‘Bij poëzie voelt het alsof je meer ruimte hebt dan bij proza.’
door Mirthe Smeets
Liesbeth Huijer, literair vertaalster uit het Noors en Zweeds, ontwikkelde haar passie voor poëzie tijdens haar werk bij Poetry International in Rotterdam. Met ruim elf jaar in Noorwegen en een studie Scandinavistiek in Trondheim en Oslo, heeft ze een goed inzicht in de hedendaagse Noorse literatuur. Sinds 2019 is Liesbeth fulltime vertaalster, met Rotterdam en het Zweedse platteland als thuisbasis.
foto © Rosa van Ederen
‘De boog kan niet altijd gespannen zijn’ is Liesbeths credo. Toch dóet deze taalliefhebber juist heel veel. Niet alleen zorgt zij voor stapels vertalingen, ze is ook nog elk jaar – samen met vriend Ole Andreas – organisator van het kleinste filmfestival ter wereld. Gelokaliseerd in haar eigen huis en tuin, in Zweden, met een opvallend creatieve randprogrammering.
Volledig kiezen voor het vertalen
In 2019 besloot Liesbeth, in het jubileumjaar van Poetry International, volledig voor het vertalen te kiezen. Haar werk bij Poetry voelde als afgerond, trots keek ze hoe anderen het stokje overnamen en verder gingen. Ook de klussen bij andere festivals bouwde Liesbeth af. Het was een gevoel: het moment was er. Ze wilde het gewoon eens proberen. Ze zou wel zien hoe het uitpakte. Het bleek een succesvolle zet. Al snel kreeg zij diverse opdrachten en erkenning in de literaire wereld. Liesbeth vertaalt naast poëzie ook literatuur en misdaadromans.
–
Mijn zusje sliep in een wit spijlenbed. Het leek op een vogelkooi. Op een caviahuisje. Mijn zusje fietste altijd op haar driewieler in huis rond. Ze fietste urenlang. Ze zag eruit als een spook. Ze leek op mijn moeder op de dag dat mijn vader doodging. Dezelfde verwardheid, dezelfde bleekheid. Mijn moeder deed de keukenkraan open, het water stroomde, mijn zusje stak haar hand in de straal en wilde spelen. Mijn moeder gaf haar een klap. Buiten zongen de vogels en de sprinkhanen. Even later lag mijn zusje tegen mijn moeders borst te slapen. Ik liep naar de zee. Een vos trippelde rond in de branding. Ik waadde het water in. Ik begon te rillen. Ik werd wit. Ik werd grauw. De vos trok me aan land. De vos wikkelde me in een handdoek en droeg me terug naar huis. De vos was een goede vos. Hij had slechts deze ene ambitie.
–
–
uit: Mona Høvring: Meisje met doodshoofd, Azul Press, 2021
(te bestellen via de uitgever)
Werkwijze
Liesbeth werkt meestal aan meerdere vertaalklussen op één dag. Zo houdt ze het voor zichzelf interessant, door voldoende variatie aan te brengen in haar werk. Tijdens de live-afspraak showt ze drie Word-bestanden op haar laptop.
Poëzie vergt focus
Het werken aan vertalingen van gedichten vergt de meeste inspanning. Het luistert net wat nauwer dan het vertalen van proza. Ondanks die inspanning haalt Liesbeth veel voldoening uit het vertalen van poëzie. De manier van vertalen vindt ze ook prettig. Haar uitleg: ‘Je kunt bij poëzievertalingen een duidelijke keuze maken. Behoud je het ritme? Of ga je toch voor de alliteratie? Of wordt het een abstractere vertaling met volledige vrijheid? Hoe dan ook: bij poëzie voelt het alsof je meer ruimte hebt dan bij proza. Jij, of iemand anders, zou altijd vanuit een andere insteek een andere vertaling kunnen maken. Dit hoeft niet de enige, definitieve versie te blijven.’
Vanwaar dan dat gevoel van focus? Een vertaler wil alles wat de dichter in een gedicht heeft gestopt toch zien, en dan bewust kiezen hoe je ermee omgaat. Liesbeth geeft een voorbeeld van een afwijkend detail dat zij bewust in een gedicht heeft behouden. De oplettende lezer ziet dit. Sommige mensen lezen eroverheen. Dat is niet erg. Maar het is juist een pareltje voor degene die oplet. Liesbeth: ‘De Noorse dichter Moe-Repstad noemde het medicijn ‘marevan’ in een gedicht (19 vergiftigingen: 8e vergiftiging, pp. 38-41) en maakte er ‘maravan’ van, als verwijzing naar de hagedis in dezelfde regel.
Het was een bewuste fout in de naam van het medicijn om de verwijzing naar de hagedis erin te krijgen. In het Nederlands heb ik er ‘marevaan’ van gemaakt. De ‘e’ heb ik dus weer teruggebracht, en de fout heb ik in de dubbele ‘a’ gestopt.’ Liesbeth kreeg van Moe-Repstad complimenten over deze aandachtige manier van werken. En zo hoort zij dit wel vaker van dichters waarmee ze samenwerkt. Het is die secure, weloverwegen vertaalhand die Liesbeth typeert.
–
Het sneeuwt natte soldaten
en ik laat de kou het onkruid doden
–
ze zeggen dat de bijen sterven
dat de appelbomen in rechte rijen groeien
en dat mensen sterven als ze bloeien
–
nog steeds groeien leeuwen op de savannes
maar onder de acacia’s sterven ze als onkruid
kadavers, pesticiden:
–
‘let’s round ’em up’
–
ze zouden neofobisch moeten zijn als ratten
alleen even proeven en wachten, wachten op het onbehagen
kijken of het onkruid doodgaat, niet de mensen
die in de rijm schrijven op de reageerbuis:
–
‘we zullen doden met bloedverdunners
jullie bloeden dood door superwarfarine’
–
aderen barsten, het hart scheurt, de hersenen drijven
in craniaal bloed
–
we zijn de geduldigen en belegeren met
de natste, koudste soldaten
die we hebben
–
ik herinner me de langste perioden van bedrust
en de Marevaan, geen uitgeroeide hagedis, de Marevaan
die het bloed verdunt als het hart krimpt
–
de rat herinnert zich het onbehagen vierentwintig uur lang
vierentwintig uur lang zijn we ratten
en houden lezingen voor leeuwen:
–
‘Roundup in antilope, zebra en gnoe’ *
–
geen speerwond in leeuwenlijven
geen spoor van de sprong van de roodgekleden
–
maar van botsauto’s en leeuwen met schotwonden
vanuit een omheinde kermis
–
–
–
* Glyfosaat is een breed-spectrum herbicide dat vooral wordt gebruikt tegen breedbladig onkruid en grassen die jaarlijks oogsten over de hele wereld bedreigen. De scheikundige John E. Franz van Monsanto ontdekte in 1970 dat glysofaat onkruid doodde. Monsanto verkocht het middel in de jaren zeventig onder de merknaam ‘Roundup’. Sindsdien is Roundup een groot probleem op het Afrikaanse continent, waar het lokaal wordt geproduceerd en op de zwarte markt wordt verkocht als een middel om leeuwen te vergiftigen die een bedreiging vormen voor het vee van de lokale bevolking.
–
–
uit Nils Chr. Moe-Repstad: 19 vergiftigingen, Azul Press, 2017
(te bestellen via de uitgever)
Bescheiden
Als je met Liesbeth praat, krijg je enthousiast vele tips: die en die dichter heeft weer wat moois geschreven! Maar ook: heb je die of die film, dat boek, die tentoonstelling al gezien? Het is kenmerkend voor Liesbeth dat zij goed op de hoogte is van wat er gebeurt in de culturele wereld. En dat zij, waar het kan, het lampje graag op de ander schijnt. Dat ze het werk van een ander bewondert. En vindt dat wat zij doet vanzelfsprekend is. Uiteraard is dat laatste zeer onterecht en kunnen wij zonder overdrijving zeggen, dat Liesbeth een zeer getalenteerde, nauwkeurig werkende literair vertaler is die hopelijk mooie vondsten aan de wereld blijft geven.
Iemand die nuchter is, Rotterdams van huis uit. Van nature nooit oordeelt. Werelds ingesteld, met kennissen en vrienden overal op de wereld, zonder daarmee te koop te lopen. Rustig. Grappig. Niet materialistisch. En vooral niet elitair. Lekker zichzelf.
Dankzij Liesbeth mag je mee naar Scandinavië.
–