LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Juliën Holtrigter – De weg naar huis

19 mrt, 2025

Het hoorngeschal van de tijd

door Ali Şerik




De omslagafbeelding Bomenrij van De weg naar huis is een kunstwerk van Jan Mankes uit 1915. De afbeelding toont een rij bomen waarvan de dikke takken sterk opvallen. Deze takken lijken op omgekeerde longen: de bladeren zijn de longblaasjes en de dikke takken de bronchiën. Een zeer sprekende afbeelding die perfect past bij de bundel van Juliën Holtrigter. Wanneer je door de poëzie van Holtrigter waadt, voel je dat zijn gedichten als bomen zijn: ademend naar de hemel, met wortels diep verankerd in de aarde.

Juliën Holtrigter (pseudoniem van Henk van Loenen, Hilversum, 1946) is dichter en schilder. De weg naar huis is zijn achtste bundel.

Holtrigter is een bevlogen, maatschappijkritische dichter. Een verloren zoon die een robot is geworden en hier niet meer aan kan ontsnappen. Het maakt niet meer uit of de wereld echt is of namaak. Wat nog erger is, is dat de kijk op de wereld niet uit eigen wil voortkomt, maar gestuurd wordt in een wereld vol desinformatie en nepnieuws. In het gedicht ‘De verloren zoon’, schrijft hij: ‘Mijn wereld is fictie, constructie en representatie, / iets kan echt zijn of namaak, wat echter, wat nepper, / een kwestie van vage gradatie, (…)’ [p. 9].

De bundel bestaat uit drie afdelingen, elk met veertien gedichten. In de eerste afdeling, ‘Hoog water’, staat het gedicht ‘Uit sterven / Een gloednieuwe morgen’. Een inspirerend gedicht dat mij zeer aansprak, waarin Holtrigter refereert aan Bijbelse figuren. De overvloedige rijkdom voedt een grote honger, terwijl er een tekort is aan menselijke waarden. Er zijn geen idealen die worden omarmd om naar een veilige haven loodsen. De dichter houdt de lezer een spiegel voor, maar is zelf ook een deel van de zondvloed.

Uit sterven / Een gloednieuwe morgen

Een gloednieuwe morgen breekt aan,
de haven ontwaakt, de sluizen gaan open,
schepen voeren het heil aan in megacontainers:
de nieuwste gadgets en speeltjes – lees: afvalhoop.

Het land van belofte loopt onder en droogt ernstig uit.
Een overvloedig tekort stapelt zich op. Wij hebben
de dromer verkocht, onze zakken gevuld, wat smerig is
noemen wij schoon, we stelen, verhullen, misbruiken.

Terwijl de wereld vergaat, traag weliswaar maar
gestaag, zitten wij naar ons beeldscherm te staren.
We hebben het niet geweten, zal men ooit zeggen.

Als alle leven is uitgestorven, staan onze kunststof
kozijnen nog lang overeind, onze keramische heupen
overleven nog eeuwen.

In het gedicht ‘Perron’ trekt het leven voorbij als een uitzicht door een treinraam. Holtrigter ordent de dagelijkse kleinigheden op zo’n manier dat ze zowel helder als zorgwekkend worden. Een wereld waaruit alle warmte vervlogen is. De oppervlakkigheid van het dagelijks leven wordt met een pijnlijke glimlach verwoord. Voorwerpen die voorbijflitsen zijn nauwkeurig en zorgvuldig gekozen. De reizigers lijken allemaal in hetzelfde level te zitten, alsof ze hetzelfde spel spelen.

De dichter is niet alleen in gesprek met zijn omgeving, maar zoekt ook de raadsels van zijn dromen op, luistert naar zijn lichaam en graaft als een archeoloog zoveel op dat hij onderscheid moet maken tussen wat nuttig is en wat niet: ‘Ik sla alles op, pak mijn koffer en reken af. / Veel zal de eindmontage niet halen.’ [p. 17].

In de tweede afdeling, ‘Verstekeling’, staan veertien personages centraal. Elk op hun eigen manier een verstekeling in het leven, als clandestiene passagiers op een schip dat al zijn zeilen moet bijzetten om de juiste koers te vinden. De afdeling begint met ‘De drinker’ en eindigt met ‘De zeeman’. Hier speelt tijd een cruciale rol. De reis tussen geboorte en dood voert langs de havens van het leven. Hoe kort deze reis ook mag blijken, wanneer men voor de zee staat, voelt men hoe uitgestrekt de tijd werkelijk is.

Uit ‘De drinker’: ‘Hij heeft de tijd: van vuistbijl tot smartphone duurde / een nanoseconde vanuit de Orionnevel gerekend.’ [p. 23]. De klokkenmaker die de zonnewijzer uitvond, die de tijd van de zon in een hardstenen klok wist te vangen, had er geen last van dat de wijzers ooit zouden achterlopen. Hij is nu verkrampt; zijn hart gaat als een gek tekeer. De tijd is in nanoseconden gesneden of verbreed tot lichtjaren. In welke ruimte van de tijd vindt de ziel zijn plaats?

Uit dezelfde afdeling:

De ziener

Een blauwe wolk daalt af en vermomt zich als berg.
Bij dag is het zicht onbeperkt,
bij nacht ziet men meer van het licht.

De ziener verduistert zijn huis en loopt tastend rond.
Hij voelt aan de ruggen van stoelen, de voeten van lampen,
de lippen van bloemen, daar waar hij nooit is geweest.

Zijn handen falen, hij stoot een vaas om en stapt
achteruit. Tulpen strelen zijn bloedende voeten.

Hij vindt de deurklink en stapt de dag in
die hem eerst nog verblindt. In de ruisende bomen
schittert de zon. Vogels fluiten.

Hij ziet het: de wolken zijn schepen noch schapen,
ze beelden het weer uit.

Nu wij het ‘Hoog water’ hebben doorstaan en als ‘Verstekeling’ rondgevaren hebben, is het tijd om ‘De weg naar huis’ te vinden. De weg naar huis is niet zo eenvoudig, vooral als je het gevoel hebt dat je Josef bent uit het Bijbelse verhaal die door zijn broers in een droge put wordt gegooid. ‘Tussen ongedierte en engel pendelt de mens, (…)’ [p. 39].

Wat betekent het om thuis te komen? Waar ben je thuis? Is het thuisgevoel te vinden in welsprekendheid, in weelde, of juist in armoede? Holtrigter onderzoekt deze vragen in een wereld waarin zoveel fout gaat. Is de dichter een eiland dat zijn eigen strand niet durft te betreden? Of past hij niet meer in een huis met hoge muren die de buitenwereld tegenhouden? In ‘Mistig dorp’ schetst hij een treffend beeld: ‘Een bromvlieg bezorgt me een kleine vreugde. / Ik open een raam en laat hem naar buiten’ [p. 41]. Ook in deze laatste afdeling is droefheid voelbaar. De dichter observeert het dagelijks ongemak en doet dit met zelfspot. Zijn gedichten suggereren dat alles al gezegd is, maar tegelijk zoekt hij naar nieuwe openingen, naar ontsnappingsroutes. Uit ‘Droog brood’: ‘De zwijgzaamheid van langzaam stervende kerken, / van etalages met zwevende hoeden, lachende biggen, / stoffige borden, onhanteerbaar bestek.’ [p. 43]. Elke etalage is tegelijkertijd een uitkijkvenster om de plaats te ontdekken waar liefde en hoop kiemen.

Het gedicht ‘Sleep’ verwoordt op subtiele wijze de paradox van tijd en groei:

Sleep

Waarom huilt de maan niet als ze kijkt
naar de aarde en ziet wat er fout gaat,
vroeg ik mijn vader.
Die stak een pijp op.

Toen ik een kind was, was ik al oud.
Ik sleepte de dood mee aan een touwtje,
een kistje op wielen vol slakkenhuizen.

De wereld was zo verpletterend groot,
ik had geen enkele vraag, behalve die ene.

Ik leerde lezen en schrijven, ging eropuit.
Meegesleept door liefdes, vrienden, muziek
werd ik jonger en jonger.

De weg naar huis is een bundel die je niet in één keer moet uitlezen. Beter is het om hem elke ochtend als warm brood op je ontbijttafel te leggen en telkens een paar sneetjes tot je te nemen. Zoals met brood het geval is, heeft iedereen een eigen voorkeur. Maar deze gedichten zijn zonder twijfel de moeite waard, ze blijven warm.
____

Juliën Holtrigter (2025). De weg naar huis. Uitgeverij De Harmonie, 55 blz. € 20,00. ISBN 9789463361996

     Andere berichten

Dirk Kroon – Gekortwiekt

Dirk Kroon – Gekortwiekt

Maar niet vleugellam door Paul Roelofsen - - Wat mij als eerste aan Gekortwiekt van Dirk Kroon (Schiedam 1946) opvalt is hoe uitzonderlijk...

Sara Eelen – Kratermond

Sara Eelen – Kratermond

Wat inslaat of uitbarst door Peter Vermaat - - Eerlijk duurt het langst. Bij het lezen van de omslagtekst van Sara Eelen’s tweede bundel...