LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Job Degenaar – Zomerschaduw

21 apr, 2025

Meer dichter worden door te reizen

door Tom Veys



‘Een oude wind belaagt het huis / de sterren staan strak gespannen / we luisteren, vinden ons in elkaar terug’. Deze drie dichtregels omschrijven goed het gevoel van Zomerschaduw. De zintuigen staan op scherp en er wordt gezocht naar verbindingen in beschrijvingen. Degenaar luistert naar de natuur en naar beelden. Volzinnen gidsen ons door de bundel.

In de bundel Zomerschaduw is eveneens een opmerkelijke evolutie merkbaar. In de eerste afdelingen zijn de gedichten zwaarder op de hand dan die in de slotafdelingen. De schrijfstijl verandert subtiel. De eerste gedichten doen soms sterk denken aan een romantische Weltschmerz: sterke gevoelens spelen in op de dichter, hij beschrijft de vertrouwde omgeving soms driftmatig. Dit wordt onder andere duidelijk in ‘Nachtdrift’ uit de eerste afdeling ‘In dit licht’.

Nachtdrift

Een oude wind belaagt het huis
de sterren staan strak gespannen
we luisteren, vinden ons in elkaar terug

Wat bijna ons teveel werd, aan liefde
aan verdriet, ebde in het late uitzicht weg:
het zwart omrande bos, de schemerhei

het zandpad dat van verre oplicht
de pagina’s van het boek
waarover onze ogen graasden

Later, in de dove nacht, de zachtdoffe
klap van dichtslaand ijzer: een mol die in
zijn levensdrift aan zijn laatste gang begon

En weer volstrekte stilte
de wind in de bomen
de maalstroom van de slaap

De goed gekozen lange assonanties onderstrepen het eerder sombere gevoel in dit gedicht, zoals ‘maalstroom’ en ‘slaap’. Het gaat over dier en mens. De dichter gebruikt zachte bijvoeglijke naamwoorden, zoals ‘zachtdof’ of typeringen als ‘roodgoud’, in een ander gedicht: ‘In het westen kleurde roodgoud de lucht / oostwaarts klom boven de overoever / een Kouwenaarse perzikmaan’. De vertrouwde, onderzoekende stijl herkennen we ook in de Zeeuw-Vlaamse notities, die een aparte gedichtenreeks vormen.

Het licht en de zon zijn leidmotieven in deze bundel. De zon kan een bijzonder licht werpen op herinneringen, ze zorgt voor invalshoeken, schaduwen en lichtplekken. De gedichten doen denken aan het gevoel van een late zomeravond. De dingen krijgen dan een lange schaduw. De omschrijvingen in de gedichten slepen je mee op een reis, letterlijk en figuurlijk, met name naar verschillende plaatsen en doorheen de tijd.

Job Degenaar schreef het volgend gedicht bij een tekening van Bernadete Claudino. Dit gedicht speelt in op een situatie in volle Coronatijd.

Pandemische dagen

In die dagen waarin een virus
ons verlamde, licht en duister
versmolten tot een asgrauw landschap
zocht je koortsig naar een uitweg

Kwam iets maar, dacht je, uit een andere
wereld, een zuchtje wind in de plukjes gras
een veer die neerstrijkt uit het niets
een zoete geur, een lief gebaar

Dat te denken was voldoende: in het dichte
wolkendek ontstond een dunne, lichte vlek

‘In die dagen’ lijkt op het begin van een Bijbelverhaal. De omschrijving van de omgeving in ‘Pandemische dagen’ is bepalend: het landschap is asgrauw. De duisternis is alom. Het licht wint aan kracht in dit gedicht, tot uiteindelijk een opening wordt gesuggereerd met ‘een dunne, lichte vlek’. Die ‘dunne, lichte vlek’ bepaalt de poëzie. Het is geen allesomvattend licht, het is een suggestie.

Degenaar observeert naast landschappen, ook personen en hun handelingen, bijvoorbeeld in ‘Ans’: ‘Twintig en nog onbevlekt, wringt ze zich / amechtig van haar fiets, om voor Facebook / te poseren bij een schittermeer in Fryslân’. Dit zou een alledaagse scène kunnen zijn en tegelijkertijd is het een schitterend filmisch beeld. Er is een tweeledigheid. De dichter is overigens sterk wanneer hij zich verankert in een stad of in een gebied. Je bekijkt dan de stad of het gebied door andere ogen.

In ‘Hummingbirds forever’ wordt de dichter geïnspireerd door het schilderij Felicidade van Bernadete Claudino. Het schilderij met het landschap staat naast het gedicht afgedrukt. Het beeld is symbolisch: een beeld met zonnebloemen zet de dichter aan het denken. In landschappen voelt Job Degenaar zich immers thuis. Woord en beeld gaan hierbij goed samen.

Dit is ook zo in het gedicht ‘Librairie, Paris ‘86’ . Naast het gedicht staat een schilderij van Christian Fournier. Op het schilderij is een oude boekenwinkel te zien. Met het gedicht worden extra beelden en gevoelens opgeroepen.

Librairie, Paris ‘86

De gevel, vereeuwigd in pastel
is getoonzet in strakke vlakken
onder buislicht staan in gelid
de magna opera van denkers
en dromers, onder toezicht
van een onsterfelijke patron

Het stadsrumoer is hier monddood
seizoenen passeren als schimmen
in een stomme film; alles zetelt in
de wachtstand: de deurbel, de zon
die mee naar binnen wil, het stof dat op
wil dansen, de pagina’s in ademnood

Het najaar nadert; over de straten sluipen
nevelslierten, terwijl het onder de kaften
broeit en smeekt: ‘S’il vous plaît, entrez!
Geef de gehangenen hun ballade terug, maak
dat het aanhoudend weer regent over Brest
en laat zacht die duizend dromen in u branden’

De laatste regels in ‘Librairie, Paris ’86’ zijn vrij opgeschreven naar François Villon, Jacques Prévert en Arthur Rimbaud. De dichter geeft dit op het einde van de bundel aan. Taal nodigt andere taal uit.

Naarmate de bundel vordert, wordt de taal lyrischer en de beelden helderder. De reis vat de dichter in zijn essentie. De dichter wordt overigens meer en meer dichter door te reizen. Dit is de rode draad in de bundel.

In de afdeling ‘De lange adem van het licht’ schrijft Job Degenaar gedichten over IJsland, naar aanleiding van een zomerresidentie als auteur in de zomer van 2016 in het ondergrondse gastenverblijf van het Gunnar’s Hús te Reykjavik, het voormalige huis van de IJslandse schrijver Gunnar Gunnarsson. De bijzondere sfeer van IJsland proeven we in deze gedichtenreeks. De taal bloeit in dichtregels als ‘Hier laten ze zich niet wegredeneren: / de watermonsters, elfen, de buitenaardsen / op de gletsjers, de trollensteden gloeiend / in de diepe continentenkloven’.

Het volgende lichtgedicht is een goed voorbeeld voor de hele IJslandreeks. De stijl is helder, beeldend.

8

Iemand gooide een steen naar het licht:
dagelijks lekken nu zeven minuten weg
en al om middernacht dwaalt het zoeklicht
van de vuurtoren over het zwarte water

Straks eist het duister weer de lavabergen op
waaiert monomaan, bevrijd uit zijn pantserglas
de groenroze slow dance van het noorderlicht
boven de witte heuvels, de nachtelijke huizen

In de laatste afdeling ‘Speedlight’ presenteert Degenaar gedichten die hij schreef in de zomer van 2017. Toen was hij artist-in-residence in Évora Monte (Alentejo, Portugal). Ook in deze afdeling krijgen lyrische reisgedichten een plek in disticha, tweeregelige dichtregels. Donker en licht wisselen elkaar af. Er is een spanning merkbaar. De dichter observeert en roept passend een soort saudade op, een bijzonder nostalgisch verlangen. In gedicht ‘13’ staat: ‘we luisteren naar de wind / die van de bergen komt // Van alles is de glans verdwenen / en in ons opgeslagen’. De titels bij deze gedichten bestaan uit cijfers, zo is er continuïteit, de keuze voor een dichtregel als titel was wellicht ook een optie geweest.

Job Degenaar vond tot slot met Zomerschaduw een thuis bij Uitgeverij P, het is een reisbundel met bespiegelingen. Het eerste distichon in het slotgedicht ‘De zon en ik’ omschrijft de bundel misschien het best: ‘De zon en ik, we draaien, schuren soms / tegen elkaar; waar ik ben, licht hij me door’. Zomerschaduw is een gevolg en een oorzaak, een reden om een bundel te schrijven. Maurice Broere merkte het al eerder op, met name in 2017 over Hertenblues: ‘Degenaar is een uitstekend observator’. Het licht merk je vaak tussen de verzen.
____

Job Degenaar (2025). Zomerschaduw. Uitgeverij P, blz. 96. € 19,50. ISBN 9789464757668

     Andere berichten

Paul Soete – Behuizingen

Oorspronkelijk, gevoelig en verzorgd door Taco van Peijpe - - Wateroverlast - Ik laat me in het water achter, laat me aan het water na. -...