door Jan Loogman
Vroeger had mijn vader een paard. Ik weet niet hoe hij met het dier omging want vroeger was ik nog niet geboren. Maar hij noemde graag haar naam en dan klonk zijn stem zachter dan anders. ‘Vosje.’ Als hij over haar sprak, zag ik hem op de bok van zijn schillenwagen zitten, terwijl Vosje de kar trok, maar ook zag ik hoe hij haar voer bracht als zij rondstapte in de wei achter de kleine boerderij. Al voor mijn geboorte verving mijn vader paard en wagen door een vrachtauto. Waar Vosje heen was gegaan, vertelde hij niet. Als ik ernaar vroeg, zei hij dat ze al oud was.
Wanneer ik op maandagmiddag de stad uitfiets, langs de golfbaan en daarna tussen de weilanden door naar het dorp waar het verzorgingscentrum staat, zie ik rechts van de weg paarden in de wei. Ze dragen een deken. Springpaarden, denk ik. Ze staan wat verspreid, maar zijn toch op elkaar georiënteerd. Als de een beweegt, beweegt ook de ander. Een paar paarden dragen geen deken. Oudere paarden die niet meedoen aan concoursen. Ze houden zich afzijdig, alsof ze niet meer bij de groep horen. Misschien heeft Vosje ook zo gestaan nadat mijn vader hem verkocht had. Ik denk aan Rutger Kopland: Zo stonden wij tegen het krakende hek / zo buiten de wereld als paarden.
Bij het verzorgingscentrum stal ik mijn fiets en haal mijn schoudertas vol boeken van onder de snelbinders. Even later lees ik binnen Kopland voor, een ander gedicht: Geef mij maar de brede, de trage rivieren…met tegen het einde de regels Geef mij maar een paard in galop, maar / op zijn zij in het gras. Geef mij // maar een vraag en geen antwoord. Een moeilijk gedicht, vinden mijn toehoorders. Hoe kan een paard in galop zijn en tegelijkertijd liggen in het gras? En is het wel een goed teken als een paard gaat liggen? Is het dan niet ziek en een ziek paard galoppeert toch niet? Zij laten het gedicht niet aan zich voorbijgaan, maar bestoken het met hun vragen. De antwoorden ontbreken, maar zegt de dichter zelf niet dat de vraag hem liever is dan het antwoord?
Op de terugrit fiets ik opnieuw tussen de weilanden door, en nu zie ik de paarden links van de weg. Nog steeds de oudere paarden bij het krakende hek, los van de grotere groep. Zoals mijn luisteraars in het verzorgingscentrum zich ophouden buiten het woelen van de grote wereld. Nu ik hen bezocht heb, kijk ik anders naar de oude paarden, de zwarte, de rossige. Zij staan apart van de groep, maar hun geest herbergt nog de galop. Apart gezet, buiten de wereld, maar gelukkig nog altijd zo trots als een paard.
Afbeeldingen:
Paard en wagen
Liggend paard
Zwart Fries paard
–