door Marc Bruynseraede
In de jaren zeventig kwam ik in contact met Ton Luiting, dichter-journalist bij De Gooi- en Eemlander en producer van literaire programma’s bij de NRU/NOS.
In die dagen was ik met drie kunstbroeders het literaire, multidisciplinaire tijdschrift Deus ex Machina aan het oprichten. Dit tijdschrift dat vandaag de dag nog steeds bestaat, gaat nu zijn 47ste jaargang in. Eén van deze kompanen was Jean-Marie Legrand (geboren 1933), schilder-beeldend kunstenaar uit Schoten, die om den brode werkzaam was op het Brusselse hoofdkantoor van Unilever.
Vóór dag en dauw moest hij iedere dag zijn calvarie beklimmen. Dat wil zeggen met een bedompte, overvolle, onwelriekende lijnbus naar Antwerpen tuffen, om daar op de trein te stappen richting Brussel-Centraal. Aldaar aangekomen ging het traject te voet door het park van Brussel (zijn Golgotha) tot aan het kantoor in de Leopoldswijk.
Over deze smartelijke belevenis – een dagelijkse lijdensweg, vele pendelaars niet onbekend – maakte J.M. Legrand een serie litho’s, waarbij mijn pen voor de begeleidende teksten zorgde. Deze ‘plastisch-literaire evocatie’ verscheen in 1976 in boekvorm onder de titel Een busreis naar Antwerpen. Daarin wordt flink van jetje gegeven, tegen de bittere loonslavernij waaraan we toen onderworpen waren.
. Vooraan het staal in de fanfare verzamelen
. geblazen. Heidekinkels, landjuwelen, bloed aan
. alle fronten en velden van eer en geweten.
. Komaan, hier wordt de etter onder uw nagels
. uit gehaald. Builpest aan de rust.
. Arbeid grijpgraag in uw kraag, motoren
. frisgeschoren stemmen stemmen tot bloeds-
. omloop.
Op een dag in 1976 nodigt Ton Luiting mij uit in Hilversum voor zijn literaire radioprogramma, om gedichten voor te lezen. Hij had ook de dichter-journalist Max Nord uitgenodigd. We wisselden met elkaar een bundeltje gedichten uit. Max Nord is in 2008 overleden. En kijk, op de website van Boekwinkeltjes tref ik per toeval dat bundeltje Een busreis naar Antwerpen aan, mét opdracht aan Max Nord. De beperkte oplage van 200 exemplaren en het feit dat geen exemplaar van deze uitgave rust bij de koninklijke bibliotheek is voor de boekhandelaar een valabel motief voor de niet mis te verstane prijs van … 65 euro.
In zijn jonge jaren studeerde Max Nord (1916-2008) politieke wetenschappen te Parijs. Daar werd hij vanaf 1938 correspondent voor Het Vaderland, waar, in die dagen, Pierre H. Dubois in de cultuurredactie aan het werk was.
Samen met Menno ter Braak vertaalde de toen 23-jarige Max Nord het kritische, spraakmakende boek Hitler m’a dit (Gesprekken met Hitler) van Hermann Rauschning dat in 1939 eerst in een Franse vertaling verscheen. De lucide huisvlijt van Max Nord en Menno ter Braak kwam het duo op een aanklacht te staan, wegens ‘belediging van een bevriend staatshoofd’.
Wie de naam Rauschning googelt kan vernemen dat deze voormalige voorzitter van de Danzig Land Association en later president van de Danzig Senaat persoonlijke gesprekken met Hitler voerde, die dateren uit de periode 1932-1934. Het hoofdstuk Hitler privé in zijn boek typeert Adolf Hitler als ‘een razende, schijnbaar krankzinnige persoon wiens uitbarstingen een uitdrukking zijn van een gebrek aan remming, die leidt tot totale desintegratie van de persoonlijkheid. Onnodig te zeggen dat Rauschning in 1934 uit de gratie raakte bij Adolf Hitler en zijn functie als President van de Danzig Senaat moest neerleggen.
Het boek Hitler m’a dit was, in 1939 in Frankrijk, op slag een bestseller. In 1940 waren er al 220.000 exemplaren van verkocht. Zowel Max Nord als Menno ter Braak zagen er de noodzaak van in, om dat werk, in een Nederlandse vertaling, een zo groot mogelijke spreiding te geven. Menno ter Braak had voordien al te kennen gegeven dat hij zelfmoord zou plegen, mochten de Duitsers Nederland binnenvallen. Hij deed, zoals hij gezegd had, in 1940.
In het bundeltje Suite Pathétique uit 1952 dat Max Nord mij gaf in 1976 (mét opdracht) staat een korte tekst, opgedragen aan zijn kompaan Menno ter Braak:
. Menno ter Braak †
. De vele wegen die Europa gaat
. Zijn zacht nog van het bloed van zoveel doden
. Wier beenderen, bevrijd van vreugd en noden
. Van andre wroeging dan geschreven staat
. Slapen een diepe slaap, die zij lang dierven.
. – Is het waar, Ter Braak, bij al die stierven
. Kan het waar zijn dat ook jij al sliep
. Terzij van ’t vuur dat laait in deze landen
. Sedert die dag die stil lag op je handen
. Toen d’ochtend duizendmaal vergeefs je riep ?
Ton Luiting uit Hilversum noemde één van zijn dochters Mariëtte, naar de echtgenote van de door hem bewonderde Vlaamse Paul de Vree. In 1971 schreef Luiting in de serie Ontmoetingen van Orion, een monografie over Paul de Vree, stichter van het literaire tijdschrift De Tafelronde en spraakmakende figuur in de Vlaamse letteren. Luiting maakte radioprogramma’s voor VPRO, VARA en KRO en was initiatiefnemer voor ‘Dichters in De Vaart’ in Hilversum vanaf 1973. Via de Commissie Cultuur Raad en Advies van Hilversum belandde hij ook in de plaatselijke politiek. Later zou hij met Pim Fortuyn medeoprichter en partijsecretaris worden van Leefbaar Nederland. ‘Na een lang en actief leven’, zo meldt zijn overlijdensbericht van 20 november 2021, blies hij zijn laatste adem uit.
In het gedicht Den Letterkooi uit zijn (gehandtekende) bundel Nektar (1974) schreef hij:
. Je vraagt je wel eens af
. na zo’n avondje schrijven
. kijkend over de volgetikte vellen
. zou een partijtje vrij worstelen
. of desnoods een hersenbeschadigende bokspartij
. niet een bevrijdender werking hebben
. maar ja, dan denk je weer aan Bilderdijks woorden:
. “Doch zoo hartstocht sprak, de Dichter waarlijk zong,
. De kluisters afschudde, en den letterkooi ontsprong”
. Maar ja, de agressie moet ook een uitlaatklep hebben.
Max Nord en Ton Luiting hebben inmiddels het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en zijn van de bus afgestapt. En Een busreis naar Antwerpen leidde mij, langs literaire omzwervingen, door de woelige wateren des levens, tot bij de eindbestemming: het antiquariaat, waar de schrijfsels mét opdracht een zinvol bestaan leiden.
afbeelding © Marc Bruynseraede
–