LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Die mijn aderen doorstroomt

3 mrt, 2024
door Jan Loogman

 

Ik ben geboren in een klein huis. Het stond aan de dijk langs de ringvaart van de Haarlemmermeer. Aan de overkant van het water graasden roodbonte koeien. Dit huis, voor mij, is lijk de moederschoot, schreef Marnix Gijsen. Voorbij het grasland was het dorp Sloten te zien. Wij konden daar komen door van huis uit honderd meter langs de dijk te lopen, de brug over te steken en de Sloterstraatweg in te slaan, de dorpsstraat. Het dorp is een lange straat, dichtte ik later. De bakker, de kapper, de autogarage, de smid, de kruidenier, de drogist, ze zaten er allemaal. Als we erheen gestuurd werden om een boodschap te doen, werden ze bij naam genoemd: Jan de Lange, Herman Kuijkhoven, Simon Olie. Soms als we ’s ochtends vroeg geen brood in huis hadden, moest een van ons even de brug over om bij Scheltes achterom te lopen en in de bakkerij een nog warm brood te halen. Op andere tijdstippen konden we naar Simon Olie, de drogist, of Joop Kool, de slager gestuurd worden. Hadden we de lange straat helemaal doorlopen en waren we ook de rooms-katholieke kerk en het daar tegenovergelegen café Kerkzicht gepasseerd, dan stond rechts van de straat het huis van onze opa en oma.

De herinneringen aan ons huis, de ringvaart waarin we zwommen, de brug, het dorp Sloten, het huis van oma draag ik mee en kan ik delen met mijn zussen en broers. Soms is er verschil tussen onze herinneringen. Bakker Scheltes sloot als een van de eerste middenstanders in het dorp zijn zaak en daardoor hebben de jongsten van ons nooit in de vroege ochtend bij hem een versgebakken brood gehaald. Mijn oudere zussen zaten op gymnastiek en liepen eens in de week naar de Slotense gymzaal, terwijl ik en mijn broers voetbalden bij de rooms-katholieke sportvereniging en onze trainingen op het veld hadden. Maar onze belevenissen speelden zich af in een gedeeld kader: het dorp met zijn winkels en rooms-katholieke verenigingen. Een kader dat stilaan verloren ging. Naarmate de tijd verstreek, sloten steeds meer winkels in het dorp en verloor de katholieke zuil aan bindende kracht. Voor ons, wonend in dat kleine huis aan de dijk, kwam daarbij dat wij zelf niet in het dorp Sloten woonden. Onze ouders kwamen ervandaan en bleven erop georiënteerd omdat we er zo dichtbij woonden, maar wij gingen op school in het dorp aan onze eigen kant van de brug: Badhoevedorp, waar ook steeds meer winkels kwamen. Mijn moeder ruilde de kruidenier van Sloten in voor die in Badhoevedorp en later voor de supermarkt van De Gruyter; het veld van onze sportvereniging verhuisde van Sloten naar Badhoevedorp. Kortom, het dorp veranderde en ook wij veranderden.

Toch blijft Sloten speciaal voor mij. Café Kerkzicht is er nog altijd en de enkele keer dat ik daar binnenstap, hoop ik dat de tafel bij het raam vrij is. Daar zat mijn vader in de jaren na de Tweede Wereldoorlog op zondagochtend na de heilige mis. Voor zich op tafel legde hij een ruitjesschrift. Hij kreeg een kop koffie, terwijl de kerk aan de overkant leegstroomde en de ene jongeman na de andere de straat overstak, het café binnenstapte en zich meldde aan het tafeltje bij het raam. Mijn vader keek wie hij voor zich had, zocht diens naam op in het ruitjesschrift, nam het toegestoken dubbeltje in ontvangst en noteerde in het schrift dat deze week de contributie was voldaan. Daarna kwam de volgende voetballer zijn betaling doen. Als de stroom ophield, stak mijn vader zijn hand op naar Kompier, de caféhouder, en deze schonk voor hem een jonkie in.

Tegen de tijd dat ik oud genoeg was om met mijn vader mee te gaan was deze gang van zaken verleden tijd. Toch behoort dit tafereel tot mijn herinneringen. Ik dank dat aan anderen, mannen die daar ooit als jonge kerels in de rij stonden om hun contributie aan mijn vader af te dragen en daarna in het café te drinken, te biljarten of gauw  naar huis te fietsen om nog iets te eten voordat zij ’s middags het voetbalveld op gingen. Ik koester de herinnering omdat mijn vader geduldig en rustig daar zat, op die zondagochtenden lang geleden. Zo heb ik hem zelden gekend, maar zo is hij kennelijk ook geweest. Regels van Peter Theunynck komen bij me op: En ik verlies u zoals altijd / uit het oog, terwijl u toch / mijn aderen doorstroomt.

 

afbeeldingen:
de koeien, Stichting Zeldzame Huisdierrassen, ons Levend Erfgoed
de brug, Stadsarchief Amsterdam
de dorpsstraat, Stadsarchief Amsterdam

     Andere berichten

Stilte, de dichter dicht

door Hans Franse   Bij het opruimen van mijn boekenkast kwamen niet alleen wolken stof uit de boeken, maar ook stof voor een nieuwe...