door Hettie Marzak
Meander Klassieker 285
Hettie Marzak bespreekt het gedicht ‘pinguïns’ (2017) van Myriam Van hee – een sonnet over de hartverscheurende eerste sprong in zee van jonge pinguïns, waarin de focus in het gedicht subtiel van de dieren naar de mens verspringt.
pinguïns
–
–
de jongen hebben nog dons op de borst
als ze toekijken hoe zich hun moeders
langzaam verwijderen, in de mist, als
hebben ze voetboeien om, hun tijd is
–
gekomen, zij moeten zich storten in zee,
de jongen zich redden alleen, wie heeft
hun geleerd om nooit de vorm uit het oog
te verliezen, zij zien naar het schijnt elkaar–
–
niet terug, daar staan zij, de ijzige wind
blaast verzamelen, het is zaak voor de
sprong vrienden te vinden en je vraagt
–
je wel af wat ze voelen, heimwee
verlangen, maar het is dit, geen keuze
geen sneeuwpret maar voetboeien, dit
–
–
––
Miriam Van hee (1952)
–
uit: als werden wij ergens ontboden, 2017
uitgever: De Bezige Bij
Analyse
Miriam Van hee is een Vlaamse dichter die sinds haar debuut in 1978 elf bundels op haar naam heeft staan. Onlangs ontving ze van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde de Prijs voor Meesterschap 2024, een oeuvreprijs die een keer in de vijf jaar wordt toegekend. In het juryrapport werd vermeld dat haar de prijs is toegekend “op grond van de levenslange toewijding aan de poëzie, het sensitieve raffinement van de gedichten en de stelselmatige verdieping van thema’s zoals vergankelijkheid, melancholie, beweging versus stilstand, thema’s en motieven waaraan ze in elk van haar bundels vormgeeft.” Dezelfde kwalificaties die de jury aan haar poëzie toekent zijn ook terug te vinden in het gedicht ‘pinguïns’.
Het gedicht lijkt wel een klassiek sonnet, bestaande uit een octaaf van twee keer vier versregels en een sextet van twee keer drie. Een echte volta is niet aan te wijzen, tenzij het definitieve afscheid van de pinguïns onderling als zodanig mag gelden, in het inderdaad geraffineerde enjambement tussen het octaaf en het sextet. Ook zou de volta kunnen liggen tussen de twee strofen van het sextet in, als de focus van de dichter verschuift van de dieren naar de mensen, van het geobserveerde object naar de observator, van het afstandelijke ‘zij’ naar het innerlijke ‘je’.
Het gedicht kent ook geen eindrijm, maar is zorgvuldig uit een aantal herhaalde assonerende klanken opgebouwd. Neem bijvoorbeeld meteen de eerste versregel, waarin de korte o-klank maar liefst vijf keer voorkomt en vier keer terugkeert in de derde strofe. Ook de tweeklank oe is prominent aanwezig door het hele gedicht heen, waarbij vooral de ‘voetboeien’ opvallen. De lange a neemt vooral in de derde strofe een belangrijke plaats in en de lange e in de tweede. Het metrum is een amfibrachus met antimetrieën.
Het gedicht heeft geen hoofdletters, geen punten die een zin beëindigen; de enige leestekens die gebruikt zijn, zijn komma’s en slechts één vers heeft een eindkomma. Er zijn verschillende enjambementen aangebracht in het gedicht, maar geen zo pregnant als het al eerdergenoemde tussen de tweede en de derde strofe, waarmee meerdere betekenislagen mogelijk gemaakt zijn: ‘zij zien naar het schijnt elkaar’, zijn dat de jongen, of de moeders en hun jongen? Kijken zij naar elkaar? Maar het enjambement slaat die gedachte dood in het vervolg van de versregel: ‘zij zien naar het schijnt elkaar/ niet terug’.
National Geographic vertoont een filmpje van vier minuten waarin te zien is wat Van hee in het gedicht beschrijft. Het is een hartverscheurende opname uit april 2024, gemaakt met een drone, van jonge keizerspinguïns die van een vijftien meter hoge klif afspringen om voor het eerst in zee te duiken. Normaal gesproken worden jonge pinguïns geboren op een dikke laag ijs in zee, maar door het wegsmelten van het poolijs op Antarctica zijn de ouders gedwongen hun eieren op het hoger gelegen landijs uit te broeden, waardoor de jongen als ze een half jaar oud zijn, een veel grotere sprong moeten wagen. De ouders laten hen dan in de steek en de jongen moeten voortaan voor zichzelf zorgen.
Het filmpje mag dan uit 2024 afkomstig zijn, Van hee was blijkbaar al in 2017 van dit natuurfenomeen op de hoogte. In haar gedicht laat zij zien hoe goed zij haar observaties in woorden om kan zetten. Omdat de jongen ongeveer een half jaar oud zijn, dragen sommige van hen inderdaad nog een gedeelte van hun nestveren, het ‘dons’ uit de eerste regel. Het woord ‘voetboeien’ houdt de jongen op hun plaats genageld, zij kijken hun moeders na die zich van hen verwijderen, in de mist waardoor ze nog eerder verdwenen lijken, maar zij zelf blijven staan. Hun instinct zegt hen dat zij voortaan zelf in zee hun voedsel moeten zoeken om te overleven. Ze zien hun moeders nooit meer terug, zoals Van hee ook aangeeft.
‘Voetboeien’ kan ook slaan op de manier waarop pinguïns zich voortbewegen: schuifelend, voetje voor voetje, omdat ze heel korte pootjes hebben vergeleken met hun lange lijf. Ze schommelen met hun lichaam om tijdens het lopen elke keer hun zwaartepunt te verplaatsen. Het ziet eruit alsof hun poten inderdaad aan elkaar zitten, zoals bij een groep gevangenen aan een ketting in een ‘chain gang’ uit oude Amerikaanse films.
De ‘voetboeien’ houden hen vast: ze zouden het liefste willen dat alles bleef zoals het was, dat ze vast bleven zitten aan wat bekend is. Gerard van Maasakkers zingt in zijn lied ‘Land van zand’, waarmee het oosten van Noord-Brabant bedoeld is, dat hij nog steeds wordt teruggetrokken door zijn voetboeien:
Ik ben met dit land vergroeid
En verbonden
Bleef weg zolang als ik kon
En dacht: Ik ga d’r nooit meer heen
Want ik heb nog steeds
Die kleine blokjes aan m’n benen
Banden aan m’n handen
Land van zand
Blokjes aan je benen die je verhinderen verder te gaan, die je terugtrekken naar wat was. Maar voor de pinguïns is er geen terug, zij moeten gehoorzamen aan de wetten van de natuur. Blijven is niet mogelijk, stilstaan is achteruitgang. ‘[…] wie heeft/ hun geleerd om nooit de vorm uit het oog/ te verliezen’: het is de natuur zelf die hun vertelt hoe ze zich moeten gedragen. Welke vorm wordt hier bedoeld? Die van de moeder die steeds verder uit het zicht verdwijnt? Die van de zee waar ze uiteindelijk in terechtkomen? Of wordt hiermee de conventie bedoeld, het instinct waarnaar ze moeten luisteren en die de vorm is die hun leven bepaalt? ‘daar staan zij, de ijzige/ wind blaast verzamelen’ is een prachtig beeld voor het grote leger van pinguïns dat een bevel opvolgt dat al generaties lang is doorgegeven in hun genen.
Vervolgens verspringt de focus in het gedicht van de dieren naar de mens, degene die dit natuurverschijnsel gadeslaat: ‘het is zaak voor de/ sprong vrienden te vinden’. Geen vogel die daaraan denkt, dit is een menselijke gedachte, evenals de daaropvolgende regels ‘en je vraagt// je wel af wat ze voelen, heimwee/ verlangen,’. Ook hier maakt het enjambement diverse interpretaties mogelijk: is ‘verlangen’ een werkwoord of een zelfstandig naamwoord? Alleen een menselijk wezen heeft deze overwegingen, ‘sneeuwpret’ kent een dier niet. De pinguïns hebben geen keuze, dat erkent de dichter.
Want natuurlijk gaat het in dit gedicht niet alleen om pinguïns, maar ook om mensen, die in hun leven vaak afscheid moeten nemen en verder gaan, het ongewisse in. De dichter herhaalt het ‘dit’: dit is het voor de pinguïns, meer niet. Maar tegelijkertijd benadrukt ze daarmee dat mensen wel een keuze hebben, zij hoeven zich niet in het diepe te storten. Mensen kunnen hun leven een andere richting geven en zich verzetten tegen wat ze zouden behoren te doen enkel en alleen omdat de traditie dat voorschrijft. Zij kunnen afstand nemen van instincten en natuurwetten. Mensen zijn geen dieren, lijkt de dichter te zeggen. Wij bepalen ons leven zelf.
Hettie Marzak
Meander Klassiekers
In deze rubriek bespreken we elke maand een bijzonder gedicht, dat de tand des tijds heeft doorstaan. Of zal doorstaan. Sinds 2000 zijn in deze reeks ruim 200 analyses verschenen. Klik hier voor recente klassiekers, en hier voor een overzicht van de klassiekers vanaf 2000 – heden.
Reageren op deze bespreking?
Neem contact op met de redactie: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)
Zelf een bijdrage leveren?
Mocht u zelf ideeën hebben voor een bespreking, neem dan tijdig contact met ons op: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres) –
Joost Dancet, redacteur Meander Klassiekers