‘Poëzie is een manier om mijn betrokkenheid vorm te geven zonder dwingend te zijn’
door Annet Zaagsma
Myriem El-Kaddouri (1994) is jurist, dichter en woordkunstenaar. Haar debuut ‘Hier ligt de waarheid in overdaad’ (Pelckmans) ligt sinds juni 2024 in de boekhandels en werd goed onthaald door het publiek. Myriem werd in 2023 West-Vlaams kampioen Slam Poetry en draagt sindsdien op uiteenlopende podia haar teksten voor. Ze is geëngageerd en voorvechter van onder meer intersectionele gendergelijkheid, waarover ze op uitnodiging van de Belgische staat een speech gaf op de informele Raad van de Europese Unie. Myriem is stadsdichter van Kortrijk voor 2024-2026 en is mentor van een collectief jonge kunstenaars en curator van het Memento woordfestival. Myriem schrijft over identiteit, verbinding en waarheid.
foto © Damon De Backer
In 2023 werd je West-Vlaams kampioen Slam Poetry en momenteel ben je o.a. stadsdichter (Letterzetter) van Kortrijk. Wat doe je het liefst, gedichten schrijven of ze voordragen?
Ik hou van beide aspecten, ze zijn voor mij vandaag ook onlosmakelijk verbonden met elkaar. De voordracht is er pas op een later moment in mijn leven bijgekomen en biedt een extra dimensie aan de geschreven tekst. Momenteel geniet voordracht dus de voorkeur, ook omdat het een gedeelde ervaring is en er onmiddellijke feedback is uit het publiek, maar mijn voorkeuren zullen ongetwijfeld evolueren doorheen de tijd.
Op welke manier komt een gedicht het beste bij jou binnen: als je het leest of als je het hoort?
Ik ervaar poëzie anders op papier dan wanneer ik het hoor. Lezen biedt tijd om zinnen te ontleden, structuren en lagen rustig te ontdekken. Ik kan er eens naar teruggrijpen. Horen voegt daar een nieuwe dimensie aan toe, het geeft klankkleur en ritme mee, waardoor een gedicht een eigen dynamiek en betekenis krijgt, maar het is uiteraard een vluchtige ervaring, waardoor je misschien niet alle nuances meehebt. Beide vormen zijn essentieel en vullen elkaar aan, lopen in elkaar over. Ik ben geen voorstander van de strikte scheiding tussen geschreven en gesproken woord met eigen connotaties en regels.
Je bent een geëngageerd dichter. Heeft poëzie volgens jou een maatschappelijk nut? Zijn gedichten voor jou de meest geschikte vorm om je betrokkenheid te uiten en te communiceren naar anderen?
Ik geloof zeker dat poëzie een maatschappelijk nut heeft, omdat het in staat is om vragen te stellen. Het biedt niet zozeer antwoorden, maar stimuleert reflectie en bewustzijn. Het kan misschien een zaadje planten, empathie losweken voor de ander, wat andere instrumenten zoals het recht en de wetenschap niet altijd op dezelfde manier kunnen. Voor mij is het een manier om mijn betrokkenheid vorm te geven zonder dwingend te zijn, poëzie opent ruimte voor dialoog en persoonlijke interpretatie.
Je bent voorvechter van o.a. (gender)gelijkheid en rechtvaardigheid. Heb je een favoriet gedicht dat je inspireert om je hiervoor in te zetten?
Ik heb heel veel favoriete gedichten en dichters die me inspireren. Als ik er dan toch enkele moet opsommen, dan belicht ik graag Audre Lorde’s werk, en in het bijzonder haar gedicht A Litany for survival, het gedicht van de vermoorde Palestijn Refaat Alareer If I must die en Home van Warsan Shire. Dit zijn één voor één gedichten die dingen in beweging zetten of hebben gezet. Evengoed word ik geïnspireerd door dichters zoals Yousra Benfquih, onder meer door haar gedicht Bepaalde types of Remco Campert met Verzet begint niet met grote woorden.
–
Geef me een ochtend onaangeraakt,
waarin alles naamloos is,
nog voor mijn huid haar kleur oogst,
mijn taal een klank krijgt
en een onvolmaakte ouder me de weg wijst.
Nog voor mijn lichaam een ongewenste vorm aanneemt,
en zich achter verontschuldigingen verschanst.
–
Nog voor een vraag, voor de korte stilte
die aan een leugentje voorafgaat,
voor een punt, een grens, een levenslang gevolg ontstaat.
Nog voor een steen geworpen of verlegd,
voor een plicht roept of fluistert,
nog voor de geboorte van een doordacht gevoel,
nog voor een leegte valt
en in een poging om iets te vullen
een smeekbede zich om mijn lippen vormt.
Nog voor de hemel openscheurt, stofdeeltjes in de zon dansen
en bevestigen hoe oorsprong en ontknoping door elkaar zweven.
In hoeverre denk je aan je lezer als je een gedicht schrijft? Vind je het bijvoorbeeld belangrijk om moralisme in je gedichten te vermijden (als het over geëngageerde overwerpen gaat) of ben je daar niet mee bezig?
Ik schrijf vooral vanuit eigen gevoel, wat mij bezighoudt, maar schrap veel rekening houdend met het ingebeeld perspectief van potentiële lezers. Niet per se omdat ik moralisme wil vermijden, ik hoop dat ik dit vanzelf doe, maar omdat er voor mij niets zo kwetsbaar is als poëzie schrijven. Wat ik wel belangrijk vind, is ruimte creëren in wat ik schrijf.
Zijn er onderwerpen die te erg of te ernstig zijn om een gedicht over te kunnen schrijven?
Nee, poëzie is er net om het onzegbare te benoemen. In Vlaanderen wordt de indruk gewekt dat schrijvers dit ook echt vrij en onbevangen kunnen doen omdat provocerende of uitdagende onderwerpen niet worden geschuwd, maar echte vrijheid impliceert ook de mogelijkheid om diepere en ernstige maatschappelijke kwesties aan te kaarten die niet binnen het mainstream Westers narratief vallen. Daar merk ik wel een zekere terughoudendheid, omdat een schrijver dan snel een pejoratief label krijgt en mogelijks kansen verliest om als volwaardig literair schrijver beschouwd te worden.
In je bio lezen we dat je schrijft over identiteit, verbinding en waarheid. Je debuut heeft als titel ‘Hier ligt de waarheid in overdaad’. Over het algemeen wordt ‘waarheid’ gezien als subjectief, en afhankelijk van het perspectief van de waarnemer. Bestaat er zoiets als de waarheid, wat bedoel jij als je daarover schrijft?
In mijn bundel ga ik op zoek naar mijn waarheid, wat tegelijk mijn vrijheid impliceert, langs de drie luiken: oorsprong, tussen ruimtes en verzet. Ik kom tot de vaststelling dat er inderdaad niet zoiets bestaat als een absolute waarheid, behalve dan voor mij persoonlijk het bestaansrecht van de ander. Er bestaan volgens mij geen waarheden die afbreuk doen de vrijheid van een ander. Daartegen wil ik me verzetten niet alleen door middel van poëzie en recht, maar ook in hoe ik me beweeg in de wereld: mijn consumptiegedrag, mijn relaties met anderen en met mezelf.
–
Ik wacht op een tweede adem
die dertig begrensde brandjes blust
en precies op tijd een nageslacht wenst.
–
Herkauwde bezwaren druipen langs ieder argument:
dat voornemens beter vroeg dan laat worden aangevat,
dat een daad van onzelfzuchtig voortbrengen
alles is wat een mens kan willen,
dat miniaturen als blokkentorens de hemel
met de aarde verbinden.
–
De vraag is niet of ik kan dragen:
de conceptie, het baren, de groei,
de vervorming van lijf en leven,
de eeuwige titel,
de verwachting, verzuchting en
uiteindelijk de verlating.
–
De vraag is of ik mag overdragen:
de angsten en ontstekers,
de beschadigingen, de gebreken,
de divergentie tussen twee werkelijkheden,
de vergankelijkheid van ieder wezen.
–
Mag ik zomaar mijn schaduwen verzenden
onder gesloten omslag en zonder retour,
aan een geadresseerde die er niet om vroeg?
–
Ik zal oprecht geloven dat ik er klaar voor ben,
volledig geheeld en genezen,
om dan toch op een dag,
aan een kind, met lege envelop in de hand, te moeten toegeven:
die heb je van mij gekregen.
In hoeverre bepaalt wie jij bent je poëzie? Op wat voor manier is jouw persoonlijke achtergrond en identiteit van invloed op je gedichten?
Ik zie mijn gedichten als een soort bemiddelaar tussen mijn persoonlijke ervaringen en een meer universeel verlangen naar verbinding en begrip. Het is niet zozeer dat ik bewust over identiteit schrijf, maar eerder dat mijn identiteit vanzelf deel uitmaakt van mijn werk. Dat is overigens voor alle schrijvers zo: ook een witte man is ook een identiteit. Daar staan we minder bij stil, omdat we het vooral expliciteren bij vrouwen. Ik wil ook niet beperkt worden tot mijn migratieachtergrond of mijn geslacht. In deze bundel ging het voor een deel over oorsprong en dus identiteit, maar andere teksten vertrekken vanuit een volledig andere insteek.
Schrijf je alleen in het Nederlands (Vlaams) of ook in andere talen? Welke taal is volgens jou het meest geschikt voor poëzie?
Ik schrijf voorlopig enkel in het Nederlands, omdat ik in het Nederlands droom en denk. Poëzie is voor mij niet afhankelijk van een bepaalde taal maar eerder van de gevoeligheid en subtiliteit waarmee je een taal hanteert. Elke taal heeft zijn eigen poëtische kwaliteiten. Al vind ik het wel jammer dat ik het Arabisch niet beheers omdat het een heel rijke taal is, met soms tientallen woorden voor een enkele betekenis, elk met kleine, subtiele betekenisverschillen. Dat biedt zoveel mogelijkheden om je uit te drukken.
–
Verdriet groeit door het lijf,
zet zich vast in de cellen tot diep in het genetische materiaal.
De beladenheid van een vorig leven dringt zich op
en tekent schaduwranden rondom een wezen
tot een kind beslist te helen, wat dat ook mag betekenen.
–
Ik span strakke koorden om mijn kerngezin
met daarbij een bord: verboden toegang.
Niemand zal nog over ons heen lopen.
Ik zal het verlies chirurgisch wegnemen en opnieuw verdelen.
Dat doe ik, dat is wie ik ben.
–
Op mijn borst verzamel ik steekpenningen.
Geen buitenstaander durft mijn ruggengraat in twijfel te trekken.
Ik bijt elke zwakte uit mijn gedaante.
Dit is niet wie ik ben.
–
Ik noteer mijn waarheid in lijsten met titels en opsommingstekens,
vul bladeren, notitie-apps en servetten:
dezelfde boodschap in een andere volgorde
en telkens vind ik wat ik zocht.
Vermomd in toga bepleit ik het tegendeel:
mijn voorouders zullen vrij zijn en dat dankzij mij,
het kind dat besloot te helen.
–
Mijn lijf bekent wat ik verzwijg.
De onwil om verdriet te voelen is in mijn cellen geslopen,
hermetisch afgesloten.
Als iemand hard genoeg applaudisseert,
davert mijn lichaam misschien mee en valt alles op zijn plaats,
ben ik weer hooguit twaalf en weet ik:
dit is niet wie ik hoor te zijn.
In mijn ervaring komt bij het samenstellen van een dichtbundel ander werk te pas dan bij het schrijven van poëzie. Zo spelen de selectie en volgorde van gedichten vaak een belangrijke rol, omdat een gedeelde thematiek of combinatie van gedichten een toegevoegd effect kan hebben. Hoe is het proces van het maken van een dichtbundel je bevallen?
Het samenstellen van een bundel was inderdaad anders dan enkel het schrijven van losse gedichten. Na het verzamelen van heel gedichten die organisch tot stand kwamen, ging ik op zoek naar een rode draad, een onderlinge samenhang tussen de gedichten, en hoe ze als geheel een groter verhaal kunnen vertellen, hoe ze voor mij tot stand zijn gekomen. Het is een proces van schiften, ordenen, en soms afstand nemen om de juiste balans te vinden. Het was een intensief proces dat me dwong om naar mijn eigen werk te kijken vanuit het perspectief van een lezer, maar ik had heel veel hulp van mijn redactrice Marie-Lynn Herpoel.
Naast dichter en woordkunstenaar ben je ook jurist. In de rechtspraak moet een verbinding worden gelegd tussen wetteksten -in een bepaalde verdichte technische schrijfstijl- en de maatschappelijke realiteit. Zie je ergens een parallel met (je) poëzie?
Hoewel mensen vaak denken dat die werelden mijlenver uit elkaar liggen en zelfs niet verenigbaar zijn in één persoon, zijn er zeker parallellen. Zowel in het recht als in poëzie werk je met taal als een nauwkeurig instrument om complexe ideeën uit te drukken. Taal is je middel om een realiteit te scheppen. Natuurlijk laat poëzie meer ruimte voor ambiguïteit. Beiden vragen om een balans tussen vorm en inhoud, maar waar het recht voorschrijft en begrenst, verkent poëzie juist de ruimte daarbuiten.
In Meander stond een recensie over je dichtbundel Hier ligt de waarheid in overdaad. Naast een interpretatie van de betekenis van sommige van je gedichten werd ook de technische opbouw geanalyseerd (in kwintijnen, kwatrijnen, terzinen etc). Wat vond je daarvan? Ben je daar qua schrijfstijl/vorm van je gedichten bewust mee bezig of ligt je nadruk vooral op de inhoud?
Ik was uiteraard heel blij met deze lovende recensie. Ik vind het ook altijd fijn om de interpretatie te lezen van anderen, en te vergelijken met wat mijn persoonlijke betekenis of waarheid was achter het gedicht. Ik sta zelf niet veel stil bij technische opbouw van mijn gedichten, omdat het – zoals ik al zei – eerder vanuit gevoel komt. Wel houd ik vaak rekening met ritme. Ik lees elk gedicht luidop voor nadat ik het heb geschreven.
Aan welke feedback op je poëzie heb je tot nu toe meer gehad, die van recensenten, andere dichters of van lezers/luisteraars? Wat is de reactie waar je tot nu toe het meest blij mee bent?
Elke feedback vind ik waardevol, gaande van die van recensenten, tot mijn familie en vrienden en de lezers die ik niet ken. Wat me heel erg is bijgebleven is een lezer die stuurde dat ze zich “gezien en gehoord voelde” door mijn teksten. Dat is heel betekenisvol en één van de redenen waarom de bundel er vandaag ligt.
–