De komende weken publiceren we gedichten die ontstaan zijn uit het duoproject van dichter Aschwin van den Abeele, in samenwerking met Will van Broeckhoven, Frederik De Cock, Ekster Alven (Alain De Kinder) en Sandra Roobaert.
Aschwin van den Abeele schreef als motivatie voor dit project:
'Na geëxperimenteerd te hebben met verschillende manieren om tweestemmigheid in een gedicht te krijgen, bleek dit op deze wijze het beste tot zijn recht te komen: twee dichters gaan op poëtische wijze, in hun eigen stijl, met elkaar in gesprek. Deze techniek werkte uitdagend en leverde verrassende resultaten op. Tevens bleek het inspirerend om eens niet solistisch, maar in duo's te creëren.
De gedichten op Meander zijn een selectie uit de op deze manier geschreven werken, waaraan een scala aan Nederlandse en Vlaamse dichters meewerkten.'
Vandaag Aschwin van den Abeele / Ekster Alven. De tekst links is van Ekster Alven, rechts van Aschwin van den Abeele.
KRIM ZWARTE STRALER
In Latijn spreekt de kapitein
over een geheime ruimte en
met gesloten ogen. Wij zien
het puin.
Smeed een maquette van een vrijheidsbeeld
dan druk een kus op haar wangen van koper.
Ik zie me in de spiegel, en het falen
dat me eigen is, aarzelt zich te tonen.
Wat voor een beeldtaal is jou machtig
om dat oude territorium te voleinden?
Het ministerie van oorlog claimt vandaag dat
na éen jaar we de troepen mogen begroeten.
Jouw verbannen radiokrachten
Hebben de waarheid verdraaid.
Het gelijkt direct op de leeuw Simba
die dit meest machtige gebaar maakt.
Een gevaar voor ons, zaterdagnacht
voor onze vestigingen in Bruxelles.
Dat is
in een mum van tijd, sjorren
aan je eigen lubberende trui.
Nu mijn weerbots in je land van permafrost
huilt om de verloren gebieden in het oosten.
Jouw vluchtelingen hebben een grote bus
en je ruikt naar petroleum. Ik moet heden
gaan werken, alleen maar gevaren voor
het Paleisplein nu de zon de regenkeien
bestraalt.
Oh Sebastopol.
De blinde vinken van mijn voorgevoelens
willen de Russische banken uit de parken
bannen. We willen schroeven uit planken
halen, die in oorlogsbodems zijn gestanst.
Oh Sebastiaan, de cache van mijn bestaan
is meer dan je kan bereiken in het droppen
van je naam.
De pijlen van mijn hackers brengen
je zicht op de haven binnen afstand
van de vage vroedvrouwen met hun
koppig verstand.
Ik heb geweend, onder een hemel
leeg aan troost onder de schaduw
van de grote vallende bom.
Zo
wacht ik op mijn kind.
Zo’n rand is gemaakt van uranium
en powerplants (krachtpatsers) en
ik eet zure regen al (burps) van de
paraplu die ze om me heen werpen.
Altijd slim, altijd op mijn hoede,
immer de sparring in mijn geest
en taal machtig. En de prijs van
nikkel is de hoogte in geschoten.
Saepe creat molles
aspera spina rosas.
Er is mijn geheime ruimte in de
tunnels.
Een gekko waagt de omsingeling
van onze stad, en zijn oog is geel.
Deze kogelvinger heeft immers
de valse Christusdoorn gegeten.
Zo penningen mij groeten, hebben we
je nacht doorgebracht, een vluchteling
gezien.
Hoe van die schuld
af te raken, schatje?
Eindelijk je steenschil te raspen
nu je me zulke wijze woorden toelispelt.
Draai ons om: hoe mooi
voordat iets aanvangt.
Als een mens maar echt wil. Daarbij:
stil leven is niet langer optioneel.
Wat voor ons ligt, is lang geleden.
Verder dan horen en zien
geraakt niemand.
Deze leeuw kooit aan twee kanten.
Alternatief is een vaal licht dat ’s ochtends binnenvalt
een soort licht waar steden van worden gebouwd
die na korte tijd uiteenvallen van verveling.
.
Stil leven is niet optioneel.
Een betrouwbaar beeld
vraagt om meerdere metingen.
Het vale licht van de ochtend
kent geen oordeel over de rest van de dag.
Ergens in de torenkamer van jouw hoofd.
Planken. Die planken!
Vrijheid is een líchaam met een naam.
Daar hebben we geen heilige voor nodig.
Anoniem te blijven en
zo het eind zien te bereiken.
Laat ons samenkomen
aan de rand van de rand.
Is dat hoe je denkt te lukken:
eenmaal af is gesloten?
Ik wil hier niet langer liggen,
geen droombloem zoeken,
nooit meer geesten.
Ook wat niet zichtbaar is bestaat.
Daarvoor hoef ik niet over rozen te dromen.
Iets te veel leven in zijn lever
en niets anders opgevend dan
gal.
Zie hier mijn keteldrum en draailier.
Zing me melismatisch naar een eind.
Adieu aan mijn Kremlin – hoera voor
sterren in de nacht.
Van Aschwin van den Abeele (1971) verschenen eerder de dichtbundels ‘Dogger’ (Liverse, 2024), ‘Er zit geen magie in zomaar zien’ (KCRM, 2024) en het biografisch cahier ‘Het vergeten dubbeltalent-Gerard von Brucken Fock’ (de Baaierd, 2024). Hij was Stadsdichter van Middelburg (2022-2023) en zijn werk verscheen meerdere malen in literair periodiek Ballustrada en verschillende bloemlezingen. Eind dit jaar verschijnt zijn romandebuut.
Ekster Alven, pseudoniem van Alain De Kinder (1975). Dichter, verhalenverteller. Woonde in Leuven, Vancouver, Madrid, Brussel, Antwerpen. Woont thans in Nijlen. Werkte na studies in redactie Vlaams Parlement tot 2000. Publiceerde e-books Yonk en Zombie bij Bookbuster. Groeide (deels) op in woud van grootmoeder. Ging reizen. Haalde master in Germaanse Taal- en Letterkunde en manama in Literatuurwetenschappen. Houdt van T.S. Eliot en García Lorca. Houdt van podia als Sprekende Ezels, ZonderWolk, Ballonnenvrees e.a. Werd zopas derde in gedichtenwedstrijd van Gopher. Publiceerde gedichten in Poëziekrant. Stond al sinds 2016 ieder jaar in Top 100 Turing/Prijs de Poëziewedstrijd. Publiceerde ook in andere wedstrijdbundels.
Werd in 2021 derde in De grootste intimiteit is het zwijgen van uitgeverij Gopher. Won datzelfde jaar Dichter bij Beeld gedichtenwedstrijd Bibliotheek Brasschaat en Hilarion Thans gedichtenwedstrijd Lanaken. Werd in 2022 opnieuw derde in een gedichtenwedstrijd van Gopher.
Is ook te zien op dichterspodia (Sprekende Ezels met Stijn Vranken of Jan Ducheyne bijv.).
foto © Alja Spaan, Alkmaar, 9 oktober 2019