoord op die vraag te geven! Ook in deze (ogenschijnlijk) simpele tekst zitten valkuilen. Neem de eerste regels: L. is altijd moe, volgens S. Daarna roept L (met ijzeren logica): ‘jullie zijn gewoon saai’. Blijkt L. zijn moeheid hier een vorm van ongeïnteresseerdheid? Dan heeft S. een verkeerde conclusie getrokken uit het gedrag van L. En hier komt de aap uit de mouw: zeggen dat L. ‘altijd moe is’, stopt L. in een vakje waar hij nooit meer uit kan. Het is een vooroordeel (stilletjes gebaseerd op een grof-digitale indeling waarin ‘altijd’ tegenover ‘nooit’ wordt gezet), dat als voordeel heeft dat S. niet meer over het gedrag van L. hoeft na te denken. Een vorm van mentale luiheid van S. dus! Grappig, want was het niet juist S. die L. beschuldigde van luiheid? Het wordt maar weer eens bevestigd: wat je zegt dat ben je zelf! J. is er trouwens mentaal niet veel beter aan toe dan S. Hij denkt dat hij kan denken, maar ook de logica die hij gebruikt is er één van dik hout zaagt men planken. ‘Je kunt toch niet een beetje zwanger zijn?’, klinkt nog redelijk. Maar een beetje eten kan wél, ook al zegt J. van niet. Stellen dat je ‘eet of niet eet’, is op zichzelf gezien wel juist, maar mist de context en daarmee totaal ‘de point’. Het is zwart-wit denken binnen een kader dat buiten de context van het onderwerp valt en daarmee een ontkennen van alle grijstinten (en andere kleuren) die in de analoge realiteit bestaan. Nee, J. doet niet aan halve ramadans! Hij ‘doet’ er helemaal niet aan, en vliegt daarmee gelijk maar liever uit de bocht. Rest nog de vraag waarom L. de anderen zo saai vindt. Is het misschien omdat hij wél ‘een ijzeren (lees: onfeilbare) logica’ hanteert? Het echte onderwerp van deze tekst lijkt immers de logica. De bizarre logica van ‘grof’ (digitaal) denken versus een genuanceerd, ‘scherp’ denken. Met zwart en wit alleen valt niet te leven. Maar, zal een slimmerik opmerken, een keuze kun je toch ook niet half maken? Ja, zo blijken er binnen ‘de eenheid van het absolute’ toch twee werkelijkheden naast elkaar te kunnen bestaan. De tekst brengt een paradox aan het licht: denken is uitsluitend, maar dat is meteen de achillespees ervan! Een paradox waardoor we ‘de Eeuwige aan het werk zien in Zijn tuin’? Wie het weet mag het zeggen. Maar zwijgen werkt soms beter (pagina 149):

Vader en kind
komen voorbij gelopen
wat zijn jullie aan het doen?
vraagt het kind
onkruid weghalen
zegt M.
ik zeg niets
maar denk
dat zou ik soms ook wel
willen weten

Deze tekst bevalt mij persoonlijk meer dan de vorige. Lekker bondig en lastig tegelijk. Een absoluut duidelijk antwoord tegenover een duidelijk absolute stilte. Iedere stilte heeft iets ‘absoluuts’, durf ik wel te zeggen. Iedere stilte staat tenslotte tegenover eindeloos veel soorten van geluid. Maar dit terzijde. Trouwens: wie weet wat onkruid is, mag het zeggen. Hoewel het hier ook weer beter lijkt om te zwijgen, want over ‘welke dingen de tuin die de wereld is lelijk maken’ wordt al genoeg oorlog gevoerd. On topic: er wordt in deze tekst – door een kind – één van de aller-diepste vragen ooit gesteld! Maar ik wil u als lezer mijn hersenkronkels daarover verder besparen. Vergeef mij ook dat ik de vraag ‘wat ik aan het doen ben’ onbeantwoord moet laten (de context speelt me parten). Alle tekenen wijzen dezelfde kant op: het wijste antwoord is geen antwoord. Zeker in een wereld waarin je nauwkeurig moet zijn, en er toch zoiets als pi bestaat. Gelukkig dat de natuur in haar voortgang niet oordeelt als ze terug- of meekijkt: ik zou deze hele recensie eindeloos opnieuw moeten schrijven.
____

Johannes van der Sluis (2023). De groenvoorziening. Lebowski Publishers, 180 blz. € 22,99. ISBN 978 9048869398

     Andere berichten

Alex Deforce – Tussenbruggen

Alex Deforce – Tussenbruggen

Een brug te ver door Maurice Broere - - In het boek zit een soort sticker met een QR-code. Als je die opent, krijg je een soort...

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...