Haliastur (1964) is een recent pseudoniem. Leeft in Gent. Schrijft poëzie. Publiceerde onlangs op De Schaal van Digther, zeer binnenkort ook in Het Liegend Konijn (editie 2024/1). Werkt aan een eerste bundel.
In zijn gedichten tast hij de vervreemding en de mystiek af in menselijke relaties en in de verhouding tussen mens en wereld.
voor het raam
–
Wanneer ik voor het raam ga staan voel ik me opzichtig,
een standbeeld zoals iemand het verzon in een ander werelddeel.
–
Concreet blijft het huis verankerd.
Er moeten muren bestaan waar ik voorbij kan komen.
Mijn gelaat vertoont lijnen die ik herken uit andere tijden.
In het lange vergeten heb ik mij nooit bekwaamd.
–
In de verte lacht een hond
vermomd als huilen.
Je mag je zwakste kant niet blootgeven.
–
Heel af en toe knippert een ster tussen de lakens van de nacht.
Men zendt vaak tekens aan wie het niet verwacht.
–
Ik hoor iemand door het huis dolen,
deuren vergrendelen.
–
Als jij me vasthoudt wanneer ik val
blijf je dan overeind?
–
Wanneer ik voor het raam ga staan voel ik me opzichtig,
een standbeeld zoals iemand het verzon in een ander werelddeel.
–
Concreet blijft het huis verankerd.
Er moeten muren bestaan waar ik voorbij kan komen.
Mijn gelaat vertoont lijnen die ik herken uit andere tijden.
In het lange vergeten heb ik mij nooit bekwaamd.
–
In de verte lacht een hond
vermomd als huilen.
Je mag je zwakste kant niet blootgeven.
–
Heel af en toe knippert een ster tussen de lakens van de nacht.
Men zendt vaak tekens aan wie het niet verwacht.
–
Ik hoor iemand door het huis dolen,
deuren vergrendelen.
–
Als jij me vasthoudt wanneer ik val
blijf je dan overeind?
zag hoe je
–
Ik zag hoe je de rivier in ging
en nauwelijks weerkeerde, een stukje
kruin dat af en toe traag bewoog.
En dat het me niet verontrustte.
–
Achter mijn oogleden kraakt
een noordenwind mijn grenzen
dicht, want liefste, ik zal blijven
voorbijgaan en niet zoals de ganzen
in het veld jaar na jaar verrijzen.
–
De kleilagen vallen van me af.
Tot er niets overblijft blijf ik
dit herhalen: niet onzichtbaar
is het einde, niet onstoffelijk, niet
in stilte. De mussen zijn druk
vandaag, de jongen vliegen uit.
–
Ik zag hoe je de rivier in ging
en nauwelijks weerkeerde, een stukje
kruin dat af en toe traag bewoog.
En dat het me niet verontrustte.
–
Achter mijn oogleden kraakt
een noordenwind mijn grenzen
dicht, want liefste, ik zal blijven
voorbijgaan en niet zoals de ganzen
in het veld jaar na jaar verrijzen.
–
De kleilagen vallen van me af.
Tot er niets overblijft blijf ik
dit herhalen: niet onzichtbaar
is het einde, niet onstoffelijk, niet
in stilte. De mussen zijn druk
vandaag, de jongen vliegen uit.
vloeibaarheden
–
In het boek dat ik van je leende
vond ik een vloeitje. En je rookt niet.
Er kleeft nog modder aan mijn schoenen van vorige winter.
Het bos waar ik toen door ploeterde kwam vandaag in het nieuws:
iemand had er een zeldzame vogel gespot.
–
Woorden zijn wolken.
Nog eer je ze aan kunt raken muteren ze.
Zelf zijn wij als foto’s zwaar en bewegingloos.
–
Als we elkaar nog eens ontmoeten zal ik je boek terugbezorgen.
Ik stop er een briefje in met woorden.
Of ik gom ze weer uit en laat je zoeken.
–
Niet dat ikzelf van raadsels houd,
ze ondergraven mijn humeur.
Er zou duidelijkheid moeten komen
maar telkens halverwege blijf jij mijn moment ontglippen.
–
In het boek dat ik van je leende
vond ik een vloeitje. En je rookt niet.
Er kleeft nog modder aan mijn schoenen van vorige winter.
Het bos waar ik toen door ploeterde kwam vandaag in het nieuws:
iemand had er een zeldzame vogel gespot.
–
Woorden zijn wolken.
Nog eer je ze aan kunt raken muteren ze.
Zelf zijn wij als foto’s zwaar en bewegingloos.
–
Als we elkaar nog eens ontmoeten zal ik je boek terugbezorgen.
Ik stop er een briefje in met woorden.
Of ik gom ze weer uit en laat je zoeken.
–
Niet dat ikzelf van raadsels houd,
ze ondergraven mijn humeur.
Er zou duidelijkheid moeten komen
maar telkens halverwege blijf jij mijn moment ontglippen.
om ons heen
–
Om ons heen
houdt wit niet stand.
–
Omdat we meerstemmig zijn,
zwaarbeladen groteske.
–
De aangewaaide gaven vertellen ons
wat wij niet willen zeggen:
in ons midden
liggen dingen verborgen
bestaansrecht, ongerepte lichamelijkheid.
–
Ik scheur ze
uit je taal uit je handen.
–
Het wit knippert,
houdt niet stand.
–
Vanuit de diepte
schreeuwt een kraai.
–
Om ons heen
houdt wit niet stand.
–
Omdat we meerstemmig zijn,
zwaarbeladen groteske.
–
De aangewaaide gaven vertellen ons
wat wij niet willen zeggen:
in ons midden
liggen dingen verborgen
bestaansrecht, ongerepte lichamelijkheid.
–
Ik scheur ze
uit je taal uit je handen.
–
Het wit knippert,
houdt niet stand.
–
Vanuit de diepte
schreeuwt een kraai.