Weinig reuring in de gedichten
door Kamiel Choi
–
–
Gedichten over de morele waarde van menselijk gedrag ten opzichte van wat we de natuur noemen, heten klimaatgedichten. De verzamelbundel Het gras lacht groen omvat een aantal gedichten en korte verhalen van verschillende auteurs uit Nederland en Vlaanderen, zowel van bekende namen als van jonge dichters. Het hardcover boek is prachtig geïllustreerd door de Antwerpse illustrator Lucas Suykens. De tekeningen smeden de gedichten en verhalen tot een eenheid.
Omdat Meander een poëzietijdschrift is beperk ik me in deze recensie tot de gedichten. Het zijn over het algemeen lichte verzen van bekende auteurs als Erik van Os, Joke van Leeuwen en Pim Lammers, maar er staat ook een prozagedicht van Anne Provoost in, een prikkelende allegorie van Maud Vanhauwaert en een liedje van Geert Buelens.
Representatief voor de bundel is het gedicht van Erik van Os (blz. 43): in twee korte strofes neemt hij ogenschijnlijk klimaatactivisten op de hak, maar een zorgvuldige lezer zal meteen doorhebben dat hij eigenlijk juist laat zien dat we relatief weinig hoeven ‘op te offeren’ voor het leefbaar houden van de planeet.
–
We douchen zo
verantwoord kort
dat niemand er
nog schoon van wordt.
–
Aan stank zullen wij
ten onder gaan
maar de aarde blijft
wél voortbestaan.
De bundel doet niet aan pessimisme of moralisme, en dat komt in dit gedicht goed naar voren. Toch vind ik een aantal gedichten in de bundel te licht, te weinig veelzeggend, zoals het vers ‘Dagje kijken’ van Johanna Kruit (blz. 32):
Kijken hoe de mensen lopen. Kijken wie in winkels kopen.
(…)
Ik moest glimlachen bij het gedicht ‘De mens Sebastiaan’ (blz. 50) van Gaea Schoeters, een slimme adaptatie van het beroemde gedicht van Annie MG Schmidt voor een ‘ongetemde bundel met verfrissende klimaatverzen en verhalen voor lezers van elke generatie’ (achterflap):
O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
toe, Sebastiaan, toe nu, laat!
Heel gevaarlijk, al jouw wensen,
zo gevaarlijk voor ‘t klimaat.
Er is goed gelet op het ritme, zodat het gedicht erg geschikt is om (aan kinderen) voor te lezen. Dat geldt ook voor de andere gedichten in deze bundel. Helaas hebben niet alle gedichten iets bijzonders. Te veel gedichten zetten niet echt aan tot nadenken. Neem bijvoorbeeld het gedicht ‘Toekomstpad’ (blz. 86) van Kibi Puati Nelen en Cleo Klapholz – Proza K:
Vlees voor vegetarisch,
het vliegtuig voor de trein,
aardgas voor zonnepanelen,
schoorsteentorens voor windmolens
beton voor uitgestrekte natuur.
(…)
Dit leest meer als een beleidsdocument dan als poëzie, en dat we de ‘ie’ van transitie, economie, technologie en speculatie misschien inruilen voor de ‘oe’ van groen, is een gedachte die wat verder had kunnen worden uitgewerkt.
De titel Het gras lacht groen, is veelbelovend. Helaas is er op het gedicht van Erik van Os na, niet zo veel humor in de gedichten (zo noemen we de teksten met voortijdige regelafbraak). Ik vond wel wat pareltjes onder de verhalen, zoals het afsluitende verhaal van Gaea Schoeters over een schoolreisje van robots in de toekomst.
De bundel is heel mooi vormgegeven met illustraties die de gedichten tot een eenheid smelten. Het feit dat de taal dit aspect niet versterkt, dat de dichters geen dialoog met elkaar zijn aangegaan en in hun werk op elkaar hebben gereageerd, kan gezien worden als een gemiste kans. Er is ook geen aandacht voor lastige vragen met betrekking tot het klimaat, bijvoorbeeld dat ontwikkelingslanden het morele recht hebben om fossiele brandstoffen te gebruiken teneinde hun welvaart te verhogen, zoals het Westen dat ook heeft gedaan. Een ‘klimaatbundel’ is wellicht niet de plek om morele verwarring te zaaien, maar wanneer alles uitgemaakte zaak is en de gedichten enkel dienen als grappige illustraties bij wat we toch al wisten, kan hij als saai en lusteloos worden ervaren.
‘Klimaatgedichten’ die mensen op andere gedachten willen brengen zonder te drammen, moeten het hebben van humor die door de achterdocht van klimaatontkenners of -twijfelaars heen prikt. Grotesk, bizar en toch diep menselijk. Ik vrees dat Het gras lacht groen te lief is om te zorgen voor reuring en een verschuiving in het denken van zijn lezers.
De ambitie van de bundel staat beschreven in het nawoord door Daniel Billiet (blz. 95): ‘We hopen met dit boek bij te dragen tot een nog grotere bewustwording dat we niet langer kunnen aarzelen, maar dat we met z’n allen, jong en oud, de schouders moeten zetten onder positieve acties om de klimaatcrisis om te keren. Kunnen we met grappige, spannende en fantastische verhalen onze planeet redden?’ Het klinkt lovenswaardig, maar ook een beetje absurd – tenzij het de topman van Shell op andere gedachten brengt.
En het is precies die hoop, soms tegen beter weten in, die we levend moeten houden. Daarom hoop ik dat er nog veel ‘klimaatbundels’ zullen worden gemaakt, maar dan ook met werk dat het zichzelf moeilijk maakt, zoals het toneelstuk De Zaak Shell uit 2020 van Anoek Nuyens en Rebekka de Wit dat deed. Zoals Jaap Spijkers de rol van de topman van Shell op het podium vertolkt, zo zou het ook op papier kunnen. De argumenten tégen onmiddellijke klimaatactie moeten worden ontkracht. Dat gebeurt met wetenschappelijk onderzoek en scherpe argumenten op basis van theorieën die te ingewikkeld zijn voor leken (waartoe ik mezelf als eenvoudige poëzierecensent ook reken). Poëzie kan het emotionele dilemma van zo’n topman reconstrueren. Dit zorgt voor suspense: de lezer weet al dat de auteur een voorstander is van klimaatactie, maar niet hoe poëzie op het scherpst van de snede argumenten tegen klimaatactie krachteloos en achterhaald maakt.
____
Verzamelbundel (2024). Het gras lacht groen. Uitgeverij De Eenhoorn, 112 blz. € 24,95. ISBN 9789462917682