LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Ludwig Van de Voorde – Onbehandeld het mooist

19 feb, 2025

Een opgeblazen koolmees

door Jeroen van Wijk




Ludwig Van de Voorde (1967) won in 2024 de 4e ZEEF-poëzieprijs met zijn debuutbundel Onbehandeld het mooist, die vervolgens bij uitgeverij De Zeef werd gepubliceerd. Hij werkt al ruim twintig jaar als levensbeschouwelijk begeleider in het ziekenhuis.

Hoe moeten we als mens omgaan met verandering? Of met het feit dat alles een einde kent? En dat er uiteindelijk niets aan te doen is? Onbehandeld het mooist biedt geen eenzijdig antwoord op deze vragen, maar schuurt er regelmatig langs.

De bundel is opgedeeld in vier afdelingen, waarvan de titels in verschillende gedichten terugkomen: ‘Het bergen van een mammoet’, ‘Ozon aftershave’, ‘Praat niet tegen tomaten’ en ‘Ieder woord een tweeling’. Per afdeling is er een lichte wisseling van toon en onderwerp, maar over het algemeen is er een duidelijke stijl herkenbaar.

Het eerste dat mij opvalt, is dat veel gedichten een interessant ritme, fijne klanken en veel intern rijm bevatten. Tegelijkertijd komen de gedichten soms wat hakkelig over. Neem bijvoorbeeld deze versregels uit het gedicht ‘Onbehandeld het mooist’: ‘zeepokken en een kransje wier om wat / een hals had kunnen zijn, / een diepe kras dwars overlangs en // bleke gebarsten jaren / waren heel goed in het verwoorden / waar aanspoelen uit bestond’. De dichter is hier wellicht iets te gretig met de ‘a’ klanken geweest, met name bij ‘gebarsten’ voel ik mij een beetje overdonderd. Op de achterflap staat over Van de Voorde: ‘Hij gelooft niet in de rijmelarij waar poëzie zo vaak voor versleten wordt’, toch is er veel binnen- en middenrijm in deze bundel te bespeuren.

Het tweede dat opvalt bij het lezen van de bundel, is hoe vaak humor, die veelal droog of luguber is, een rol speelt. Humor is soms een lastig onderwerp, omdat het net als poëzie een veelal subjectieve ervaring is. Een voordeel van humor is dat je zware onderwerpen kunt relativeren en behapbaar kunt maken. In het gedicht ‘Vogelvrij’ doet de dichter dit goed:

Vogelvrij

een koolmees had een doodsmak
tegen het raam gemaakt, vond hem
in foetushouding naast de bloembak,
zielig op zijn zijde opgesteven.

stak hem in de magnetron,
had gelezen dat snelle elektronen
aanzetten tot bewegen, opwarmen,
weer tot leven wekken.

stelde vier minuten in
en dat ging een tijdje goed.
bewoog opnieuw snavel en poten, trok
een paar keer met de ellebogen.

een harde plof op drie minuten veertig
luidde het einde in van mijn reanimeren,
het ondiepe kuiltje in de tuin
een nieuw begin.

Het aandoenlijke van dit gedicht is, hoe iemand gelooft dat je een koolmees in een magnetron weer tot leven kunt wekken. Het resultaat is natuurlijk het tegenovergestelde, maar onder deze lugubere grap ligt een diepere laag, die vaak in deze bundel te vinden is, namelijk dat dingen laten gaan of onbehandeld laten, soms een betere optie is. Een voorbeeld hiervan is dat wij als mensen over het algemeen de dood proberen te vermijden, zowel in gesprekken als het einde zelf. Maar er zijn gevallen waarin het beter is om iemand te laten gaan, zoals bij een patiënt die medische zorg ontvangt, van wie het betwistbaar is of diegene nog kwaliteit van leven heeft, of mensen die langdurig psychisch lijden ondervinden en hier verlost van willen worden. Daarnaast zegt dit gedicht dat elk einde een nieuw begin voor iets anders is. Daar hoef je overigens niet gelovig voor te zijn. Een nieuw begin kan ook een bloemetje zijn dat gevoed wordt uit de restanten van een lichamelijk overschot, in dit geval van de koolmees.

De humor in Onbehandeld het mooist werkt over het algemeen goed, al zijn er een paar gevallen waarin het gedicht vooral draait om de twist aan het einde en de grap soms enigszins flauw is. De twist werkt het beste bij gedichten waar een diepere laag in verscholen ligt, zoals bij het volgende gedicht:

Moestuinkuren

overgiet de jonge sla met
afwaswater, trek alle leven
en vierendeel de spliterwten.

voer binnenstebuiten, ransel
vermoeidheid naakt als een slak.
stop in godsnaam met praten
tegen de tomaten.

alles mag op de schop, compost
is niet voor niets zwart kapot
vergeet nooit onkruid is altijd baas.

over nacht schiet het op
alles waar je gisteren nog voor stond,
al langer wetende dat groeien

wormstekig wordt zodra
de zon op iemand gaat schijnen,
het jaren kan duren voor een mens

weet heeft van mooi gekropte ingewanden
driewekelijks een infuuszakje geel
bietensap en veertig keer bestralen.

Dit is typisch zo’n gedicht dat je echt twee keer moet lezen. In eerste instantie probeer je alles te koppelen aan de moestuin en waarom de dichter er zo ruw mee omgaat en tegen de tomaten praat. Pas aan het einde wordt het duidelijk dat het gedicht over iemand gaat, die vermoedelijk aan darmkanker lijdt en daar waarschijnlijk pas laat achterkwam. Met deze nieuwe informatie kan het gedicht op een heel andere manier gelezen worden. Het gaat niet meer om een tuin die kapot wordt gemaakt, maar om een mens.

In de gedichten waar ontroering en humor in balans samenkomen, komt ook het komisch effect het beste naar voren.

Onvoltooid verlangende tijd

niemand in de supermarkt ziet mij staan.
zelfs niet wanneer ik rakelings langs hen scheer,
hunker als een maatje in de afslag.

driemaal per week bak ik frieten
omdat ze aan de oppervlakte voor me komen zingen
als ze klaar zijn.

op woensdag verdrijven kinderprogramma’s de ijle lucht.
derdegraads alleen zijn maakt plaats voor
warm applaus, schaterlach beklimt de muren,
er is royaal gemorst fruitsap,
platgetrapte chips gooien in het tapijt hun zoute ankers uit.

ik zit graag in deze virtuele zorgklas.
de presentator is een een eeuwige positivo, een lachebek
die elk kind instant groter maakt.

ik stuurde in het geheim een tekening in, kopvoeters
met grote, droefgeestige labradorogen.
krabbelde onderdaan in hanenpoten: ‘Otis, vier jaar.’

de tekening werd in primetime ontrold, met veel hoera’s
en een heleboel lofprijzingen, in breedbeeld voor heel het land.

‘dat heb je écht fantastisch gedaan, Otis!’
mijn telefoonnummer bleef lang in beeld.
stak in huis alle lichten aan.

Het sneue leven van de ‘ik’ wordt grappig, maar verdrietig weergegeven. Het winnen van een wedstrijd voor kinderen en het lof dat daarbij komt kijken, maakt het allemaal des te grappiger en tragischer. Een belangrijk gegeven bij het vak van schrijven is: ‘maak het erger’, waar in dit geval goed gebruik van wordt gemaakt. Opvallend is dat er een dubbele ‘een’ in de vierde strofe staat. Tenzij ik het verkeerd begrijp, gaat het hier waarschijnlijk om een slordigheid.

Hoewel de bundel veel goede eigenschappen heeft, zijn de gedichten niet altijd even divers. De thematiek voelt enigszins repetitief aan en een aantal gedichten leunt te veel op de clou aan het eind. De dichter heeft wel iets te vertellen, maar weet niet altijd de urgentie of het idee op een sterke of unieke manier over te brengen. Wanneer een gedicht qua taal, thema en beeld net niet helemaal goed ligt, verliest het aan overtuigingskracht. Hierdoor verliest de bundel enigszins aan spanning en blijven sommige gedichten niet zo goed hangen als de onderwerpen doen geloven.

Al met al, is Onbehandeld het mooist een ontroerende, grappige bundel, die gebouwd is op een taalvaardig fundament en die subtiele levensbeschouwelijke overpeinzingen met ons deelt. Soms schiet de bundel iets tekort, maar wanneer de humor, thematiek en schrijfstijl goed op hun plek vallen, zijn de gedichten fijn om te lezen.
____

Ludwig Van de Voorde (2024). Onbehandeld het mooist. Uitgeverij De Zeef, 70 blz. €18,00. ISBN 9789464757521

     Andere berichten

Philip Hoorne – Mens is de naam

Philip Hoorne – Mens is de naam

Grof en gevoelig door Taco van Peijpe - - Felgekleurde maskers grijnzen op de glanzende kaft van de achtste bundel Mens is de naam van...