LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Het commentaar van Jeanine Hoedemakers

23 aug, 2024

‘Waardering is een wat ondervoed kindje’

door Jeanine Hoedemakers



Laatst werd ik ’s morgens wakker met de woorden: ‘De literaire wereld zou een hele andere wereld kunnen zijn.’ Deze constatering kwam niet uit de lucht vallen. Het is een gedachte die me al lang bezighoudt. Toen ik 40 jaar geleden hoorde dat er een gedichtenbundel van me zou verschijnen bij literaire uitgeverij De Beuk was ik de koning te rijk, als dichter kwam je daar niet zomaar binnen. Vol verwachting keek ik uit naar de wereld die ik zou betreden. In oktober 1985 was het zover. De presentatie van Onzichtbare tastbaarheid was in De Swarte Leers te Den Bosch. Ik had verwacht dat mijn debuut zou worden opgepakt door bijvoorbeeld het Brabants Dagblad en dat er iets over de bundel op de cultuurpagina zou worden vermeld. De bundel kreeg een kort stukje op de regionale pagina met een verkeerde titel: ‘Onzichtbare toekomst’. Dat vond ik erg pijnlijk, evenals de korte, niet erg lovende ‘recensie’. De ontmoetingen met andere dichters, iets waar ik echt naar uit had gekeken, viel ook nogal tegen. Er kwamen nogal wat valse en kleinerende opmerkingen langs. Over de uitgeverij, mijn gedichten, dat het uitgeven van de bundel me wel geld zou hebben gekost en dat zij zo ook konden uitgeven, enzovoort. Bij een literair café mocht ik niet komen voorlezen, eerst omdat ik nog geen bundel had, vervolgens omdat één bundel niets voorstelde. In Rosmalen werd ik gevraagd om te komen voorlezen, maar ik mocht de bundel niet meebrengen want dat was niet leuk voor de andere dichters! Kortom, er voltrok zich het proces dat je ook bij kleuters al ziet gebeuren. Een kleuter maakt een poesje van klei en neemt het trots mee naar school om te laten zien. Een paar kleuters prijzen het poesje, een paar andere kleuters wenden zich af en er zijn kleuters die het poesje stuk proberen te maken. Natuurlijk ontmoette ik ook erg aardige mensen en gebeurde er leuke en fijne dingen, maar dat misgunnen en die rivaliteit voerden voor mijn gevoel toch wel de boventoon. Ik was gewoon heel erg blij met mijn bundel en was hierop niet voorbereid. Terugblikkend op die jonge Jeanine met haar hooggespannen verwachtingen, zie ik een bloempje dat oh zo graag had willen bloeien, maar bruut terug in de grond werd geduwd.

Gelukkig hebben die beginjaren me er niet van weerhouden om door te gaan. Inmiddels heb ik 13 bundels op mijn naam. Ik won diverse prijzen en mijn gedichten werden in veel bloemlezingen opgenomen. Een groot succes was het balkonproject waarmee ik in 2020 tijdens de corona de straat op fleurde met gedichten die ik op lakens schilderde en aan het balkon hing. Met mijn recent verschenen bundel De blote voetjes van geluk ben ik erg gelukkig. Voor deze bundel maakte ik een selectie uit de gedichten die ik in de afgelopen 20 jaar heb geschreven. Dat de bundel goed is ontvangen en al een fijne recensie kreeg in Meander maakt me om die reden extra blij. Dat een gedicht door de jaren heen overeind blijft, vind ik een belangrijke eigenschap van goede poëzie.

Nu ik me kan beroepen op de ervaring die ik in mijn beginperiode miste, vind ik het soms nog spijtig dat ik toen niet beter voorbereid was op wat je staat te wachten als je debuteert. Wat me zoal overkwam was behoorlijk kwetsend. Het heeft me terughoudend gemaakt en dat is nooit meer helemaal weggegaan. Uit ervaring weet ik dat je woonplaats al een obstakel kan zijn. Evenals je naam. (‘oh hij, zij…..’) Een twijfelachtige ‘roem‘ kan je vooruitgesneld zijn zonder dat je het zelf in de gaten hebt. Rancune of een zekere verhevenheid kan een literator ervan weerhouden je werk door te laten en dat is heel jammer. Dat dichters onderling niet altijd even aardig zijn is me bekend. Ik heb het in principe sinds mijn debuut altijd moeilijk gevonden om een plek te vinden in de literaire wereld die me recht doet.

Als recensent voor Meander krijg ik de ruimte om een ander aspect van mezelf aan te boren en te tonen, namelijk een doorwrochte op kennis gebaseerde leeservaring. Op een feest werd me eens gevraagd wat ik zoal deed. Omdat ik toevallig net mijn eerste recensie voor Meander had geschreven vertelde ik dat ik gedichtenbundels recenseerde. ‘Oh,’ zei een van de aanwezigen, ‘lezen en dan er iets over zeggen, dat kan ik dus ook.’ Die middag koos ik ervoor om dit enigszins aarzelend te beamen. Echter, ik vind niet dat elke lezer een gedichtenbundel kan recenseren.

Om te beginnen zijn we allemaal behept met mankementjes als eerder genoemde ongemakken, ego, vooringenomenheid, smaak, subjectiviteit, enzovoort. Van een recensent mag verwacht worden dat er naar de poëzie wordt gekeken. Immers, dat is waar het om gaat. Een enigszins professionele houding mag dan ook verwacht worden. Natuurlijk staat daar tegenover dat juist een frisse, van enige kennis verschoond gebleven blik, zeer wel de vinger op een zere plek kan leggen of juist op een hele sterke. Kortom, het is switchen en daarom is recenseren toch echt net iets meer dan lezen. Kennis van de literaire termen, taalvaardigheid, oog voor clichés en originaliteit, tijdens het leven verworven inzichten vermengd met een uitgebreide leeservaring, zijn onontbeerlijk om tot een eerlijke recensie te kunnen komen. Persoonlijk vind ik dan ook dat je smaak niet de overhand mag krijgen. Ook een eventuele afkeer van de schrijver mag niet leidend zijn, noch een van die andere verborgen mankementjes die wij mensen in ons dragen. Mensen liegen soms, de gedichten die opgenomen werden in een bundel doen dat niet. Dat te weten, is een prachtig startpunt om uit te vertrekken. Ik doe het in elk geval op deze manier en ik ervaar dat als leerzaam.

Bij elke bundel die me wordt voorgelegd ontdek ik ook iets nieuws over mezelf. Bijvoorbeeld dat ik een zachte recensent ben. Misschien té zacht. Dan kan ik mezelf de vraag stellen of ik zacht ben om de schrijver te beschermen of omdat ik diegene niet durf aan te pakken. Jawel, ik durf best iemand aan te pakken, maar het past niet bij me. Ik voel me er geen betere recensent door en mijn empathisch vermogen zit me dan behoorlijk in de weg. Als ik een bundel bespreek, dan is het mijn doel om de lezers te laten zien wat zij mogen verwachten, mochten zij de bundel aanschaffen. Staat er één enkel slecht gedicht in de bundel dan stip ik dat gedicht niet aan. Er de aandacht op vestigen zal weinig toevoegen aan het geheel. Liever laat ik zien dat de gedichten gelezen werden, dat ze binnenkwamen of juist niet. Met voorbeelden tracht ik de stem c.q. bedoeling van de dichter uit de woorden te tillen. Precies zoals ik graag wil dat mijn gedichten gelezen worden. Aantonen hoe slecht iets is, is vele malen gemakkelijker dan aantonen waarom iets het net niet heeft of juist wel, maar zich buiten je leescomfort bevindt. Het is aan mij als recensent om dit over te dragen. Het kan nooit de schuld van het gedicht zijn als ik me beperk tot een vluchtige conclusie in pakkende regels om bij anderen de blits te maken. Want, ik herhaal het nog eens, gedichten liegen niet en als het goed is recensenten ook niet. Mijn recensies spelen slechts een bescheiden rol in de literaire wereld, die wereld die ik soms als oneerlijk ervaar, daar ben ik me zeer bewust van. Voor de dichter daarentegen is een recensie van groot belang, al is het maar om later tevreden op terug te kunnen kijken.

Waardering is een wat ondervoed kindje. Ik voed het dan ook graag zo nu en dan wat bij.

     Andere berichten

Het commentaar van Daan Doesborgh

Het commentaar van Daan Doesborgh

‘Alles betekent alles tegelijk’ door Janine Jongsma - - Vandaag in gesprek met Daan Doesborgh (1988) praten we over de recensie van zijn...

Het commentaar van Jan van Gulik

Wie ben ik om van alles te vinden? door Jan van Gulik - - ‘In many ways, the work of a critic is easy. We risk very little, yet enjoy a...