door Jan Loogman
Als ik bij jou ben / weet ik niet meer / waar ik ophoud / en jij begint.
Het is me wat, dit samenzijn dat naar voren komt in deze woorden van Ingrid Jonker. Zoiets kan ik van ons groepje van zeven niet zeggen. Misschien is zeven ook teveel en is de versmelting die Jonker beschrijft alleen met één ander, hooguit twee anderen mogelijk. Misschien moet ik minder hoog grijpen, Montaigne aanhalen: Als men bij mij zou aandringen te zeggen waarom ik van hem hield, schrijft hij, voel ik dat dat alleen uitgedrukt kan worden door te antwoorden: ‘Omdat hij het was; omdat ik het was.’ Ook dit is nogal wat, de beschrijving van vriendschap als een uniek samengaan van geesten. Nee, ook dit past niet bij ons zevental. Wat is het dan dat wij met elkaar hebben? Wat is het dat ik zo waardeer?
We hebben elkaar gevonden omdat we stuk voor stuk de behoefte voelden aan een goed gesprek. We treffen elkaar op afspraak, zo eens in de zes weken, en zijn er in onze gesprekken op uit geweest elkaar werkelijk te vinden. Wat is geluk, vroegen we zomaar en we luisterden naar elkaar, onderbraken elkaar, vulden elkaar aan. We stelden ook andere vragen: Hoe verhouden vrijheid en respect voor een ander zich tot elkaar? Wat is jouw eerste herinnering?
Sommigen van ons kennen elkaar al een leven lang. Ze bezochten ooit dezelfde kleuterschool, stampten samen op de vloer van het zaaltje in het buurthuis als de kinderfilm spannend werd. ‘Wat leuk dat we elkaar na al die jaren weer treffen’ zeiden ze toen we een jaar of drie geleden voor het eerst als groep bij elkaar kwamen. Meteen begonnen ze samen herinneringen op te halen aan rooms-katholieke broeders die het vroeger in deze buurt voor het zeggen hadden. Maar ook de anderen zijn blij elkaar te treffen aan de tafel waar we onze diepe gesprekken voeren.
Intussen weten we heel wat van elkaar. Geen van allen houden we van het geratel van rolkoffertjes over de stenen in onze mooie binnenstad. De een vermijdt op donkere winterdagen een avondwandeling, de ander stapt ook dan onvervaard naar buiten. Sommigen van ons hadden een fijne jeugd, anderen hadden moeilijke jaren. De een vertelt opgewekt over voorbije huwelijken, de ander kan nog woedend worden vanwege affaires van dertig jaar terug.
We zijn geen vrienden. De woorden van Ingrid Jonker gaan niet over ons samenzijn. Waar de een ophoudt en de ander begint, dat voelen we wel. Ook gaan we niet samen op de wijze die Montaigne beschrijft. We zijn mensen die uiteenlopende levens leven. De een schoenmaker, de tweede coach, de derde in de sales, de vierde in de dalles. We verkeren in verschillende bubbels en verlaten deze om elkaar te ontmoeten aan de ronde tafel. We leven in een tijd waarin mensen elkaar gemakkelijk hun plek wijzen. Aan dat gedrag proberen we te ontkomen. Babs Gons spreekt van dit cruciale moment waarop het zaak is de handen ineen te slaan terwille van de toekomst. Zo strijdvaardig zijn wij niet. Maar toch: wij reiken elkaar de hand en ik citeer onze Dichter der Nederlanden: Hier zijn we / er wordt op ons gewacht.
afbeeldingen:
Fnidsen © Foto aan je muur
pratende mensen © Pixabay
handen © Perspectief
–