Blinkende parels van doorregende dagen
door Marc Bruynseraede
–
–
Mocht u zich de vraag stellen hoe doorwaadbaar de dagen zijn van Christophe Batens, dan kan ik U, bij deze, geruststellen. Ze ZIJN doorwaadbaar. En hoe, dat verneemt u bij het lezen van de bundel. Merkwaardig toch dat de heer Batens – inmiddels al 54 jaar – gewacht heeft tot vandaag om ons in zijn poëtische wereld in te wijden. Dat is, wat men in vaktermen noemt, een ‘late roepeling’. Hij doet me denken aan de dichter Jozef Eyckmans (1907-1996), wiens eerste bundel Bij mijn leven nog (sic) verscheen in 1955, toen de dichter al 48 jaar oud was. Er zouden er nog vierentwintig volgen. De heer Batens heeft dus het record verbroken, met een debutantenbundel waarvan de vraag rijst: waarom is hij zo lang in de la blijven liggen ?
Moeten we dat wijten aan de aarzeling van de rivier om zich in de oceaan te smijten, teneinde niet als rivier te verdwijnen maar als oceaan te worden, zoals het citaat van Khalil Gibran aangeeft, bij het begin van de bundel? Van het intieme papier, waarop gedichten geschreven staan, naar de wijde wereld van de gedrukte letters en het grote lezerspubliek. Dat is een hele stap. En nochtans heeft Christophe Batens al die jaren niet stilgezeten, te oordelen aan de activiteiten waarvan hij melding maakt op zijn site.
Het hoge doorwaadbaarheidsgehalte van zijn poëzie haalt de dichter uit een rijke, gemakkelijk leesbare taal. De originele invalshoeken ervan verrassen en verfrissen. Niet te verwonderen dat deze poëzie De Rekkemse ijkmeester van Het Liegend Konijn en De Poëziekrant wist te bekoren. Ik voeg er meteen aan toe dat de gedichten van Batens, die zichzelf als klimaatdichter afficheert, een hoge vochtigheidsgraad bezitten. Er wordt nogal wat gestroomd, gerivierd, geregend alsof de dichter live vanuit de regenachtige Schotse hooglanden rapporteert.
–
I
–
Ik sta in het midden van de stroom
Regen vult mijn armen, mijn dagen als een kom.
Schouders dragen mijn schouders dragen jou
aan wie ik mijn hand gaf.
–
Aan oevers praten bomen, wachten scholvers.
Ze bewonen mijn mond zonder reden.
Mijn armen geleiden niet meer.
Ik ken geen vrees tot de deur
Sluit, bijna alle water meeneemt.
–
Ik sta in het midden. Onder mijn voeten
roert de bodem tektonische magen
met steeds bredere, steeds diepere lagen.
–
De stroom draagt mij
en jou
aan wie ik mijn hand verloor.
Je zocht een berg.
De bundel Hoe doorwaadbaar dagen zijn telt vier cycli: 1) ‘De stroom’; 2) ‘Toen je viel, ons ontglipte’; 3) ‘Het schalen van een berg’; 4) ‘Regen die alles wegregent’. De cycli worden telkens van elkaar gescheiden door tekstjes die verticaal afgedrukt staan en de lezer verplichten de bundel een kwartslag om te draaien, om ze te lezen. Persoonlijk vind ik dit onnodig en ietwat irritant, maar goed: ieder zijn goesting. In de eerste cyclus positioneert de dichter zich in het hem omringende milieu. Eksters en kauwen zijn van de partij maar ook donkere klonters, distels, heesters, zonnekruid en duizendblad. Het kan niet op. Goedgeschreven verzen. Klaar voor verbruik.
In cyclus twee treedt de dichter in een zoekende dialoog: ‘Samen zoeken we woorden van toen woorden nog geen naam hadden’. Er staan bevallige gedichten in, maar in cyclus drie ‘Het schalen van een berg’, laat de dichter pas goed zien wat hij met taal vermag. De ode aan de berg klinkt als een oerbeginsel waar Christophe Batens naar op zoek is; iets dat, bij gebrek aan god, als zingevend element kan opgevat worden. Een natuurverschijnsel als de berg, die verrassend veel gelijkenissen vertoont met de mens, is er om poëzie te genereren. En dat doet Batens dan ook wonderwel. Een beeldenrijke berg, in deze gedichten veilig opgeborgen. Ze lezen berokkent geen schade maar kan, zoals de dichter zegt: ‘onwennig aanvoelen, maar het doet geen pijn’.
Na de voorlaatste haakse tekst – een eruptie van omfloerste symbolistische belletrie, die hartstochtelijk poëtisch probeert te zijn – belanden we weer in het vochtige gedeelte van de bundel. Cyclus 4: ‘Regen die alles wegregent’. Hier vinden we de definitie van regen in sierlijke waterlanders :
We schrapen tot er geen jeuk meer is.
Wat wil je? Nu verdriet in elk gebed doorschijnt,
is ook boosheid binnengeslopen.
–
Moeder werk zo hard als ze handen heeft. Vader gaat
gebukt onder kwaad en kraai, ziet haar minder dan ooit.
In spiegels woont niemand meer.
–
Vensters nodigen regen uit en zelfs gebundeld ontspringen
onze voeten de schaduw niet. Komt er beter weer?
De gedichten klotsen, het bergwater stroomt en de regen slalomt en zingt in klaterende verzen. De taalmachtigheid dreigt de dichter, in de ban van schoonheid, mee te slepen in een draaikolk van l’art pour l’art. Kunst-om-de-kunst.
Sommige van zijn gedichten – altijd de moeite om te lezen – zijn als parels, zo goed dat je je afvraagt: ‘zouden ze écht zijn?’. Een verdienstelijk debuut.
____
Christophe Batens (2024). Hoe doorwaadbaar dagen zijn. PoëzieCentrum, 72 blz. € 22,00. ISBN 9789056554019