Etienne Colman (Temse, 1950), dichter, leerkracht Nederlands en Engels op rust, woont in Hamme.
Hij publiceerde één toneelstuk en zeven poëziebundels. De recentste zijn Laos in spreidstand (2017), Blijf van mij (2020) en Zonde van het leven (2023).
Gedichten van hem verschenen in literaire tijdschriften en werden opgenomen in bloemlezingen. Colman werd verscheidene keren bekroond.
Vanaf 2013 heeft hij een stuk van zijn hart verloren aan Laos waar hij geregeld naar toe trekt om er als vrijwilliger Engels te onderwijzen. Getuige daarvan is zijn bundel uit 2017 ‘Laos in spreidstand’
Tal van zijn gedichten hangen op panelen in het straatbeeld of de publieke ruimte.
Sommigen maken deel uit van poëzieroutes, zoals het gedicht ‘Plankenkoorts’ bijvoorbeeld dat hij schreef in opdracht voor het gelijknamige sociaal-artistiek project in 2022-2023. Het staat op de kade van de Dender in de binnenstad van Dendermonde.
In dit project begeleidde hij kwetsbare jongeren bij het schrijven van gedichten.
Colman werd voor het schooljaar 2023-2024 door Literatuur Vlaanderen geselecteerd voor een Auteursresidentie op Campus De Reynaert in Tielt met het doel om samen met leerlingen uit het 4de en 5de jaar Arbeidsmarkt een poëziebundel te schrijven.
Onder de noemer: Samen tegen killers in het verkeer engageerde hij zich in 2024 om met jongeren van Spoor 56 Dendermonde gedichten te schrijven rond VERKEERSVEILIGHEID.
Hij woont in het Waasland, het oord van Reynaert De Vos, en heeft zich aten inspireren door dit middeleeuwse episch dierdicht (Van den vos Reynaerde).
De hier gepubliceerde cyclus werd geschreven in opdracht van iD+art collectief Hamme.
foto © Vera De Witte
Een vos is ook maar een mens
–
Tussen gruwel en genot
–
Mijlen boven alle tijden doolde jij, de rode koning door
de bossen van weleer. Achterbaks vond jij plezier in het
–
verstijven van een ander dier, genoot op een perverse
wijze van het krijten van de pijn van zij die weerloos zijn.
–
De velden rond flaneerde jij en prees de leugen tot
sacrale deugd, balancerend op die dunne lijn van eigenbaat
–
van goed en kwaad. Je onbetrouwbaarheid geklemd
tussen de tanden kon jij je door alles en nog meer
–
steeds bluffen, zette elkeen naar je hand, verdween
in het geritsel van de dag. Je spande over allen van
–
schijnheiligheid de kroon. Trots op je lage daden huilde jij
obsceen de bloeddorst zonder vrees met wolven mee.
–
Op grote voet doortrapt bestond jij, grapte fel de dagen uit.
–
–
–
Rebels dan wel gewoon gewiekst
–
Zelfs zonder vuur liet jij de klokken luiden ook al rook
niet iedere dag naar duiven. Altijd creatief voor zelfgewin,
–
smeet jij de waarden overboord om nog meer macht,
beschermde goed jezelf, je moervos en je welpen, zorgde
–
voor vertier en vlees ten koste echter van zoveel en
iedereen. Als minzame belager van gezag alom gekend,
–
gevreesd je blaffende gekrijs keek jij, opportunist pur sang
met lef wel naar een weg uit die te allen tijde ergens toe
–
zou leiden. Hunkerend naar vele burchten in het licht der
maan, bouwde jij elk kreupelbos van jou. Langs alle bomen
–
heen, liep jij in vrede met jezelf, vrij van scrupules. Op
ondenkbare manieren mangelde het je niet aan bravoure.
–
Sluwe slenterpaden. De gewone gang van een schavuit.
–
–
–
Uitgekookte doch zo hondsbrutale vlegel
–
Aan de gestalte kende jij de jager, onderscheidde voorts
de jaargetijden aan de schors der bomen. Sprak en leefde
–
met een dubbele tong spitsvondig om de waarheid heen.
Jij, welbespraakte volksverlakker hield het midden steeds.
–
Vernuftig lokte jij eenieder in een val en draaide voor
de ogen van je tegenstanders schalks een rad. Je wist hoe
–
te charmeren. Als verleider was je eveneens in je bewegen
onverbeterlijk, in je manier van praten met de talen van je
–
jagerslijf. Droop je bek van wellust, zonder eerzucht
was je nooit, een wrede virtuoos om tegenstanders te
–
misleiden. De bedrieger streek de stroop aan ieders baard.
In het concept van allen-tegen-één schuwde jij geen risico,
–
de dood daagde je uit. Jou wacht geen verlichting.