LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

De Zeeuwse delta als bron van alle wonderen – Peter Simpelaar

22 sep, 2024
door Pieter Sierdsma

 



foto © Frans Hemelrijk, Peter Simpelaar, Verzamel de wolken op je gemak, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1975

In mijn bijdrage over Jacques Hamelink van 23 juni is de Zeeuwse delta een avontuur voor jongens, bijna exotisch. De elementen vinden er hun blijvende plaats.

De natuur van de Zeeuwse delta, groot en ongebreideld, was een wereld die voor de jonge Peter Simpelaar, geboren te Breskens in 1954, opeens wijd openging. De ervaring van die vrijheid vermengde zich met de muziek die hij laat in de nacht op zijn radiootje vond, Radio Geronimo. De expressionistische bluessongs van Captain Beefheart gebed in diens fantastische teksten en de meeslepende gitaarmuziek van Jimi Hendrix. En natuurlijk was deze vrijgevochten wereld het voertuig voor meisjes, de onverbiddelijke jonge meisjes, die overal als erotische spring-in-het-veldjes in zijn strofen opduiken.

Het is minder het uiterlijke landschap dan het innerlijke landschap dat geldt, de fantasie, de spontane overgang van het een naar het ander. Je zou het surrealisme kunnen noemen want met recht zweeft de wereld van Peter Simpelaar moeiteloos en ongebroken boven de werkelijke wereld (natuurlijk altijd een pover substituut!). Maar in tegenstelling tot de wat bestudeerde contrasten van de surrealistische beweging zijn de evocaties van Simpelaar onbezonnen en spontaan. Alles kan en alles is goed. Overal ligt het geluk te wachten.

Joris van Casteren schreef in Vergeten dichter Peter Simpelaar, (De Groene Amsterdammer, september 2000): ‘Een doordeweekse lentedag in het jaar 1970. Als alle dagen fietst de vijftienjarige Peter Simpelaar om kwart over drie van de middelbare school in Oostburg terug naar Breskens. Een elf kilometer lange tocht over kaarsrechte macadamwegen. Eindeloze groene vlakten, wilgenhagen die hier en daar de horizon onderbreken. Luchtblauw met joekels van wolken erboven’.

Deze nieuwe indrukken resulteerden in een stroom teksten die de jonge dichter zelf verrasten. ‘In de winter van 72 lag er een vuistdik pakket van proza-achtige gedichten genummerd van 1 tot 394’. Sommige kregen titels mee zoals Liedjes om een verdrietige Melanie op te fleuren of Het zaaien van kneuterige uitzichtloosheid. Simpelaar vertelde aan van Casteren in 2000: ‘Door die muziek kreeg ik het idee dat er verwante geesten in het universum waren die ook bezig waren met wat ze om zich heen zagen en dat op een schijnbaar chaotische manier tot uiting lieten komen… Het was een onbewust proces. Op dezelfde manier kun je een droom lezen’.  Het waren on-Zeeuwse visioenen, een rapsodie, een vermenging van contrasten, van stemmingen en beelden, opgeschreven in een breed gevoel van romantische vrijheid, zoals:

262 Wereldsmart na een drijvende lotus

Als ik lesbisch ben in mijn Pyreneeën
met een transparante stofbril op
zie ik een hangcactusse, die verteerd wordt door vuur.
En in een okergele tabel leg ik liefdesperikelen vast.
Bladzijnummers worden kleuren, menie, scharlaken in de tuin, maar zelden gaaf.
Een hymne voor een vogel, die dwarrelt op een spoorwegterrein.
Het rangeren geschiedt bleekgeel met violette strepen.
Donkergroen licht tussen roodkleurige bossebossen,
en witte grote varkens, met echte kleurverfijning.
De verblauwing der steile waterkant.
Velden met groene puntjes in wuivend vocht.
Koolzaden en steeds slechts het licht en de donkerende beschaduwing.
Zelden te weinig om te zien. Latere avond- exaltatie.
Zes blauwe kruisjes op een wit papier en het wapperend kerviolet
aan de rand van het verwilderd lila. Ik zou
willen weten, wat deze plant is. Groen groen
en een karrepaard verdoold door mistlijnen.

De geest is verlost uit de bronnen van gebogen liggen.
Het betokkelen van sitars voorbij de Nijlen.
Op een blauw stepje ben ik verknocht tussen de dorre bladeren.

(Uit: Verzamel de wolken op je gemak, pag. 17)

Thuis was weinig. Moeder druk bezig, vader vaak afwezig. Grootmoeder die bij hen in huis woonde, in zijn jeugdjaren zijn vriendin, was overleden. De eenzaamheid werd groter toen zijn vader een nieuwe betrekking kreeg, veel noordelijker, in Zierikzee, waar ze naar toe verhuisden. Vader had ook een nieuwe vrouw gevonden. Moeder kon vertrekken. ‘De scheiding en de breuk met zijn geboortegrond bleken funest voor zijn dichterschap. Geen letter kreeg hij nog op papier’.  De later bekend geworden dichter Ed Leeflang werd zijn leraar Nederlands. Peter Simpelaar, dan al met baardje en ziekenfondsbril maakte een zonderlinge indruk op hem. Maar hij viel op door een perfect opstel over Paul van Ostayen.

Van het een kwam het ander. Door Leeflangs contacten met de educatieve uitgeverij van de Arbeiders Pers kwam het dikke manuscript in handen van de net aangetreden redacteur literair, Theo Sontrop, die meteen de kwaliteit zag en een bescheiden greep uit de enorme verzameling uitgaf. Hij presenteerde Simpelaar als ‘een soort Hollandse Rimbaud die met de vanzelfsprekendheid van het natuurtalent de bronnen van de creativiteit laat vloeien’. Dat klonk veel recensenten te overdreven in de oren en had onverdiende negatieve kritieken tot gevolg. Onder andere een nogal giftige van streekgenoot Hans Warren, die de poëzie van Simpelaar karakteriseerde als geschreven onder invloed van verdovende middelen. Later ging Peter Simpelaar weer schrijven en stuurde de gedichten naar zijn uitgever. Maar daar hoorde hij niets meer van. Ze hadden destijds op een hype gehoopt, maar toen die uitbleef waren ze niet meer geïnteresseerd. Een duidelijk teken hoe mode meer weegt dan literaire kwaliteit.

Van Peter Simpelaar zijn weinig sporen gebleven in de literatuur en media; Ik ken geen afbeelding van hem. Toch is de roekeloze excursie van Peter Simpelaar in een uitbundige vermenging van zin en onzin nog altijd uniek in de Nederlandse literatuur en mag niet worden vergeten; hip, geinig, seventies en verlossend van alle zorgen. Het gaat om de totale overgave: ‘ik  heb mij zeer dweepziek opgesteld’. Zijn gedichten ogen bandeloos maar zijn zorgvuldig gecomponeerd, als muziek, met korte pauzes, waarna de muziek weer verder zwenkt: ‘De geest is verlost uit de bronnen van gebogen liggen’. Het is als een trip door de woorden zelf opgewekt, die dagelijkse kneuterigheid doorbreekt: ‘De regen gaat liggen, onregelmatigerwijze …De kerktoren klappert over de kasseien. Hij is zo langzaam, spiegelbeeld in rimpelwater. Malachiet. En deze kamer is ruim-eenzaam 4 onvermijdelijke hoeken die lang het leven versnijden’ (uit: 281).
Zijn poëzie, een heruitgave (?), zou een inspiratie moeten zijn voor de huidige poëzie, om los te breken uit het zwoegen op de eigen wereld, in zoveel fletse gedichten. Hier is een deel van nummer 258.

258

Er ligt een pad begroeid met varens.
Waarop een reus rotsblokken heeft uitgestrooid.
Daar groeien bleke zwammen. Je lange benen lopen daar
en smijten een griezelige weelde van kleuren neer,
onmiddellijk weggezogen door je zinloos gewauwel & onbereikbaarheid.
NIETS is daar veranderd in 2 jaar.
De kleurenzee, een, manifest. Soms
stoot je je hoofd tegen een tak.
En pruttelend uit een leger vogels gestileerde vogelkreten.
En steeds danst je levend variëteiten bos verder, soms abrupt
wegsnokkend, als een coïtus van witte paarden in een rivier.
En dit gedicht wil ik inslikken voor jou, zwierig
sierende, draagster van lampions, getooid met giechelgrapjes.
Wat een typische stijl ook, over de heuvels zwevend.
Zwermen, wemelen als witte vissen in een beek, die
niet ruiselt, een modderbeek, met water als zwarte wijn, en gruizel-
strandjes met tegelkantelen en wierooksteeltjes.
Mooie droombeek, of niet ?
….
(Uit: Verzamel de wolken op je gemak, pag. 15)

Bronnen:

Peter Simpelaar, Verzamel de wolken op je gemak, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1975.
Joris van Casteren, Vergeten dichter Peter Simpelaar, De Groene Amsterdammer, nr. 39, 30 september 2000.

 

     Andere berichten

Stilte, de dichter dicht

door Hans Franse   Bij het opruimen van mijn boekenkast kwamen niet alleen wolken stof uit de boeken, maar ook stof voor een nieuwe...

Afscheid van een nachttovenaar

Afscheid van een nachttovenaar

door Rogier de Jong   In memoriam Breyten Breytenbach (1939-2024)   Mijn vader (1918-1976) streefde een wellevendheid na die uit...

Applaus en bedachtzaamheid

door Jan Loogman   Op 11 november 2024 loop ik van het treinstation in Haarlem naar de binnenstad. Het is bijna half elf in de...