LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Hans Wap – Een nachtmerrie in een gestreepte pyjama

3 mei, 2024

Recht voor zijn raap

door Onno-Sven Tromp




Al in 1967 debuteerde Hans Melchior Wap als dichter bij de Arbeiderspers en onlangs verscheen zijn bundel Een nachtmerrie in een gestreepte pyjama. De inmiddels tachtigjarige, Rotterdamse dichter gebruikt zijn tweede voornaam allang niet meer. Hij maakte deel uit van de Rotterdamse dichtersscene (met dichters als Jules Deelder, C.B. Vaandrager en Riekus Waskowsky) en was in 1969 betrokken bij het Proza- en Poëziesecretariaat (‘Propo’), de voorloper van Poetry International. In het informatieve voorwoord van de bundel lezen we hoe Wap zich als dubbeltalent (ooit in een adem genoemd met Armando, Lucebert en Jan Wolkers) na de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw meer toelegde op het exploiteren van zijn andere talent. Hij bleef wel optreden als dichter, maar publiceerde niet veel meer, omdat hij enkele decennia lang vooral actief was als graficus, schilder en tekenaar. En waarschijnlijk is hij dat nog steeds.

Sinds het begin van deze eeuw verschijnen de gedichten van Wap bij uitgeverij De Weideblik, die zich richt op taal en beeldende kunst. Waps jongste bundel bevat niet alleen gedichten, maar ook tekeningen. Bijna elk gedicht gaat vergezeld van een kleine pentekening in zwart-wit. De tekeningen lijken willekeurig gekozen en niet gerelateerd aan de gedichten. Wel zou je kunnen stellen dat ze vaak eenzelfde karakter hebben als de gedichten: lichtvoetig en absurdistisch. Wap zou ook de bedenker zijn van de term ‘poetree’ dat op speelse wijze de Engelse woorden ‘poet’, ‘tree’ en ‘poetry’ met elkaar laat versmelten, waarmee hij laat zien dat poëzie en beeldende kunst in zijn ogen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Uit het voorwoord citeer ik over Waps poëzie dat die ‘net als zijn [beeldende] kunst anekdotisch en ontregelend [is] in de zin dat ze regelmatig een beeld schept van handelingen of gebeurtenissen die niet lopen zoals verwacht wordt of gebruikelijk is.’ Een goed voorbeeld daarvan is het slotgedicht ‘Steen’.

Steen

van de berg
brak de steen
belandde op een gletsjer
werd tot aan een morene
meegenomen naar de rand
van de zee

toen de aarde
ten slotte uit elkaar spatte

tien miljoen jaar later
raapte ik de steen op

op zoek naar iets zwaars
om naar je hoofd
te gooien

Het anekdotische en absurdistische van de gedichten vind je dus terug in de begeleidende tekeningen. Een voorbeeld daarvan is de tekening van een man met aan zijn armen geen handen, maar in plaats daarvan een tweede en derde hoofd. Of een vaas met slap hangende tulpen, waarboven het Franse ‘tulipes’ staat geschreven. Wap vat dat woord op als de tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van een niet-bestaand werkwoord: ‘tu lipes’, waarvan hij ook de andere persoonsvormen op de vaas heeft geschreven.

Wap schrijft overal en nergens over. Zijn onderwerpen variëren van parken tot geloven en van slapeloosheid tot bezoekjes aan het ziekenhuis. Maar misschien is het goed om zijn Rotterdamse gedichten eruit te lichten. In ‘Sweet memories’ schrijft hij over hoe zijn oorlog pas ná de Tweede Wereldoorlog begon, toen hij (of zijn poëtische alter ego) in de door bombardementen gehavende stad ontdekte hoe het was om een Duitse moeder te hebben. Het gedicht ‘Kralingse Bos 1970’ verwijst naar het daar en toen georganiseerde Holland Pop Festival, dat de geschiedenis in ging als de Nederlandse versie van het beroemde Woodstockfestival uit 1969. En het gedicht ‘O’ is opgedragen aan de Rotterdamse dichter Jules Deelder, met wie Wap bevriend was. Elke regel daarvan begint met ‘O’ en verwijst naar een gelijkvormig gedicht van Deelder waarin hij een ode bracht aan het vrouwelijke geslachtsorgaan. (Hoewel het gedicht qua cadans mij meer doet denken aan Deelders bekende gedicht ‘Voor Ari’, dat hij voor zijn dochter schreef.) In het voorwoord wordt trouwens een vermakelijke anekdote over Wap en Deelder verteld, over hoe zij in 1964 met pek en veren een expositieruimte werden uitgejaagd. Daar had Wap zijn eerste solotentoonstelling en zorgde Deelder op poëtische wijze voor de opening, maar de uitbater aldaar bleek niet gecharmeerd van Deelders niets verbloemende taalgebruik.

De titel van de bundel blijkt afkomstig uit het gedicht ‘Uitroepteken’. De laatste strofe daarvan luidt: ‘een zebra is niets anders / dan een nachtmerrie / in een gestreepte pyjama’. Het gedicht lijkt te gaan over alles wat we niet opmerken doordat we met iets anders bezig zijn. Als we liggen te slapen, gaat de nacht met zijn prachtige sterrenhemel aan ons voorbij. Als we te druk bezig zijn met vragen stellen, luisteren we niet meer naar de antwoorden. En uiteindelijk kwijt Wap zich als kunstenaar op absurdistische wijze van zijn taak om ons te laten zien wat de ware aard van een zebra is. Dat zou weleens een uitnodiging kunnen zijn aan ons lezers om wat beter om je heen te kijken en te vertrouwen op je verbeelding.

Verwacht in de meeste gedichten van Wap niet veel grote woorden en poëtische gelaagdheid. De veelal kortregelige recht-voor-zijn-raap-gedichten in parlandostijl doen het ongetwijfeld goed op podia en zijn geschreven in klare taal. Het voordeel daarvan is dat de gedichten opvallend fris (blijven) ogen en de lezer direct aanspreken. Zo houdt Wap ons knap bij de les.
____

Hans Wap (2024). Een nachtmerrie in een gestreepte pyjama. De Weideblik, 64 blz. € 20,00. ISBN 9789083363707

     Andere berichten