LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Rainer Maria Rilke – Het boek der beelden – Das Buch der Bilder

9 sep, 2024

Groots

door Peter Vermaat




‘Ik zoek een reisgenoot.’ De Tsjechisch-Oostenrijkse dichter Rainer Maria Rilke (eigenlijk René Karl Wilhelm Johann Josef Maria Rilke, *Praag 4-12-1875 †Territet 29-12-1926) had het Martinus Nijhoff kunnen nazeggen als hij ‘Awater’ gekend had, maar toen het geschreven werd, was Rilke al een aantal jaren niet meer onder de levenden. Als mens was Rilke de rusteloosheid zelve en bovendien verkeerde hij in de hoogste kunstenaarskringen van Europa: hij was bevriend met Lou Andreas-Salomé en Paula Becker-Modersohn en ontmoette Rodin (van wie hij een tijdje secretaris was) en Tolstoj. Als dichter ontwikkelde hij zich van subjectiverende impressionist tot objectiverende modernist, waarbij hij de Duitse taal een aantal van haar mooiste gedichten heeft nagelaten.

Mijn eerste uitgave van Das Buch der Bilder, een insel taschenbuch uit 1973, kreeg ik in 1987 cadeau, de tweede uitgave, als onderdeel van een waarschijnlijk zwaar gesubsidieerde, want spotgoedkope dundrukuitgave van Rilke’s verzamelde gedichten, schafte ik nog geen jaar geleden aan. Bij het lezen van Rilke’s werk ervaar ik een vorm van wat ik ‘ademverwantschap’ zou willen noemen, aangezien het ritme van zijn verzen vrijwel altijd op een natuurlijke manier synchroon loopt met mijn ervaring daarvan, alsof je een rivier herkent aan zijn niet al te nadrukkelijke, maar alomtegenwoordige golfslag.

Bij het verschijnen van de tweetalige uitgave Das Buch der Bilder / Het boek der beelden, waarbij Gerard Kessels, na die van Das Stunden-Buch / Het getijdenboek en Neue Gedichte & Der neuen Gedichte anderer Teil / Nieuwe gedichten & Nieuwe gedichten het andere deel ook deze vertaling voor zijn rekening nam, moet het in een bespreking uiteraard juist gaan over die vertaling en de kenmerken daarvan. Ook in dat verband heb ik vergelijkingsmateriaal, namelijk Peter Verstegen’s vertaling van de twee bundel Neue Gedichte uit 2010. Een aantal observaties.

Anders dan het Nederlands, zeker vandaag de dag, is het Duits van zichzelf een vrij plechtige taal. Het valt mij steeds vaker op dat ‘de gewone man’ in het Duitse taalgebied een rijk en genuanceerd taalgebruik bezigt, zeker wanneer je dat vergelijkt met zijn Nederlandse evenknie. Mogelijk is dat een reden dat het taalgebruik van Rilke ook bijna honderdtwintig jaar na publicatie nog nauwelijks ouderwets aandoet. Kessels is die uitdaging aangegaan, waarbij hij volgens mij bewust kiest voor vertalen en niet voor hertalen. Ik kan me die keuze goed voorstellen: iedere hertaling in eigentijds idioom heeft het risico – en in het Nederlands meer dan gemiddeld – dat zij snel veroudert en daarmee zelf gedateerd raakt. Daar komt bij dat juist het ‘klankverwant vertalen’ vanuit het Duits meer dan gemiddeld leunt op de Nederlandse woordenschat van Germaanse oorsprong en veel minder op de (leen)woorden uit het Frans en het Engels, die juist uit het Latijn zijn afgeleid. Dit leidt er wel toe dat de vertaling hier en daar wat ‘stijfjes’ overkomt. Dat blijkt het beste uit een voorbeeld:

IN DER CERTOSA

Ein jeder aus der weißen Bruderschaft
vertraut sich pflanzend seinem kleinen Garten.
Auf jedem Beete steht, wer jeder sei.
Und Einer harrt in heimlichen Hoffahrten,
daß ihm in Mai
die ungestümen Blüten offenbarten
ein Bild von seiner unterdrückten Kraft.

Und seine Hände halten, wie erschlafft,
sein braunes Haupt, das schwer is von den Säften,
die ungeduldig durch das Dunkel rollen,
und sein Gewand, das faltig, voll und wollen,
zu seinen Füßen fließt, ist stramm gestrafft
um seinem Armen, die, gleich starken Schäften,
die Hände tragen, welche träumen sollen.

Kein Miserere und kein Kyrie
will seine junge, runde Stimme ziehn,
vor keinem Fluche will sie fliehn:
sie ist kein Reh.
Sie ist ein Roß und bäumt sich im Gebiß,
und über Hürde, Hang und Hindernis
will sie ihn tragen, weit und weggewiß,
ganz ohne Sattel will sie tragen ihn.

Er aber sitzt, und unter den Gedanken
zerbrechen fast die breiten Handgelenke,
so schwer wird ihm der Sinn und immer Schwerer.

Der Abend kommt, der sanfte Wiederkehrer,
eind Wind beginnt, die Wege werden leerer,
und Schatten sammeln sich im Talgesenke.

Und wie ein Kahn, der an der Kette schwankt,
so wird der Garten ungewiß und hangt
wie windgewiegt auf lauter Dämmerung.
Wer löst ihn los?…

Der Frate ist so jung,
und langelang ist seine Mutter tot.
Er weiß von ihr: sie nannten sie La Stanca
sie war ein Glas, ganz zart und klar. Man bot
es einem, der es nach dem Trunk zerschlug
wie einen Krug.

So ist der Vater.
Und er hat sein Brot
als Meister in den roten Marmorbrüchen.
Und jede Wöchnerin in Pietrabianca
hat Furcht, daß er des Nachts mit seinen Flüchen
vorbei an ihrem Fenster kommt und droht.

Sein Sohn, den er der Donna Dolorosa
geweiht in einer Stunde wilder Not,
sinnt im Arkadenhofe der Certosa,
sinnt, wie umrauscht von rötlichen Gerüchen:
denn seine Blumen blühen alle rot.


IN DE CERTOSA

Eenieder uit de witte broederschap
verzorgt zijn kleine tuin devoot.
En ieder perk benaamt wat er ontsproot.
En één, in heimelijke hovaardij,
hoopt dat in mei
de tomeloze bloei een beeld van al
zijn ingeperkte kracht ontsluiten zal.

Zijn handen als verslapt, ze schragen
zijn bruine hoofd van sappen zwaar
die ongedurig door het duister stromen.
Zijn pij, die plooit en vol van wol
over zijn voeten valt, staat strak en bolt
rond sterkgestaafde armen die de handen
die zouden moeten dromen dragen.

Geen Miserere en geen Kyrie
ontsnapt er aan zijn jonge ronde stem
en aan geen vloek wil zij ontkomen:
zij is geen ree.
Zij is een ros en steigert in het bit
en draagt hem over horde, steilterit
en hindernis en zeker van het verre pad,
zelfs zonder zadel draagt ze hem.

Maar hij, hij zit en zijn gepieker doet
zijn brede polsen bijna breken,
zo zwaar belast hem zijn gemoed.

De avond valt weer zacht en als altijd,
een wind steekt op, de wegen raken leger
en schaduw schaart bijeen diep in het dal.

En als een boot die dobbert aan de wal
zo ongewis wordt ook de tuin en hangt
gewiegewind aan louter schemer.
Wie knoopt hem los? …

De monnik is zo jong
zijn moeder is al zo lang dood. Hij weet
alleen: ze noemden haar La Stanca
doorschijnend en verfijnd als glas. Men bood
het iemand aan die, na de dronk, het
als een kruik aan stukken smeet.

Zo is zijn vader.
Hij verdient zijn brood
als voorman in de rode marmergroeven.
En elke kraamvrouw daar in Pietrabianca
is bang dat hij met zijn gevloek
’s nachts aan haar raam te dreigen staat.

Zijn zoon, die in een vlaag van geestesnood
hij opgedragen heeft aan Donna Dolorosa,
peinst in de kloosterhof van de Certosa,
peinst en gaat op in ’t rooiige aroma:
want al zijn bloemen bloeien rood.

[pp. 129-131]

Wie de vertaling regel voor regel met het origineel vergelijkt, merkt op dat Kessels in vrijwel alle gevallen vasthoudt aan zowel het aantal lettergrepen als het ritme van het origineel en dat hij ook zoveel mogelijk rijm toepast, al is dat niet altijd precies het door Rilke gebruikte rijmschema. Dit is dezelfde principiële keuze die ik Verstegen heb zien maken. Ook de klankherhaling, die van Rilke’s gedicht zo’n belangrijk deel uitmaakt, wordt door Kessels op een vergelijkbare manier ingezet. Dat leidt er in elk geval toe dat de vertaling een even muzikale toon heeft als het origineel.

Tevens blijkt uit het hierboven getoonde voorbeeld ook een aantal essentiële problemen bij het vertalen van poëzie. Traduttore, traditore is een Italiaanse zegswijze die het misschien wat op het spits drijft, aangezien geen enkele vertaler erop uit is om verraad te plegen aan het origineel. Wat ontegenzeggelijk aan de orde is bij vertalingen, ook in het gedicht hierboven, is dat de vertaler vrijwel nooit ontkomt aan het plaatselijk ‘verdunnen’ van het origineel. Het beste blijkt dat uit de passages ‘der sanfte Wiederkehrer’ en ‘der an der Kette schwankt’, die in hun verwoording in het Duits de bijbehorende beweging oproepen, het zwevende van Wiederkehrer en het op de golfbeweging trekken van de boot aan zijn ketting, als een net niet overtuigende neiging om los te komen, terwijl die evocatieve effecten in de Nederlandse vertaling verloren gaan.

Het gedicht gaat over een jonge kartuizer monnik – moeder al heel lang, waarschijnlijk bij zijn geboorte, overleden, vader woest steenhouwer in de marmergroeve van Pietrabianca (letterlijk ‘witte steen’) en vloeker van zwangere vrouwen – die (mogelijk tegen beter weten in) hoopt dat zijn krachten in de komende lente zullen loskomen en Rilke maakt fraai gebruik van de diepere lagen van de kleur rood: het bloed waarin ontembare krachten sluimeren, maar ook het schuldig bloed van de dood. Opvallend is ook de bijnaam van de moeder, ‘la Stanca’, in het Italiaans ‘de vermoeide’, van wie haar zoon alleen weet dat ze, breekbaar als glas, na ‘gebruik’ aan stukken geslagen is. Hier raken we aan de diepere lagen van het gedicht, waarbij zowel de verwoestende kracht als de breekbaarheid van de droom, het diepe weten, de kunst, tastbaar gemaakt wordt. Als geen ander is Rilke in staat om in een ogenschijnlijk eenvoudig gedicht een diepe onderstroom voelbaar te maken voor de lezer.

Ik had aanvankelijk de neiging om ‘Krug’, liever dan met ‘kruik’, te vertalen met ‘kroes’, vanwege de connotatie met het woeste kapotgooien na het drinken. Daarnaast dacht ik een tijdje dat ‘La Stanca’ Spaans is en dan, met ‘de waterdichte’ mogelijk iemand aanduidt die zijn tranen inhoudt. Bij ‘kruik’ heb ik de associatie met ‘zo lang te water gaan tot ze barst’, wat ook kan betekenen dat iemand breekt van ingehouden verdriet. Misschien is ‘fles’, als glazen voorwerp, nog te overwegen, enfin, bij het lezen van vertalingen lijken mij de overwegingen van de vertaler minstens zo boeiend als het uiteindelijke resultaat.

Hier en daar merk ik in deze uitgave een vlekje op: op p. 177 moet ‘safier’ toch echt als ‘saffier’ worden gespeld en op p. 204/205 zou ik ‘Kot’ vanwege het eerder in het gedicht genoemde zwijn liever vertalen met ‘stront’, ook al levert dat geen rijmklank op. Op p. 210/211 kiest de vertaler voor ‘okidoki’ als vertaling voor ‘Wie gut’, terwijl ‘da’s best’ ook qua lettergrepen mogelijk beter zou passen. ‘Okidoki’ is via ‘OK’ afgeleid van de verkiezingsleus van de Amerikaanse president Martin van Buren, afkomstig uit Old Kinderhook (OK). Op zichzelf een interessant gegeven (lees De Tawl van Philip Dröge er maar op na), maar naar mijn smaak een onnodige stap over de oceaan. Op het grote geheel zijn dit uiteraard minieme punten van kritiek, waar ook mooie vondsten, zoals ‘gewiegewind’ als vertaling voor ‘windgewiegt’ tegenover staan.

Bij een bespreking van Das Buch der Bilder mag uiteraard het topstuk, misschien wel het meest bekende gedicht van Rilke, niet ontbreken:

HERBSTTAG

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren laß die Winde los.

Befiehl den letzten Früchten voll zu sein;
gieb ihnen noch zwei südlichere Tage,
dränge sie zur Vollendung hin und jage
die letzte Süße in den schweren Wein.

Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.

[p. 90]
HERFSTDAG

Heer: het is tijd. Het was de zomer wel!
Spreid nu uw schaduw over zonnewijzers
en in de velden geef de wind vrij spel.

Beveel de laatste vruchten vol te zijn –
geef hun nog twee zonzuidelijke dagen
en drijf hen naar voldragenheid en jaag ‘n
finale zoetheid in de zware wijn.

Wie nu geen huis heeft bouwt er heus geen meer.
Wie nu alleen is zal het langtijds blijven,
zal waken, lezen, lange brieven schrijven,
nerveus de straten lopen op en neer
wanneer de wind de bladeren laat drijven.

[p. 91]

In de vertaling komt het dilemma tussen vorm en klank merkbaar aan de dag: door te kiezen voor het behoud van rijm, terwijl daarvoor in het Nederlands niet altijd voldoende vrijheid overblijft, dreigt de vertaler in zijn eigen dwangbuis te raken. Juist vanwege de bekendheid van het gedicht luistert het nauw om de betekenissen – zowel denotatie als connotaties – overeind te houden dat vereist bijna bovenmenselijke vertaalinspanning. Zonder rijm zou ‘Der Sommer war sehr groß’ vertaald kunnen worden met ‘Wat was de zomer groots!’, wat qua intensiteit dichter bij Rilke blijft dan het wat bleke ‘Het was de zomer wel!’. Maar ook los van het rijm zijn er alternatieven te overwegen, bijvoorbeeld ‘dwing’ in plaats van ‘drijf’ in r. 6 (hoewel je dat een ij-klank kost) en ‘lanen’ in plaats van ‘straten’ in r. 11 (wat ik in combinatie met ‘heen en weer’ in plaats van ‘op en neer’ zelf zou kiezen).

Juist in een gedicht als dit, dat inmiddels publiek eigendom is, zal iedere lezer wel iets vinden van je vertaling of het op punten beter menen te weten. Het is niet anders. Deze lezer vormt daarop geen uitzondering en onder de streep zegt dat ook niets substantieels over de vertaling als geheel. Daarin heeft Gerard Kessels puik werk geleverd. De ‘zonzuidelijke dagen’ zouden Rilkeaans kunnen zijn en liggen daarmee in het gedicht als een rijpe vrucht in je hand. Zoals dit fraai vertaalde boek.

____

Rainer Maria Rilke (2024). Het boek der beeldenDas Buch der Bilder, vertaling: Gerard Kessels. Uitgeverij Ijzer, 303 blz. € 29,50. ISBN 9789086842964

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...