‘René van Densen, kan het waarlijk kwalijker?’
–
door Marc Tiefenthal
René van Densen is dichter omdat iets zich aandient en opdringt, door- en doordringt. Zijn levenspad begon in Oosterhout, Noord-Brabant, bracht hem in Tilburg, waar hij studeerde en zichzelf uitriep tot nachtburgemeester. Hij woont nu in Gent waar hij graag vertoeft en wortel geschoten heeft. Hij liet één boek bij een uitgever verschijnen, sindsdien doet hij alles in eigen beheer. ‘Die uitgever wou twee van mijn teksten niet publiceren omdat hij daardoor moeilijkheden vreesde bij zijn sponsors. Dus nee, geen uitgevers meer’.
Onlangs verschenen tegelijk twee nieuwe boeken van zijn hand: Prozacstad, het houdt niet op (kortverhalen en een enkel gedicht) en een bundeling gedichten Onderop de stapel rechts. Van deze bundel, zo lezen we op de kaft, zijn de filmrechten nog verkrijgbaar. Zijn boeken zijn hier te koop. René zit ook op YouTube en Instagram.
René heeft in Gent verschillende vormen van samenwerking tussen dichters opgezet of meegemaakt, waaronder ‘Droef’. Hij ontmoette op die manier soortgenoten en vond een podium onder zijn voeten. ‘Op tijd opdoeken is de kunst’.
–
–
Hoe is het allemaal begonnen?
In Tilburg ging ik vaak naar evenementen met dichters. Podia, open micro’s, noem maar op. Op een van die bijeenkomsten zag ik een ‘ware’ dichter zitten, met zijn bundel in de hand, waar plakbriefjes in geplakt waren op de bladzijden die hij wou voordragen. De man was geheel door zichzelf in beslag genomen, las voor zichzelf voor zonder zijn publiek in de ogen te kijken, dronk na afloop snel een glas en verdween. Daarop schreef ikzelf een gedicht, eigenlijk een antigedicht, waarin ik deze dichter op de korrel nam. Iets diende zich aan en ik kon het niet laten gaan.
Toen bleek ik dus te kunnen schrijven. Een ontdekking.
Ik schreef zowel gedichten als kortverhalen. De meeste zijn gebundeld en verschenen, op een na, in eigen beheer. Zo heb ik controle over het hele wordingproces van een boek: kaft, vormgeving, enzovoort. Vandaar dat mijn boekjes nogal eigenzinnig zijn gemaakt, en desalniettemin bij de lezers gesmaakt.
Hoe is dat in zijn werk gegaan, nachtburgemeester worden?
Ik voelde het gewoon komen. Ik begon Tilburg te omarmen, vond er mijn weg en mijn kroegen, vrienden en anderen. Ik voelde de roeping om in het nachtleven iets te betekenen. Maar hoe word je dat, vroeg ik een van mijn vrienden. Hij antwoordde: ‘Je schrijft gewoon een persbericht en je zorgt dat het gepubliceerd wordt’. Zo geschiedde. De anus van Nederland is de neerslag van die periode. Maar ook Prozacstad komt eruit voort.
Hoe kon je dan alsnog Tilburg de rug toekeren?
De sfeer in Brabant werd verpest. Voordien waren mensen solidair, joviaal, kortom sociaal. De sfeer sloeg echter om. Het neoliberaal beleid in Nederland haalde die waarden onderuit. Ik ben een kind van de jaren zeventig, uit een zeer solidaire provincie. Dat was aan het eroderen, aan het verdwijnen. Ik herkende mijn eigen omgeving niet meer. Je kon je been breken voor het huis van je buurman maar hij zou niet naar buiten komen. Mensen wilden je niet helpen, ze waren bang dat ze zelf in de problemen zouden komen. Verschrikkelijk. Kapitalisme moest het zijn, woest en onbedwingbaar. Dat beleid bereikte ook Noord-Brabant. Mensen trokken zich in zichzelf terug.
In die tijd belandde ik in Blankenberge, waar ik naar een optreden zou gaan luisteren van vrienden. Maar ik bleek verkeerd te zijn, liep daar maar wat rond en vond mensen terug zoals er voordien in Tilburg liepen. Ik heb nogal oog voor hoe een mensenmassa beweegt en wat ik toen zag, deed me goed. Ik zag er respect, eerbied voor elkaar, onder de lokale bevolking maar ook onder de Belgen in het algemeen. Eenmaal terug in Tilburg begon ik steeds vaker te denken dat ik naar België wou.
Ik wist van Tilburg niets, ik wist van Gent niets. Ik kende er niemand, ik wist niet wat ik er te zoeken had. Maar ja, hop, ik ging naar Tilburg. En hop, ik ging naar Gent. Ik had een job in Brussel, een kot in Gent.
Je zou voor minder dichter worden. Je kan er een mooie tekst aan overhouden.
Ach, niemand wil dit geloven als ik het zo vertel. Wie weet schiet er op een dag weer iets door mijn hoofd.
Waar kan je dan nog naartoe? Naar Frankrijk moet je niet, je kent geen Frans. Naar Duitsland niet.
Ik ken geen Duits.
Hoezo, je kent geen Duits? Engeland?
Dat kan een optie zijn.
Dat is wel de derde wereld.
Er is ook Schotland. Of Wales. Of Ierland. Dat is een leuk land, ja.
En daar verstaan ze Engels.
Ja. Onlangs was ik in Ierland. Mooi land.
En je kreeg geen kogel in je hoofd: Ierland, Ierland.
Ik had een reden om er te zijn maar niet om te blijven.
Onderop de stapel rechts. Zo heet je nieuwste bundel. Hoeveel bundels had je toen al?
Dit is mijn vierde dichtbundel of zoals een bevriend dichter me heeft gezegd: bundeling. De tweede bundel en de vierde bundeling.
Dat is dus een aantal gedichten bijeenrapen en in een boekje stoppen.
Bij mijn eerste bundels was dat wel zo. Bij deze had ik al wat gedichten bijeengeraapt en geklasseerd als geschikt voor deze bundel. Ik wou een bundel maken met als thema verhuizing, de overgang van de ene toestand naar een andere situatie. Ik zag het beeld voor me van een nieuwe woning betrekken.
Was dat het geval?
Nee, ik woon hier al langer. Ik ben in mijn leven wel vaak verhuisd, een thema waar ik wel wat mee kon. Op mijn ouderlijk huis na, heb ik nog nooit zolang op een plek gewoond als in dit huis. Ironisch dus dat ik hier die bundel heb gemaakt.
Mij viel de humor in je werk op, telkens ik iets van je lees. Humor vindt de doorsnee poëziebespreker vaak uit den boze.
Ik schrijf dan ook niet voor de gemiddelde poëzierecensent.
Heb je er wel mee te maken gehad?
Nee. Ik geef nu eenmaal in eigen beheer uit. Dus heb ik niet met dezelfde dingen te maken als een gewone uitgever. Behalve de opslag van boekjes.
Is er nooit een recensie verschenen in een of ander blad?
Die zijn er geweest, ja. Meestal zijn dat bevriende journalisten of vrienden – dichters die er een woord aan willen wijden. Daar ben ik zeer erkentelijk voor. Die vallen niet over humor.
Hoelang heeft het geduurd voor Onderop de stapel rechts er was?
In 2014 ben ik begonnen met het prille idee. Ik ben bouwwerven gaan bezoeken. Met het idee dat daar iets wordt afgebroken en daarna gebouwd. Ik ben begonnen met foto’s.
Dus eigenlijk zowat acht jaar?
Ja, dat klopt wel. Maar mijn projecten lopen vaak parallel. Dan orden ik mijn gedichten in een mapje. Ik reisde in Nederland en België, maakte foto’s van werven en klasseerde die. Als ik dan een gedicht schreef dat goed bij die bundel past, dan stak ik dat in dat mapje. Het ordenen en logisch maken komt later.
Zou je ooit een bundel kunnen schrijven van a tot z in een korte tijd?
Waarschijnlijk wel maar dan zou ik het resultaat heel slecht vinden. Wat ik fijn vind aan mijn bundels is dat het willekeurige momentopnames zijn die in chronologische volgorde in die bundel zijn beland. Het zijn kleine souvenirs uit het dagelijks leven. Bij het lezen weet ik dan: o, ik was daar, dan was dit en dat aan de hand, dat vind ik wel leuk.
Een dagboek?
Ja, maar niet in volgorde. Ik heb ooit een dagboek verscheurd, het is in snippers in de prullenbak beland.
–
Ons dichters, wij spreken van
Tedere emoties en
Harde woorden maar
Ontneem ons het vuur
En ook wij gaan eraan
–
Wijsheid zonder woorden
Kan clans in woede splijten
Maar met de wolven op je hielen
Ligt ook misverstand op de loer
En kan een Woord een Volk verscheuren
–
Dienen woorden, zoals ik ze hier gebruik
Om de potentie der dingen uit te drukken
Of voor vlammend licht in duisternis?
Weapons of Massa Distraction
Weten we zelf nog wat we bedoelen?
–
Bedoelen, met een doel, met een koers en een richting
Met een drijfveer en reden, met een horizonpunt
Met een plan van de aanpak, met een duidelijk streven
Wie maken we het hardst wijs dat we weten wat we doen?
Onderop de stapel rechts, is dat een verkoopsucces geworden?
Nee, daarvoor moet je ze ook willen verkopen. Ik ben meer bezig met het maken dan met het aan de man brengen. Als dichter verkoop ik wel mijn eigen bundel.
Heb je ooit een periode gekend waarin je geen gedichten schreef?
Ja. Sowieso voor mijn nachtburgemeesterschap schreef ik nooit poëzie. Ik hield me daar niet echt mee bezig. Op sommige van die avonden stond ik te luisteren maar als schrijver deed ik daar helemaal niets mee.
Toen je eenmaal bent begonnen met schrijven, kon je niet meer ophouden?
Nee, maar het is ook niet permanent. Ik schrijf proza, ik schrijf voor mijn job, enz.
Ik schrijf soms wat, los op een blad. In mijn telefoon staan notities, waar ik misschien ooit eens iets mee kan gaan doen. Dingen die me binnenvielen en die ik mooi vond.
Soms komt bij het noteren meteen een gedicht. Dan laat iets me niet meer los. Andere keren blijft het bij notities.
Onderweg kan het je ook overvallen?
Ja. Op alle plekken waar het niet uitkomt.
Je hebt een tijdje last gehad van wat men burn-out noemt. Je hebt dat overleefd en bent opnieuw gaan schrijven.
Dat was niet zo evident. Die periode was echt lastig. Ik had geen energie meer. Ik heb heel veel gerust, ben langzaam weer gaan wandelen. Ik kon echter nog geen minuut wandelen of al die prikkels werden me teveel. Ik kon geen supermarkt binnen, al die kleuren, geuren, geluiden.
–
‘t Gaat puik en top en goed en fijn
Het kon simpelweg niet beter zijn
Een heel gewoon gáán met de banaan
De paden uit en de lanen aan
–
‘t Gaat top en goed en fijn en puik
Ik denk dat ik de kansen ruik
Een wereld open, klaar voor de pluk
Ik loop echt over van het geluk
–
‘t Gaat fijn en top en puik en goed
Weer ras vooruit met volle moed
Niet blijven staan want dat is dom
Schouders eronder pompiedom
–
‘t Gaat goed en puik en fijn en top
Ik draaf hier in een vol galop
Ik zing ik lach ik zie niet af
Ik vier het leven en niet het graf
–
‘t Gaat tuik en fop en poed en gijn
Jij wou nog bier, jij wou nog wijn
Nog maar een rondje, niet naar huis
Geen lamlendig hangen voor de buis
–
‘t Gaat fuik en pijn en toed en gop
Ik hef mijn glas en drink er op
Het enige dat u horen wil
Want leed is traag en staat zo stil
–
‘t Gaat pop en tijn en foed en guik
Het borrelt en klotst al in mijn buik
Nog eentje dan, voor de ambiance
Wat hebben we allen toch een boel chance
–
‘t Gaat pijd en gon en toek en fuip
Met z’n allen blijven we aan de zuip
Met een steeds en almaar groeiende groep
ALLEMENSEN
–
Wat een troep!
Je bent momenteel aan het schrijven, meer bepaald aan een kaartenboek.
Ook dit project loopt al heel lang. Al vijftien jaar vind ik af en toe op straat een kaart. Eigenlijk al langer maar vijftien jaar geleden ben ik begonnen foto’s te maken van die kaarten. Ik heb die niet opgeraapt en ook niet gedacht dat ik er iets mee moet doen. Ik vond het grappig dat daar zomaar een kaart lag.
Dus weer zoiets dat in je leven binnendringt en waar je dan iets mee doet.
Ja. Ik vraag daar niet om. Ik zoek het niet. Iets vindt mij. In juli zou dat boek ergens moeten uitkomen. In december vond ik weer een kaart en toen dacht ik dit moet de laatste zijn. Ik miste er nog enkele maar de kans dat ik die andere kaarten zou vinden is behoorlijk klein. De kans dat ik een kaart zou vinden is al klein en dat het dan een kaart zou zijn die ik mis, daar is de kans nog kleiner. Hoe minder kaarten ik overhoud, hoe minder de kans dat ik er nog vinden kan. Ik dacht dus dat ik nog jaren nodig had voor ik die bundel zou schrijven. Nee, afgelopen december dacht ik: hé, hier is die dan. Dus moest ik aan de slag.
Schrijf je dan met de hand?
Nee, meteen elektronisch. Ik heb zo’n kleine telefoon, waar ik notities in schrijf bij wijze van sms. Ik heb wel enkele notitieboekjes versleten maar die vallen uit elkaar. Elektronica houdt het een beetje langer vol.
–
. Bezie mijn zonder-metgezel
. hij is een echte lafaard
. zijn glazen zijn niet zelfgevuld
. hij heeft geen grote verhalen
. zijn graat beweegt het meest
. met alle winden mee.
–
. Bezie mijn zonder-metgezel
. hij zit er zomaar bij
. hij is een echte lafaard
. maar zeker niet gemeen.
. Zijn glazen zijn niet zelfgevuld
. iemand voorziet hem steeds van iets
. hij heeft geen grote verhalen
. geen posterboy van het bestaan
. Zijn graat beweegt het meest
. als standpunten op gaan staan
. met alle winden mee.
. Zonder man of macht overboord.
–
Bezie mijn zonder-metgezel: hij zit er zomaar bij, u kent het type wel.
Hij is een echte lafaard. Maar zeker niet gemeen, als vuisten plots gaan zwaaien.
Zijn glazen zijn niet zelfgevuld, iemand voorziet hem steeds van iets. Waarom weet eigenlijk
niemand.
Hij heeft geen grote verhalen. Geen posterboy van het bestaan, en ook de dood is
onverschillig.
Zijn graat beweegt het meest: als standpunten op gaan staan, zet hij zich kalmpjes onderuit.
Met alle winden mee. Zonder man of macht overboord. Maar ook zonder verheven stem.
–
. Bezie mijn zonder-metgezel:
. hij zit er zomaar bij.
. U kent het type wel.
. Nou, zo een dus is hij.
. Hij is een echte lafaard,
. maar zeker niet gemeen.
Als vuisten plots gaan zwaaien,
. verstopt hij zich meteen.
. Zijn glazen zijn niet zelfgevuld.
. Iemand voorziet hem steeds van iets.
. Waarom weet eigenlijk niemand,
. maar dat boeit ons ook weer niets.
. Hij heeft geen grote verhalen.
. Geen posterboy van het bestaan,
. en ook de dood is onverschillig:
. de man zal wel eens vergaan.
. Zijn graat beweegt het meest
. als standpunten op gaan staan.
. Zet hij zich kalmpjes onderuit
. en ziet alles nog wat aan.
. Met alle winden mee.
. Zonder man of macht overboord.
. Maar ook zonder verheven stem.
. Zo’n stem is ongehoord.
–