‘door niet te kiezen, kies ik alles’
door Alja Spaan
Anne Louïse van den Dool (1993) is schrijver en dichter. Ze studeerde literatuurwetenschap en neerlandistiek in Leiden en Lille. In 2022 debuteerde ze als dichter met de lovend ontvangen bundel Wij zijn uitgeweken. Daarvoor verschenen van haar hand de romans Achterland en Vluchthaven. Haar poëzie verscheen onder meer in Het Liegend Konijn, Tirade en De Revisor.
foto © Elise Drenthe
Wist je als kind al wat je worden wilde?
Ik had altijd een grote fascinatie voor het geschreven woord, maar wist ook dat de kans om een gepubliceerd schrijver te worden klein is. Gelukkig is die droom toch in vervulling gegaan. Daarnaast riep ik altijd dat ik ‘elke dag iets anders’ wilde worden: één dag in de week fotograaf, één dag schrijver, één dag journalist, één dag communicatieadviseur… Bijzonder genoeg is dat min of meer hoe mijn leven nu is ingericht.
Heb je geen last van de keuzestress die jouw generatie ziek maakt?
Ik denk dat ik een product van die keuzestress ben: door niet te kiezen, kies ik alles. Op de universiteit wilde ik ieder semester zoveel mogelijk vakken volgen: ik schoof naast mijn studies literatuurwetenschap en Nederlands aan bij kunstgeschiedenis, Russische letterkunde, taalkunde, psychologie… Het voelde als een gevecht tussen alles wat ik te weten kon komen en het risico op overdaad, waardoor ik van niets meer zou kunnen genieten. Dat dilemma ervaar ik nog elke dag: hoe kan ik zoveel mogelijk uit het leven halen en tegelijk niet kopje-onder gaan?
En nu schrijf je zowel proza als poëzie. Is dat ook een vorm van niet durven kiezen?
Die twee vormen bestonden voor mij altijd al naast elkaar. Ik ben blij dat ik ze allebei mag gebruiken om mijn gedachten en gevoelens op papier te zetten. Vaak weet ik snel genoeg of een idee de vorm van een verhaal of gedicht moet krijgen – daar komt gelukkig weinig keuzestress bij kijken.
Groeide je op met liefde voor taal?
Honderd procent. Mijn ouders zijn liefdevolle, zeer zorgvuldig formulerende mensen, voor wie ieder woord betekenisvol is. Bovendien namen ze me vaak mee naar de bibliotheek en theatervoorstellingen. Ik kwam niets tekort.
Welke rol had je in het gezin?
Ik ben enig kind. De verhouding tussen mijn ouders en mij heeft de vorm van een gelijkbenige driehoek – zo voelt dat, althans. Ik heb altijd ervaren hoe mijn ouders hebben geprobeerd iedereen een gelijkwaardige plek te geven in ons gezin: ik heb me nooit het kleine, niets wetende kind gevoeld, maar iemand met een eigen, waardevol perspectief. Mede daardoor is onze onderlinge band bijzonder sterk.
–
–
Je stopt je te verzetten tegen
de grijze wandelingen langs mulle duinen –
de formatie is als volgt:
–
de ouders in de v voorop – dit is
goedbedoeld maar onmogelijk, want
nu bungelt iets kleins en weerloos achteraan,
klaar om door een wolfshond gegrepen te worden
–
of
–
drie naast elkaar met in het midden
de verwenneling met veel te mooie blousejes aan
(zo zien we de gezinnen kijken)
–
nee
–
de verwenneling kan niet aan de zijkant
want ook dan is zij een prooi voor
scheppende vliegers, brak hondengeblaf
een eenzame wandelaar die om gezelschap verlegen zit
–
dan maar
–
in een lijntje kijken
naar elkaars rug
de weg volgen langs de zandbanken
trappen in elkaars voetstappen
jij die een grotere sprong wilt wagen
dan die twee met hun lange benen
die soms samen praten als jij het
zogenaamd niet ziet
–
steeds een ander aan kop
als jij dat per ongeluk bent
leid je hen door het
meest losliggende zand
–
naderhand de
ondeelbare porties bitterballen
in een zanderige strandtent
ieder neemt een hapje van de laatste
er mag hoe dan ook geen
onenigheid ontstaan.
–
uit Wij zijn uitgeweken
In de recensie van je bundel Wij zijn uitgeweken van Tom Veys voor Meander zegt hij in de laatste afdeling gedichten een ‘kwaadheid terug te vinden die kan verwarren’.
De kwaadheid in de derde afdeling van de bundel slaat met name terug op de omgang met de dood en het verlies van geliefden. Over een overleden grootmoeder schrijf ik bijvoorbeeld: ‘Ik zal kwaad zijn op iedereen die op jou probeert te lijken’. Het is een van de fasen van rouw, voorafgaand aan acceptatie van de situatie. In enkele van de gedichten is die fase nog niet bereikt.
–
Ik wil me niet voorstellen hoe het is,
maar als het moet, dan is het zo.
–
Ik zal kwaad zijn op iedereen
die op jou probeert te lijken:
de vrouwen met hun donkergrijze haren,
de vrouwen die anderen laten voorgaan bij de bakker,
de vrouwen die me aanraken op een
door jou gereserveerde plaats.
–
Ik zal woedend zijn op wie in jouw huis komt wonen,
de katten die aan je tuin krabben, de buurman die
over zijn hek buigt en suggereert dat het
al best een tijd geleden is.
–
De buurman weet niets van de tijd.
Hij weet niets van hoe de uren
langzamer zijn gaan wandelen sinds jij.
Hij weet niet dat ik de telefoon zal laten overgaan
in jouw stille, stille huis, en dat met het weerkaatsen
van het getring tegen de muren de laatste
echte ruimte ontstaat:
–
een ruimte voor jouw handen op mijn schouders,
een ruimte waarin de tijd weer zal rennen,
een ruimte waarin ik kwaad mag zijn.
–
uit Wij zijn uitgeweken
Je schrijft authentiek en sterk beeldend, ‘subliem’ zelfs, in zijn woorden. Denk je daarbij aan de lezer?
Ik hoop gedichten te schrijven die ook de minder geoefende lezer voor de poëzie kunnen winnen – gedichten die je na twee keer lezen kunt doorgronden, is mijn stiekeme criterium.
Voel je wel eens bezwaar, terughoudendheid, gêne of schaamte?
Ik verschuil me dus graag achter de gedachte dat alles in mijn poëzie – net als in mijn proza – verzonnen kan zijn, en dat het daarom weinig uitmaakt of ik de werkelijkheid beschrijf of niet: de lezer moet hoe dan ook gissen. Tegelijkertijd ervaar ik wat het doet met mijn omgeving als ik in mijn werk tegen de werkelijkheid aan schuur. Ik wil niemand pijn doen, en wil tegelijkertijd de mooiste kunst denkbaar maken. Die twee botsen soms met elkaar.
Zijn witregels en regelafbrekingen aangebracht om even ‘op adem te komen’?
Ik hoop dat men de poëzie in mijn debuut met een bepaalde kalmte tot zich kan nemen – vandaar ook de nogal correcte interpunctie. In mijn tweede bundel zal dat anders zijn: daar hoop ik dat de lezer een zekere gejaagdheid ervaart.
Wat gebeurt er met je als je emoties opschrijft? Is schrijven therapeutisch?
Schrijven helpt me beseffen wat me dwarszit of bezighoudt. Een gedicht teruglezen kan me helpen nog beter te begrijpen wat ik precies voel. Neem bijvoorbeeld de gedichten over de dood in Wij zijn uitgeweken: ze deden me beseffen hoezeer ik nu al afscheid aan het nemen ben van mensen die hopelijk nog heel lang bij me zijn. Dankzij het schrijven ben ik soms mijn eigen therapeut.
Je analyseert onze verwachtingen, de verplichtingen, de ‘mal’ waarin wij zitten. Je leert ons anders te kijken, zegt recensent Dirk de Geest op MappaLibri. Heb je nog hoop voor deze wereld?
Een goede vraag. Hoe ouder ik word, hoe meer ik het gevoel heb dat ik me afsluit voor veel van de vreselijkheden in deze wereld. Ik heb nog geen goede vorm gevonden om me daartoe te verhouden: een vorm waarin ik kan bijdragen aan oplossingen en tegelijkertijd niet mezelf verlies. Hopelijk leer ik dat de komende jaren.
Het is verleidelijk je te verliezen in de fantasie, maar jij zet je in voor de maatschappij en doet dus daadwerkelijk iets. Is dat de betekenis en verplichting van een schrijver?
Zeker niet. Iedere schrijver mag maatschappelijk geëngageerd zijn of juist niet. Ook ik vraag me vaak genoeg af of ik als schrijver wel voldoende mijn aandacht richt op de meest pregnante onderwerpen, zoals de oorlogen die om ons heen woeden en het klimaat dat om onze aandacht schreeuwt. Tegelijkertijd vind ik daar nog geen woorden voor in mijn werk, en voor andere zaken wel. Dan lever ik liever kwaliteit.
In juli komt je nieuwe bundel uit. Kun je ons daarover iets vertellen?
In deze bundel, Ontbindende voorwaarden, doorloop ik alle stadia van het proces van verhuizen en de gevoelens die daarbij komen kijken: van de zoektocht op Funda tot de pogingen te wennen op een nieuwe plek. Daarbij benader ik het huis als een lichaam en vice versa – een huis dat steeds meer op instorten lijkt te staan.
Uit de nieuwe bundel mochten we het volgende gedicht publiceren:
–
wij zien af van een bouwtechnische keuring
wegens het vertrouwen dat dat richting
de verkopende partij uitstraalt
wij ontslaan onszelf van onze onderzoeksplicht
doen geen deuren open slaan de bovenkamers over
wie weet wat zich daar voor intieme rommel bevindt
–
al tijdens het binnendragen van de dozen valt ons op
dat de muren niet draagkrachtig lijken
ze maken zich hol en bol als in cat cow poses
het is de spierballerij van een eerste date, houden we onszelf voor
we moeten nog warmdraaien, het wantrouwen wegnemen
–
de buigingen worden dieper, het plafond lager
we raken het oneens over de vraag of de gebreken
bij het bekijken van de wonen al zichtbaar waren
blijken verschillende ideeën te hebben over wat
regulier woongebruik inhoudt
van significante aantasting van het leefgenot
is volgens jou geen sprake
omdat we met een beetje inkrimpen
nog rechtop kunnen staan
–
ik geef jou twee maanden om de situatie te herstellen
stel de door mij geleden kosten vast op meerdere tonnen
(de emotionele schade nog buiten de rekensom gelaten)
jij blijft in verzuim, beroept je op een
non-existente ouderdomsclausule
(ik beticht jou van onvolwassenheid)
een externe partij moet ons uit elkaar trekken
blijkbaar zijn we toch aan elkaar gewaagd
–