‘Een mens denkt elke dag een zee van 50.000 gedachten.’ Hilde Devoghel duikt in die gedachten en schrijft zich een universum waarin plaats is voor liefde, gemis én wetenschap.
Devoghel is auteur, redacteur en copywriter. Begin 2023 publiceerde ze de gedichtenbundel Meestal zijn we aardig bij uitgeverij Pelckmans waarin ze volgens recensenten ‘een eigen poëtische stem’ ontwikkelt. Met die stem probeert de auteur te ontroeren en te relativeren, vaak met een dosis binnenpret. Hilde Devoghel heeft een achtergrond als journaliste en wetenschapscommunicator van de KU Leuven. Die inzichten sijpelen op een lichtvoetige manier door in haar literair werk. Devoghel won de columnwedstrijd van This is how we read, de WEL Flitsverhaal wedstrijd, de Julia Tulkensprijs 2021 voor cursiefjes en schreef het winnende vers van de Maandrangwedstrijd 2025. Haar blog is hier te vinden.
foto © Els Put
–
een scharlaken maan
spijkert zich als marmer om aarde
–
en wij
we schuiven slaafs in een envelop
van strakke lakens op zoek naar bovenaards soelaas
–
in een te scherp gevouwen origami van armen en benen
slapen we, schrappen we
bijna boosaardig in onze bovenkamers
wat we niet meenemen naar de volgende dag
–
alsof we de regie in handen hebben
alsof er ons nog veel tijd blijft op onze omloopbanen
–
morgen – hoe aandoenlijk – plooien we weer monter op
–
noem me een dief
van dialogen, rover van
steelse blikken en momenten
–
mijn klauwen zakken in gesprekken, uit het zicht
smokkel ik echo’s van zilver naar mijn nest
stapel ze maniakaal als suikerklontjes voor later
–
noem me een dichter, het is een zegen
vallende zinnen sprokkelen, ze enten op een blad
je dag is er omzeggens mee gered
geen hand op je gezicht
die je het zwijgen oplegt
–
ons werelds collectief van zwiepende duimen
stuurt amechtig algoritmes aan
zuigende zinnen geen tekort
–
we noren synchroon als volleerde schaatsers
rond een wak van onzinnige data
pluggen onze ziel, ons profiel in een feed van zwakke plekken
–
juichen voor de dopamine dans
–
ons gezond verstand krampachtig op de rug gebonden
halen complotten ons buitenom in
–
we weten hoe lang en breed ons gehijg, ons gehap naar glorie is maar niet wanneer het
frêle ijsblauw breekt, wanneer het stopt