‘het helen van oude wonden’
door Gerard Scharn
Robin Block (Heemskerk, 8 februari 1980) is een duizendpoot. Hij groeide op in Uitgeest als zoon van een Indische vader en een Nederlandse moeder. Hij studeerde Engelse literatuur aan de Vrije Universiteit Amsterdam en studeerde af op dystopische literatuur als vorm van maatschappijkritiek bij Aldous Huxley en Michel Houellebecq. Block voerde zijn poëzie, muziek en voorstellingen op in binnen- en buitenland, onder andere bij Lowlands, Oerol, Winternachten, Volkbühne Berlin, Kommunitas Salihara Jakarta, Ubud Writers and Readers Festival en Motel Mozaïque.
Ook op YouTube is Robin te vinden: hier op de 9e Indië lezing in Amsterdam, of hier in JANGAN LUPA , één van de vijf hoofdstukken van de poëziefilm MANUAL FOR THE DISPLACED, winnaar Nederlands Poëziefilmfestival 2021.
De gedichten bij dit interview komen uit de bundel Handleiding voor Ontheemden, Atlas Contact, 2023.
foto © Frederik Petzoldt
Allereerst gefeliciteerd met de Granate prijs 2023 voor je recente bundel Handleiding voor Ontheemden.
Je bundel trof me als een bandjir van verbaal meesterschap waarin ik stroomopwaarts leek te zwemmen om grip te krijgen op de inhoud in plaats van mij mee te laten voeren.
De bundel is geschreven als een reisverhaal met verschillende personages en verhaallijnen, waarbij oude en nieuwe generaties met elkaar worden verbonden. Om die reden is het niet een doorsnee dichtbundel, maar de verhaallijnen komen geleidelijk steeds meer samen. De bundel begint met de aankomst en moeizame ‘repatriëring’ van mijn grootouders vanuit voormalig Nederlands-Indië in Nederland. Deze wordt gespiegeld door de verteller die als derde generatie in Nederland juist terugkeert naar het Indonesië van nu. Dit levert allerlei tegenstellingen en dwarsverbanden op tussen de verschillende generaties. Ik heb geprobeerd om juist de pijnpunten hierbij te beschrijven, maar wel ook met gedoseerde humor. De onderliggende vraag die de bundel stelt is ‘wat betekent het om je thuis te voelen? Kun je een thuis creëren voorbij landen en vlaggen?’
In Terug naar Negri Pan Erkoms beschrijft Rudy Kousbroek zijn indrukken van een land dat hij als zestienjarige heeft verlaten en dat hij na dertig jaar weer terugziet. Hij is niet onverdeeld gelukkig met wat hij aantreft. Wat waren je eerste indrukken toen je in het land van herkomst van je grootvader aankwam?
Voor een deel was het meteen een warm gevoel van herkenning en thuiskomen, en dan vooral op zintuigelijk vlak: de geuren, de manier van praten, omgang en bewegen van de mensen. Maar daarnaast was er ook een gevoel van vervreemding, omdat Indonesië een ontzettend boeiend en complex land is met allerlei spannende, soms onnavolgbare contrasten en tegenstrijdigheden. Oude spirituele tradities botsen met modern kapitalisme, gemeenschapsgevoel staat soms op gespannen voet met corruptie, prachtige landschappen vloeken met bergen puinzooi en verbrand plastic. De republiek Indonesië is een relatief jonge natiestaat met een zeer jonge bevolking die heel actief is online en op the socials. Op het gebied van kunst en media gebeuren er dus ook allemaal spannende dingen, en net als ik zelf doe, zoeken ook Indonesische kunstenaars naar nieuwe hybride vormen om hun identiteit vorm te geven.
MIJN BLOED
ik draag de stank van tabak, mijn aderen
vertakken zich langs oude plantages, mijn spieren
mengen kalmte met geweld – de stem
van een voorvader buldert door mijn keel
ik heb zoveel te bewijzen
in mijn mond strijden verschillende tongen,
de ruggengraat van een nyai draag ik,
de kinderen die zij baarde zijn kinderen
die haar niet meer toebehoren
haar handen, mijn polsen, zoveel kwijtgeraakt
in mijn bloed galmt het gezang van gevangenen,
de dreun van een geweerkolf – een rode stip
spat op wit katoen, grootmoeder hurkend
in de kokendhete middagzon
door mijn hoofd loopt een verbogen rails,
een dwaalspoor ingehamerd
bij de volgende generaties:
aanpassen! aanpassen!
herinner je de winter, de eerste
die ons allemaal bevroor
jouw voeten, mijn voeten
bloot en koud op vreemde grond
opa verstopt zijn oorlog
in elk oog een dolk
in zijn glimlach een verloren jongetje
en ik heb vlaggen
te verhangen,
kransen waarvan ik niet meer weet waar ik ze leggen moet
In hoeverre leven in het huidige Indonesië (nog) de herinneringen aan de overdracht en hoe hebben deze een plaats gevonden in je bundel?
Onlangs vond de overdracht plaats aan Indonesië van een aantal museumobjecten, die door velen als roofkunst worden gezien. Denk hierbij aan tempelbeelden, kostbare juwelen, een bijzondere oude koran en artefacten van de vrijheidsstrijder Diponegoro. Een aantal koloniale erfgoedgebouwen is grondig gerestaureerd. Ondernemers flirten met tempo doeloe restaurants, themafestivals i n theatrale reenactments in kostuums. Er is recentelijk een aantal films uitgekomen over de koloniale periode, waaronder Bumi Manusia naar het boek van de beroemde Indonesische schrijver Pramoedya Anata Toer.
Je ziet wel dat in Indonesië de geschiedschrijving lang gedomineerd is geweest door het militaire apparaat, dus een deel van de geschiedschrijving heeft nog altijd een sterk nationalistische teneur. Daarnaast is het land nog veel bezig is met de verwerking van een meer recente geschiedenis, namelijk het Suharto-tijdperk (1965-1998), en dan in het bijzonder met de heksenjacht en moord op vermeende communisten en etnische Chinezen.
Heel lang zijn het toch twee losgezongen verhalen geweest; hoe Nederland en Indonesië afzonderlijk van elkaar tegen hun gedeelde geschiedenis aankeken. Gelukkig heb je aan beide kanten inmiddels historici, erfgoedprofessionals en kunstenaars die de boel meer met elkaar in verbinding willen brengen en daar graag werk en ideeën over uitwisselen. Op persoonlijk vlak merk ik vooral dat als het contact respectvol en op gelijke voet verloopt, er weinig rancune heerst over het verleden bij Indonesiërs. Als lompe Nederlandse toeristen echter de neokoloniaal komen uithangen en overal voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten, dan zie je dat dit verleden nog wel degelijk mee resoneert.
SEMAR
er woedt een oorlog
op het breekpunt van licht
en donker, tussen mens en schepper
dansen schimmen
wat goed is, komt van links, wat slecht is van rechts
een grijs woud ertussenin geplaatst
ik kijk naar de rug van de poppenspeler
de geschiedenis flakkert in spiegelbeeld
een oude god spreekt, diep vanuit zijn buik,
sluit zijn zinnen af met scheten
hij heeft de berg ingeslikt, de zon opgegeten
nog steeds is er die honger
een heel universum draagt hij
in het puntje van zijn haar
– laat die haar niet splijten
ik vraag om een teken van leven,
en het dunst denkbare armpje verheft zich
In je bundel komen tal van aspecten aan de orde met de nadruk op de oermoeder en haar adviezen. Neemt haar nageslacht deze nog ter harte?
In mijn bundel heb ik de personages Oermoeder en Voorvader Tabak vooral ingezet om de ongelijke machtsverhouding van de koloniale maatschappij voelbaar te maken. Daarnaast hebben ze ook iets weg van een klassiek koor, en soms van die twee oude muppets op het balkon: ze becommentariëren de zoektocht van de verteller in de bundel. Voorvader Tabak is daarbij vooral van het verleden laten rusten, wat hem natuurlijk goed uitkomt. Oermoeder vecht daarentegen voor erkenning en voor het boven water krijgen van weggestopte verhalen. Ze houdt daarbij een flinke vinger aan de pols bij het wel en wee van de verteller, en ze probeert uiteindelijk om contact met hem te leggen, om zodoende de Indonesische kant van de bloedlijn weer met hem in verbinding te brengen. Daarnaast geeft ze via door mij verzonnen sprookjes ook kritiek op het koloniale verleden, zoals de politionele acties. Los van de fictie van het boek zou je kunnen zeggen dat de interesse in de voormoeders samenvalt met het helen van oude wonden, het compleet maken van de familiegeschiedenis, en met een nieuwsgierigheid naar die delen van de Indonesische cultuur die de eerste generatie deels heeft weggestopt, zoals de taal, de spirituele tradities (o.a. de kris), pencak silat (krijgskunst), traditionele kunstvormen, geneeskunde en recepten.
Naast plaatsen van herinneringen, kerkhoven et cetera, maakt de lezer ook kennis met een uiterst dynamische samenleving met alle kenmerken van de moderne tijd. Heeft bij de beschrijving hiervan nostalgie of een gevoel à la recherche du temps perdu een rol gespeeld?
Eigenlijk ben ik vooral gefascineerd hoe oud en nieuw samengaan en dus naast elkaar bestaan.
Bijvoorbeeld hoe lokale ondernemers het koloniale verleden soms inzetten als verdienmodel. Ik ben in cafés geweest met oude Gazelle-fietsen, plastic tulpen en VOC-logo’s in de tafeltjes gebrand.
Tussen een schier eindeloze stroom van publicaties over verleden en toekomst van Indonesië die doen verlangen naar een rokok kretek en betelnoten of een ritje in een bedjak is de werkelijkheid die van een andere orde. Leven de ideeën nog van Tjalie Robinson (Jan Boon) voor wat betreft het behoud van een eigen identiteit in de diaspora; zal de Oost-Indische inkt ooit opdrogen, en zal de rijsttafel zijn status van immaterieel erfgoed behouden?
In Indonesië pleegt men te zeggen: ‘eer je geschiedenis, maar beweeg mee met je tijd’. Dat geldt denk ik ook voor de huidige generatie Indische Nederlanders in Nederland. Ik denk dat, met het ontvallen van de eerste generatie, de eerstehandsbeleving van de Indo als etnisch gegeven of ‘koloniaal product’ verschuift naar die van de Indo als cultureel gegeven. Mijn bundel doorloopt deze route ook. Je ziet dat de huidige derde generatie zich juist weer verdiept in haar wortels, identiteit en culturele achtergrond. Dat komt ook omdat de eerste generatie zich heeft moeten aanpassen, of beter gezegd assimileren, aan de Nederlandse maatschappij om een nieuw leven op te kunnen bouwen na een heftige periode van oorlog en ontworteling. Personen als Tjalie Robinson, zijn echtgenote Lilian Ducelle en iemand als Paatje Phefferkorn (pencak silatpionier en ontwerper van de Indo-Melativlag) hebben er echter vanaf het begin altijd voor gestreden dat de groep Indische Nederlanders haar identiteit en geschiedenis niet wegstopte, maar een eigen plek kreeg in het collectieve verhaal hier in Nederland in plaats van er als een geruisloos bruistablet in op te lossen. De nieuwe generatie staat dan ook op hun schouders en bouwt hierop voort, maar wel vanuit een kritisch perspectief op kolonialisme en met een verlangen om de banden met het huidige Indonesië weer aan te halen, op een gelijkwaardige manier deze keer. Zij verdiept zich nu juist in de weggestopte kant van hun familiegeschiedenis, bijvoorbeeld in hun voormoeders, de zogenaamde nyais, d.w.z. de Indonesische vrouwen die doorgaans huismeid en concubine tegelijk waren van hun Europese voorvaders Ook in mijn bundel speelt de voormoeder een zeer belangrijke rol, en wordt ze tegelijkertijd gespiegeld door een jonge moderne Indonesische vrouw anno nu.
–
–
AARDPLATEN
en toch, mijn handen kennen de gebaren,
mijn huid de zon, mijn mond de smaak
thuis is in mijn lichaam
hoe moet ik anders liefhebben?
de wind kerft een voorouder in mijn gezicht
een glimlach die zich achter mijn kaken hecht,
een zoete klank nestelt in de groef van mijn tong
muren schuiven over elkaar en trekken een landschap open
licht van een eeuw eerder strijkt als een kwast over het zandpaadje
soms kun je even horen,
wat jou al een leven lang roept
soms maak je zomaar
een beweging die iemand
generaties eerder in je
pezen sleep
diep onder mij verschuiven aardplaten,
wordt met gloeiend puin gesmeten,
kolkt een vloeibare zon
die massa’s lava
uitbraakt
ik voel alleen het trillen