Kris De Lameillieure (1962) hervatte, na een eerdere schrijfperiode (2012-2017), het dichten vanaf 2021. ‘Persoonlijke ervaringen en herinneringen moesten blijkbaar nog verwoord worden. De onderwerpen zijn dan ook ‘uit het leven gegrepen’. Onder impuls van Jana Arns (schrijfdocente Academie Woord ’21 – ’24) leerde ik deze in beeld en taal op papier te zetten. Mijn bedoeling en hoop was (en is) telkens dat het gedicht het persoonlijke overstijgt en de lezer even kan laten stilstaan.
Poëzie is daarbij voor mij niet ‘levensnoodzakelijk’ maar een heel fijn ‘geschenk’. Ze mag mij tot verwondering leiden, tot verbazing en stilte, tot dankbaarheid en dikwijls tot diepe troost. Ik reken ze – in mijn gezonde egoïsme – tot een grote kostbaarheid.
Verschillende gedichten werden gepubliceerd in Het Gezeefde Gedicht, Het Liegend Konijn, De Schaal van Digther, ea. Andere werden in wedstrijden genomineerd (oa Rob de Vos-prijs 2023, Boontje 2024) of bekroond als winnend gedicht (Sint-Gillis-Waas 2023, Ronse en Sint-Truiden 2024). In 2022 werden twee gedichten opgenomen in de bloemlezing van De Gedichtenwedstrijd.’
Dit najaar verschijnt zijn debuutbundel Onderkoorts (Uitgeverij P).
foto Carine Vandendriessche
–
We applaudisseren als doven in de morgen
voor vogels die in kleuren fluiten, voor zon
–
die ketst en klatert op vijverwater, zilvergoud
over de wilde wingerd, zongedroogde lakens.
–
Voor jou bak ik vers koekebrood, breng straks
je favoriete granenkoffie, zal mildheid leren
–
en niet meer knijpen in magnoliaknoppen.
We schrapen overtollig eelt van de hielen,
–
drukken zachte ijzers in het jaagpad.
Langs de heuvel lopen richels en taaie struikjes.
–
Voor wie zacht wil slapen, zingen wij een lied
van nieuw geloof. We schuren voegen uit,
vullen ze met wit zand.
–
We leggen grasmatten met een waterpas,
sproeien voor de regen valt. In het raam
blaft de hond naar zijn spiegelbeeld.
–
We zoeken onze kooi, schuiven ongedurig
grendels open. Licht en lucht zullen binnendringen.
–
‘s Avonds glijdt door onze vingers de geur
van boerenjasmijn, een stem die fluistert
ik zie je graag.
–
Jongens zijn van lente: ze breken uit de grond,
knoppen uit hun botten. Ze geloven in de zomer,
–
hangen verlangen in grasplukken aan strandvliegers,
stijgen in luchtbellen op thermiek.
–
Een knotwilg zuigt zich vol en van de esdoorn
neemt wind zaden mee. Ze cirkelen rond het hoofd,
wortelen in gedachten.
–
Bij valavond trekt luwte een laken over het land,
rusten zij onwillig met stramme benen
bij het winterraam.