LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Kurt De Boodt – Mal dood lam

28 feb, 2024

Gedoemde pastorale

door Hettie Marzak




Voor Kurt De Boodt is het schrijven van gedichten in de eerste plaats woordkunst, het spelen met woorden en vormen. Dat wordt al duidelijk bij de titel van zijn vijfde bundel Mal dood lam die zich als palindroom ook van achteren naar voren laat lezen. Ook de titel van een van de gedichten is een palindroom: ‘God, red nu een mal dood lam, nee, underdog’. Dit zijn duidelijk talige gedichten waarover is nagedacht door een dichter die zich ‘een mens van de schone kunsten’ noemt. Net als de vroegere rederijkers legt hij zichzelf strenge regels op bij het schrijven van gedichten, waarbij vorm en taalbeheersing centraal staan. Een voorbeeld hiervan is het rondeel ‘Welkom in graasland’, geschreven met slechts twee rijmklanken, – elen en –echt, en met twee refreinregels. Het is een knap staaltje van rederijkerspoëzie, die evenwel niet gekunsteld overkomt. Naast het rondeel bevat de bundel ook prozagedichten, dialogen en visuele poëzie. Wie denkt dat waar de strenge regels voorop staan, de bezieling tekort schiet, vergist zich. Ook in vaste vormen kan emotie schuilgaan. Maar De Boodt houdt die met straffe hand in toom en streeft een evenwicht na tussen nuchterheid en gevoelens, dat hij tracht te bereiken door aandacht voor klank, herhaling en speelse variatie in versvorm.

Volgens de informatie op de achterflap heeft De Boodt de grote stad verlaten om zich te vestigen op het platteland, samen met een herdershond en een kudde schapen. Maar van een ‘pastorale’ de ondertitel van de bundel, is echter geen sprake. De dood kondigt zich al aan in de titel, maar lijkt tegelijkertijd niet serieus genomen te worden door het adjectief ‘mal’. Er klinkt meewarigheid uit de titel, maar ook een soort van berusting omdat een lam nu eenmaal het dier bij uitstek is om de offerdood te sterven. Ook de titels van de afdelingen zijn veelzeggend: ‘Arcadiërs, blijf in je bergen zingen’ lijkt een aansporing te zijn om het leven op het platteland puur te houden, maar houdt ook een verwijdering in stand van de ik-figuur tot zijn omgeving. De stedeling blijft een ‘buitenstaander onder de omstanders’, al doet hij nog zo zijn best om te integreren. Dat zet zich voort in de titel van de tweede afdeling: ‘Verwarring op alle akkers’. Tegenslagen zijn niet te vermijden en zetten alle gemaakte plannen op hun kop: lam wordt herder, herder wordt schaap en de hond die diende om de kudde te beschermen, wordt een roofdier dat de schapen aanvalt. In de titel van de derde afdeling nadert het afscheid: ‘Vaarwel, eens waren jullie gelukkig’. Of dit slaat op de bewoners van het platteland of op de dichter en zijn gezin wordt in het midden gelaten. Dat er sprake is van een afscheid, omdat de omstandigheden anders hebben uitgepakt dan verwacht, is duidelijk. De natuur mag dan de leermeesteres van de kunst zijn, het is moeilijk om kunst en cultuur af te werpen en te midden van de natuur een idyllisch bestaan te gaan leiden. Tot die conclusie is De Boodt ook gekomen, al constateert hij dat met humor en zelfspot.

In alle gedichten in deze bundel wordt verwezen naar bekende namen uit kunst, muziek en cultuur. Het zijn er te veel om op te noemen, maar gelukkig heeft de dichter achter in de bundel een bladzijde gewijd aan iedereen die meegezongen heeft in het ‘Mal dood lam-koor’, zoals De Boodt het zelf noemt. Alleen Annie M.G. Schmidt ontbreekt, die toch de inspiratie geleverd kan hebben met haar gedicht ‘Het vissenconcert’ (‘Enkel de oester speelt woester en woester’) voor het klankgedicht ‘Zang aan de sirene (naar Tim & Jeff Buckley & Liz Fraser)’:

Ik ben verloren als pasgeboren
Ik ben de oester alsmaar woester
Ik zing jou toe, jij wou niet horen
Ik ben verloren als pasgeboren
Jij was de was, klonk vast in oren
Ik ben hier – hier ben ik! – zwem, zink en koester
Ik ben verloren als pasgeboren
Ik ben de oester alsmaar woester

Het spel van klanken levert een bijzonder melodieus gedicht op, dat ook na dagen niet uit je herinnering verdwijnt. De muzikale poëzie uit deze bundel leent zich sowieso heel goed om voor te dragen.

Alle schapen uit de kudde dragen de naam van een bekende vrouw: Charlotte, Emily, Angela, Yoko. Dat is de grootste fout die een herder kan maken: geef een dier een naam en je gaat je eraan hechten, waardoor de dood ervan je rauw op het dak zal vallen. Daarom misschien is de dood zo prominent aanwezig in veel van de gedichten, die De Boodt ‘nenia’s’ noemt, klaagdichten of treurdichten: Paulette gaat dood, evenals Simone en Malle Schwarzie en ook Blanche:

Liegeliedje

Je blijft, blijft aldoor spinnen,
zwaait me uit met je staart.
Sssst, slaap nu maar, Blanche,
krom krimphoopje op schoot.
Slaap nu godverdomme toch!
Sssst, slaap, alles komt goed
wiedewin, slaap nu maar in spin,
———-                               –spin,
———                               —spin,
———-                               –spon.

De Boodt laat zien hoe de hooggestemde verwachtingen van het ‘terug naar de natuur’-denken strandt op de realiteit. Achter elke idylle gaat een andere, hardere wereld schuil. We kunnen niet zomaar zonder meer de erfenis van kunst en cultuur, die ons gevormd heeft, van ons afschudden. ‘Kunst redt de wereld niet. / Geen kunst redt het nog minder.’, zegt de dichter in het gedicht ‘F staat voor Froteufel’, waarvan het eerste deel luidt:

Ik weet dingen die ik liever niet had geweten.
Van sommige van die dingen ben ik inmiddels
blij dat ik ze te weten kwam. het maakt me
meer mens. Wie wil er nu onwetend blijven?

Andere dingen die ik te weten ben gekomen,
doen me ronduit wanhopen. Nog andere zijn
te banaal voor woorden, te weinig sociaal.
Al dat hikkerig gedoe is goed voor een quiz,
als je er op tijd weet op te komen.

Nu, later als ik groot ben, wil ik weer geloven.
Niet in god, in goed, mooi, echtig en techtig,
in lang en gelukkig, tegen beter weten in als
het moet, betweterig, tot de mast kentert.

In Roodkapje, Doornroosje, Sneeuwwitje
van de gebroeders Grimm wil ik geloven.
In de Grimms wil ik geloven.

Een poëtisch credo van een dichter die heel goed weet dat de wereld niet te redden valt door te ontkennen wat er speelt, maar die blijft hopen, tegen beter weten in, dat de ons omringende werkelijkheid dragelijker wordt door meer aandacht voor natuur en dieren. En aandacht voor de kunst natuurlijk. Daar draagt deze intrigerende bundel ook aan bij.
____

Kurt De Boodt (2024). Mal dood lam. Wereldbibliotheek, 88 blz. €22,99 ISBN 9789028453425

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...