LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een wereld vol sonnetten (1)

13 aug, 2024
door Simon Mulder

Simon Mulder is voordrachtskunstenaar, essayist, dichter met een grote interesse in het vormvaste gedicht, artistiek leider bij literair theatercollectief Feest der Poëzie en redigeert de Singersteek Serie bij Uitgeverij HetMoet. HetMoet en het Feest der Poëzie werken samen met Meander om elke maand een sonnet uit hun fonds, in het Nederlands of tweetalig in oorspronkelijke taal en Nederlands vertaling, met een korte toelichting door Mulder naar voren te brengen en te omlijsten met verschillende media in de nieuwe rubriek ‘Een wereld vol sonnetten’. De titel is gehaald uit het sonnettenduo vol kritiek op ‘sonnettenbakkers’ door Nicolaas Beets.

Vandaag deel 1:

 

OVER RUSTIGENDE VASTHEID DIE IK VOND

De menschen zijn in getwijfel gevangen,
‘t gezicht van een god heeft de tijd gebleekt,
nu kom ik ze vertroosten met gezangen
van wat nooit wisselt en in niets ontbreekt.
Ik kan bemoediging zijn voor de bangen,
de klare stem die altijd rustig spreekt,
omdat mijn hart dat geen angstvallig hangen
aan wolken kent, ziet wat door wolken breekt.

Ik werd geboren met een aard die sterk
van zelf gaat naar de kern van alle zaken
maar veel stond tusschen mij in en mijn werk.
Groeiende, heb ik dat op zij gezet:
het werd al lichter, alle duisters braken
en ik zag liefde als de levenswet.

Henriette Roland Holst (1869-1952)
Uit: De zachte krachten zullen zeker winnen (Uitgeverij HetMoet, 2019)

 


 

De menschen zijn in getwijfel gevangen,/’t gezicht van een god heeft de tijd gebleekt. Over deze klinkende openingsregels van bovenstaand sonnet van Henriette Roland Holst (1869-1952), de belangrijkste Nederlandse dichteres en politica van de eerste helft van de 20e eeuw, wil ik het vooral hebben. Uit haar werk stelde ik samen met Elte Rauch de bloemlezing ‘De zachte krachten zullen zeker winnen’ (Uitgeverij HetMoet, 2019) samen, ter gelegenheid van de gelijknamige voorstelling van mijn literair theatercollectief het Feest der Poëzie. Al snel na haar debuut werd Roland Holst een toegewijd socialiste en streed zij samen met onder anderen collega-dichter en -socialist Herman Gorter voor de arbeidersheilstaat. Haar dichtwerk kent een eigenzinnige mengeling van maatschappelijk engagement en persoonlijke lyriek; ze bezingt de natuur op haar landgoed de Oude Buissche Heide bij Zundert, de strijd die de vrouw moest voeren om een plaats in de wereld op te eisen, en de strijd tegen de afgrijselijke levensomstandigheden van de arbeiders. Haar vaak als stroef beschouwde persoonlijkheid lijkt door te werken in haar dichtwerk; ze is geen dichteres van zoetvloeiende verzen en houdt zich menigmaal niet aan het metrum. Haar boodschap breekt naar buiten door de vorm van het gedicht, haar beeldspraak is helder en haar doel duidelijk.

In haar debuutbundel ‘Sonnetten en verzen in terzinen geschreven’ (1896) vinden we echter een sonnet met deze beginregels, dat ik mede vanwege het fascinerende, ondoorgrondelijke tweede vers heb opgenomen in de bloemlezing. Roland Holst wierp zich vanaf haar debuutbundel op als een ziener, een profetes in gedichten; haar leermeester en stadgenoot Albert Verwey had haar in haar jeugd in Noordwijk in deze laatromantische poëtica geïntroduceerd. Het gedicht vervolgt: nu kom ik ze vertroosten met gezangen/van wat nooit wisselt en in niets ontbreekt. Toen ze voor de jonge Sociaal-Democratische Arbeiderspartij het land in ging om de arbeiders te organiseren, kon ze deze rol helemaal op zich nemen.

De beeldspraak in dit tweede vers blijft voor mij niet geheel verklaarbaar. Het lijkt me duidelijk dat ten opzichte van het eerste vers sprake is van een verklarend verband, we hebben dus te maken met een asyndeton. Er zijn – als we er rekening mee houden dat het woord ‘tijd’ hier vrouwelijk gebruikt is – twee taalkundige lezingen van het tweede vers: ofwel we maken gebruik van de normale syntaxis en zien ‘’t gezicht van een god’ als onderwerp van de zin, ofwel (en dit gebeurt wel vaker in de poëzie van die tijd) dit ‘gezicht’ is het vooropgeplaatste en dus benadrukte lijdend voorwerp en ‘de tijd’ is het onderwerp. De laatste lezing zou kunnen betekenen dat de mensheid in vertwijfeling verkeert omdat zij door toenmalige technologische en maatschappelijke ontwikkelingen alle zekerheid en troost van een in de wereld ingrijpende God moet missen. Dat past zeker in de ontwikkelingen die zich in het ontkerkelijkende Nederland van de jaren 1890 afspeelden; men was op zoek naar nieuwe vormen van zingeving en spiritualiteit, en kwam terecht bij Oosterse filosofie, theosofie, antroposofie en spiritisme. De eerste lezing, echter, is veel mystieker, en geniet daardoor mijn voorkeur. Ik heb er geen goede verklaring voor, maar vind deze god die opduikt en wiens gezicht de tijd doet verbleken bijzonder mooi. Al is het niet voldoende als uitleg en is het geheel niet de reden waarom ik deze regel zo mooi vind (die lees ik haast als poésie pure, of als pure hermetica), wellicht is er toch een concrete uitleg aan te geven: wij worden in dit tijdperk geconfronteerd met het aangezicht van een enorme, vreemde natuurkracht die onze zekerheden aan ons ontneemt en ons in verwarring stort – verwant aan de eerste lezing, maar anders.

En inderdaad, we leven ook nu in een tijdperk waarin ‘de menschen in getwijfel gevangen’ zijn. Maatschappij en politiek bevinden zich in hoogst onzekere tijden. Roland Holst wierp zich in haar organisatiewerk voor de partij – inclusief een plaats in de voorhoede van de optocht van revolutionaire arbeiders die door de soldaten in de Sarphatistraat beschoten werden tijdens de mislukte socialistische revolutie in 1918  – en in haar dichtwerk zonder voorbehoud in de strijd. Ze toont medeleven, moedigt aan en wijst ons op een betere toekomst. Haar troostende en hoopvolle woorden kunnen we in deze tijd goed gebruiken. Het was Huub Oosterhuis die Elte Rauch en mij destijds de suggestie deed om, voor het eerst in meer dan een halve eeuw, een bloemlezing uit haar werk te maken; omdat veel van haar gedichten zo aan haar tijd en leven gebonden zijn, hebben we een biografische benadering gekozen: elk gedicht in de bundel wordt geflankeerd door een citaat uit haar biografie door Elsbeth Etty, of haar autobiografie, of een passend portret. Zo kon ze weer zingen van wat nooit wisselt en in niets ontbreekt.

 

De voorstelling over Henriette Roland Holst speelt op 20 september 2024 nog een keer in Castricum.
Het boek kan worden besteld via het Feest der Poëzie.


Een korte film van het Feest der Poëzie over een dag in het leven van Henriette Roland Holst is te zien op hun YouTubekanaal.

     Andere berichten

Een wereld vol sonnetten (2)

Een wereld vol sonnetten (2)

door Simon Mulder   Simon Mulder is voordrachtskunstenaar, essayist, dichter met een grote interesse in het vormvaste gedicht,...

André Meulman

    foto © Herman van Haasteren André Meulman (Amsterdam, 1950) is voormalig tekstschrijver/copywriter en heeft sinds een paar...