LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Over het dragen van een gedicht

13 okt, 2024
door Rogier de Jong

 

 

Lief kind, hoe zal ik je dragen?
Links, rechts, van voren, of op
mijn rug? Weet je wat, ik sla je
tot ridder, tot iemand die er mag
zijn en stoot je dan af als de trap
van een raket. Mogen degenen
die je vangen en met zich meedragen
alle kermissen afreizen zodat de
mensen zeggen: daar heb je die
Tasmaanse duivel weer. Wat een
verrukkelijk vleesetend dier dat
in onze kangoeroebuik past!

Mag ik mij even voorstellen? Mijn naam is Rogier de Jong. Ik ben dichter en essayist. Sommigen kennen mij dankzij mijn naam en personen die mijn familie gekend hebben zeggen: ‘Hé, een De Jong!’

Voor- en vooral achternamen zijn belangrijker dan je denkt. Heetten we allemaal Kees of Geraldine en hadden we een tiencijferig rugnummer, dan leefden we in de schemerzone van een anonimiteit die we niemand, onszelf incluis, toewensen.

Met kunstwerken lijkt dat hetzelfde te zijn. Ik geloof dat het Herman de Coninck was die in een essay – ik weet niet meer welk – de gedachte opperde dat gedichten moeten worden gedragen door een naam om te worden gewaardeerd. Een anonieme ‘Paul Snoek’ is minder van kwaliteit dan een gedicht dat de naam van Paul Snoek draagt. Althans, dat willen onze hersenen ons doen geloven. Het gerucht dat een door Gerrit Komrij anoniem ingezonden gedicht de top honderd van de Turing Gedichtenwedstrijd niet haalde, boekstaaft die theorie, al is een incidenteel geval natuurlijk geen bewijsmateriaal.

Stel dat het waar is wat hier wordt beweerd – dan zit daar iets onrechtvaardigs en tegelijk ook iets begrijpelijks in. Een gerenommeerd museum zal minder geneigd zijn een anoniem stilleven te exposeren dan wanneer het is gesigneerd door Henk Helmantel. Een naam is een merk, een leuning, een houvast. Op de een of andere manier leest een gedicht dat door een onbekende wordt ingezonden anders dan de poëzie van een gewaardeerde dichter. Onbekend maakt onbemind: onze hersenen beschermen ons door risico’s te mijden. Prestatie rijmt niet voor niets op reputatie.

Tegelijk moet de onbekende kunstenaar – en dat is de paradox – als nobody doorbreken om iemand te worden. Redacties van literaire tijdschriften en uitgeverijen worden overstelpt door inzendingen. De manuscripten van erkende dichters, zo fantaseer ik, worden links neergelegd, het ongevraagde materiaal rechts. Ik weet niet goed hoe die rechterstapel wordt doorgenomen. Bladerend, steekproefsgewijs, diagonaal? Wordt het mapje na één slecht gedicht zuchtend terzijde geschoven? Er moeten tussen al die ingezonden verzen toch ook pareltjes zitten die door de mazen van de zeef glippen. Uitgevers liggen daar vermoedelijk niet wakker van. Hun missie is denk ik niet om met een tandartshaakje literair talent uit een hooiberg te peuteren, maar om juichend in hun postvak een gedegen kunstwerk te vinden dat ook nog gedragen wordt door een aansprekende auteur met een bekende of tenminste veelbelovende naam – en liefst ook nog een fotogeniek voorkomen. Ik zie de ogen van de uitgevers oplichten en hun neuzen krullen. Eureka! Hoera! Uiteindelijk zijn uitgeverijen bedrijven die boeken willen verkopen. De auteur en diens werk moeten marktwaardig zijn. Of tenminste een identiteit uitstralen die past bij het karakter van het fonds dat door de uitgeverijen zorgvuldig wordt samengesteld en beheerd.

Zo kom ik aan het einde van deze korte column mét Herman de Coninck – als hij het inderdaad is – tot de niet erg opzienbarende conclusie dat een gedicht moet worden gedragen. Niet alleen in een handtas, zoals iemand naar aanleiding van een eerdere versie van het bovenstaande gedicht opmerkte, maar ook door een naam, een beeld, een hoofdknik, een blijk van herkenning en instemming. ‘Ah, daar hebben we een echte …’. Zodat je in de boekhandel wordt verleid de bundel van de alom bekende …. van het gepresenteerde stapeltje te nemen en met bewondering door te bladeren, terwijl het boekwerkje van de goedwillende anonymus ernaast eenzaam blijft liggen. Auteurs die in eigen beheer publiceren weten daar alles van, denk ik.

Inderdaad, namen doen er meer toe dan je zou denken. Wil je erkenning als dichter, schrijf dan goede gedichten. Zorg ervoor dat ze in literaire tijdschriften verschijnen en bij een echte uitgever belanden. Als die uitgever ook nog aan wereldkundigheid doet, bevordert dat de kans dat je naam maakt en dat je poëzie wordt gedragen. Meer valt er eigenlijk niet over te zeggen.

 

Gedicht © Rogier de Jong
Foto’s Wikipedia en © Pixabay

     Andere berichten

Nog maar eens: Lucebert

Nog maar eens: Lucebert

door Jan van der Vegt       Ik vrees, beste lezers, dat ik mijzelf herhaal, maar het moet wel, want het houdt niet op....

Voetballende dichter

door Ko van Geemert   In de tijd dat ik op de lagere school zat, jaren vijftig, begin zestig, was ik zo vaak als mogelijk buiten, op...