Het land van een dichter
door Tom Veys
In Polletanië! krijg je als lezer een ruim lyrisch beeld met veel thematische gedichten. De oeuvrebundel van Frank Pollet telt meer dan vijfhonderd bladzijden. Polletanië! is op die manier een longread.
Allereerst zijn er relatief veel referenties aan muziek terug te vinden in de bundel. Soms gebruikt de dichter tekstfragmenten uit muzieknummers om de bundels in te leiden. Bijvoorbeeld voor de eerste bundel Waterland is er een motto uit een lied van Peter Gabriel ‘Indigo’. Voor Polletanie!, de volledige bundel, is dat een tekstfragment uit ‘Chasing Cars’ van Snow Patrol. Niet toevallig vind je achteraan in de bundel een ‘soundtrack’ met platen, uitgebracht tussen 1975 en 2024, die een invloed hebben op het werk van Pollet. De platen zijn volgens de dichter een ideale soundtrack bij het lezen van de bundel. Overigens, de taal van de dichter vloeit vaak als een lied. In de uitgebreide verzamelbundel werden meer dan tien bundels opgenomen en in het gedeelte ‘Meer’ vind je ook gepubliceerde en ongepubliceerde gedichten. Tot slot biedt de dichter enkele vertalingen aan.
In de eerste bundels Waterland en Belladonna is Pollet een zoekend dichter die met eerder zware, vaak Clausiaanse beelden aan de slag gaat, de Vlaamse klei wordt verwoord. Als ondertitel bij Waterland staat ‘een zelfwoordpoging’. Het is ook de titel van een gedicht in de bundel. De beelden zijn diepzinnig en uitdrukkelijk geformuleerd. Een mooi voorbeeld is ‘Het huis’.
–
De harde huizen die mij tot
een angstig dier hebben gemaakt staan
zuigend in een mist die ik ‘het leven’
noem. Het grijpt mij naar de strot
–
dat ik hier in dit zondags huis
de ouders zacht en stervend zie
en hoe zij traag en trouw mijn jonge pijn
bewaren in wat foto’s zonder kleur of zin.
–
Mijn moeder is een oude vrouw
geworden merk ik nu en vader kreupel hout
zit bij de kachel en vertelt.
–
Wanneer ik na de koffie nog
heel even in hun spiegel kijk
zie ik weer goed
dat ook mijn hoofd al kaler wordt.
De gedichtenbundels staan chronologisch na elkaar in Polletanië!. Soms komt een giftig of gevaarlijk wereldbeeld tot uitdrukking zoals in Belladonna. De Belladonnaplant is een plant uit de nachtschadefamilie en staat bekend om haar giftigheid. De plant wordt ook vaak als geneesmiddel gebruikt, dankzij de kalmerende eigenschappen. De beide zijden, giftigheid en de kalmerende werking, vinden we terug in de taal en in de beelden. De volgende dichtregels uit ‘7’, afdeling ‘Banshee’, lichten dit toe: ‘En hoewel de dagen uit het waterland van zijn verleden / reeds zijn omgewoeld, vindt hij steeds weer een reden. // Zoals groeipijn, incantatie en de wondkoorts van het heden.’ Groeipijn, incantatie, dus een toverformule met een bezwerend karakter, en wondkoorts zijn zware onderwerpen.
De gedichten in de bundel Zymose werken verder analytisch of destructief, zoals de titel laat vermoeden. Zymose is immers een ander woord voor fermentatie. Exemplarisch zijn titels als ‘Bijtend gedicht’ of ‘Groteske’. De bijtende toon is hier van groot belang.
–
Geen metafoor gespaard: ontzenuwd
perst hij uit zijn ingewanden alle lucht,
onthoofdt de kikker in zijn keel. En spuwt
op de stilte die weerloos de kamer uitvlucht.
–
Een gewelddaad die het ware daglicht schuwt.
In de taal merken we ook muzikaliteit, dit is een rode draad in het oeuvre. Het ritme zit vlot. Beelden zijn er veel, ze zijn strak en gespannen. Qua stijl bestaat de bundel vaak uit tienregelige gedichten die opgebouwd zijn uit klassieke kwatrijnen of terzinen. In La Strada, met name in de afdeling ‘Traject’ staat ‘Spiegels / erts’. Het is een symbolisch gedicht dat het pijnlijke wereldbeeld omschrijft.
–
In deze kortsluiting herkennen wij elkaar:
onze richting wordt bepaald door
sterren en verwachting uitgesneden in ivoor.
Een spiegel vormt daarbij een handig accessoire.
–
Wanneer wij praten, confronteren wij onszelf
met schaduw en musea waardoor elk verhaal
complexer wordt dan onze moedertaal.
Wij worden erts dat niemand delft.
De beelden en de taal in La Strada zijn volgens mij lyrischer dan de eerdere bundels door een strakke beeldbenoeming. De gedichten vragen tijd om goed gelezen te worden, dat kan een kwaliteitskenmerk zijn. De dichter combineert sowieso vaak verschillende beelden. Dit is eveneens het geval in de bundel De weeromstuit. De beelden worden er bewust in elkaar vervlochten.
Ook de dood speelt een grote rol in de lyriek van Pollet. In ‘De aanslag’ staat: ‘Alsof ik in elke klank de spiegel lees / van haast versleten bloed, bezweer ik met dit lood / zwijgend en behoedzaam beide zijden van de stilte, hees / van angst voor het bevroren vruchtwater van de dood.’
In de bundel LaDiDa met gedichten uit de periode 1994-1999, gaat de dichter verder in op wat poëzie kan betekenen: ‘Poëzie is een jeukende plek / die met schrijven erger wordt.’ Uit gedicht ‘2’, afdeling ‘Visbeen’. De beelden verspringen soms in de gedichten. Op het einde verwijst de dichter naar ‘Een tafeltje in Nazareth.’ Een klein vermoeden zegt me dat de Oost-Vlaamse gemeente Nazareth het landelijk beeld zou kunnen zijn, zoals het voorgesteld is op de kleurrijke cover door kunstenaar Joseph Willaert.
–
DE TAAL ALS EEN KABELGAT beschouwen. Ik trek
ononderbroken samen om mijzelf en weet:
stukwerk. Kleur ik blauw of violet?
–
Aders vol eczeem? Poëzie is een jeukende plek
die met het schrijven erger wordt. Een rouwkleed
past mij niet, wel halve twist. Maar heeft wie gered
–
wordt heldendom verdiend? Mijn hoofd bevlekt
bevangen keer ik terug naar de keert
waar ik begon. Een tafeltje in Nazareth.
Na LaDiDa volgt DaLiDa. Verschillende soorten mannen of mensen krijgen hier een gedicht in deze bundel, titels zijn altijd samenstellingen met man zoals bijvoorbeeld: ‘6 [Spiegelman]’, ‘1 [Wasman]’, ‘3 [Wolfman]’. In aLDiDa, de bundel die volgt, komt de dichter experimenteler uit de hoek. De klassieke terzinen en kwatrijnen blijven, maar de taal swingt meer. De dichter speelt met woorden, dit voel je in de dichtregels, zoals ‘Hij is terug van weggeweest! / LaDiDa! Zing! Zing van de weeromstuit!’. Of uit ‘5 – Koude kermis’: ‘En dan volgt hier het torsiemoment – aLDiDa / [ZeGTeReuSDieKomTeReuSDieKomT] – / maar dat woord wringt als een nauwe schoen (…)’. Het taalexperiment vind ik alvast geslaagd.
In de volgende bundel Drie Theremins heeft de dichter aandacht voor vrouwelijke hoogvliegers als Charlotte Mutsaers, Camille Claudel, Hildegard von Bingen. Hij schrijft dan gedichten met inleving, zoals de handen gepast een theremin kunnen bespelen, een elektronisch instrument met twee antennes. Het volgende gedicht behoort tot de afdeling ‘Doorschijn’ voor Hildegard von Bingen, zij schreef Duitse middeleeuwse mystiek.
–
Meng mij, drijf mij aan
in zachte wonden, ga in mij
volkomen op, stort al uw kleren uit
–
over wat zwart is en gedaan
verander mij in een ontblote zwerfkei:
nooit op zoek, geen stap vooruit
–
maar een verplaatsing in de waan.
[Alsof er richting is in dit getij,
Alsof er adem trilt langs onze huid.]
–
En toch.
Daarna zijn er veel campinggedichten in de bundel Caravan!, dit valt onder andere op in de veel sprekende titels van de afdelingen, zoals: ‘Camping Onrust’, ‘Camping De Hemel’. In deze gedichten komt een vorm van anekdotiek tot uiting, je kan het ook een couleur locale noemen. Soms ontdek je een stilistisch verschil in de gedichten. Een voorbeeld uit ‘Gevaarlijk fietske’ (bij een beeld van Jef Goedemé): ‘Zo verandert hij eenvoudigweg de wetten: / wielen van een scheve gravitatie dragen / licht waarin een zaagblad korte metten / met ons maakt. Wat ook wij zagen. // Maar dat geeft allemaal nietske / want het is toch lekker een gevaarlijk fietske’. Het eerste en laatste stuk verschillen. De lezer beslist zelf of hij dit aardig vindt. De dichter speelt alleszins met taal.
In de bundel Turbulenties!, na IA, vinden we enkele boeiende taalgedichten terug. Dichtregels als ‘Met het woord / mes snijdt hij een gedicht / in parten. Hoe zin, hoe / regel, hoe stroof / kan het nog zijn // als je vers onomwonden / open lig te wachten / op hapklaar nut.’ spreken sterk aan. Het beeld is scherp en behapbaar. Een ander voorbeeld van een geslaagd taalgedicht is ‘Want ik ben de onrustige lied’.
–
Ik ben niet gek! Ik ben alleen
–
wat onberekenbaar, een beetje
ongeregeld, ongerijmd en stapel
woorden in mijn eigen logica, ik
ben gezet, een cryptogram, vaak zeer
gecondenseerd en daardoor fout
begrepen, mis verstaan en opgesloten
in mezelf. Toch ben ik alles
behalve het toeval. En in dat alles
ben ik versteld, ontdaan, ontwricht.
–
Ik ben een gedicht.
Als laatste in de oeuvrebundel Polletanië! komen onder ‘Meer’ de gepubliceerde en ongepubliceerde gedichten. Verschillende thema’s vinden hier een plaats. De dichter wil wellicht exhaustief zijn in zijn oeuvre. Hierbij een open en heel sterk gedicht uit de afdeling ‘Lisboa’. Beelden vinden een thuis in muzikale woorden.
–
Ik ben graag traag in het varen
en in relatieve zin ook in het schrijven
van een relatieve zin
over het varen op de Taag
–
want ik begrijp de waterspiegel niet
dus moet ik steeds herlezen
wat er toch niet staat of al
niet meer
–
en wat ik onderweg naar hier
verloren heb. Onder een felle boog
van lucht schrijf ik straks de naam
van stad en land met mijn vingers
–
in het zand.
Opmerkelijk zijn ook de geslaagde wielergedichten, specifiek de ‘Tourgedichten’, in ‘Meer’. De dichter toont hier een grote interesse in de wielersport.
In het allerlaatste gedicht ‘En nu’ zijn dit de beginregels: ‘Dag Pollet met de pen in de hand, zie // vandaag wat morgen / niet meer valt te zien: een postbus, een staldeur, plukjes / wol aan een prikkeldraad.’ De dichter voelt hier een nood tot schrijven, tot toelichten. Het gaat verder. ‘Dus schrijf // het landschap plat, / zonder perspectief of schaduw / en in klaarwakkere daagse woorden, // helder als het hier.’ Hij formuleert zo zijn gedroomde poëtica die vooral in de latere periode tot uitdrukking komt. Pollet wil wellicht begrijpen hoe woorden en ideeën ontstaan, wat hun uitwerking kan zijn. De dichter ontwikkelt zich hier poëtisch.
In Polletanië! zijn op het einde enkele vertalingen opgenomen, zoals een Nederlandse vertaling van ‘Chanson XII’ van Maurice Maeterlinck. Tot slot is er in de bundel een uitleiding, geschreven door dichter Paul Rigolle, met als titel ‘Een planeet rond het hemellichaam taal’. Hierin overloopt Paul Rigolle het dichterschap van Frank Pollet. Een van de conclusies in de bespreking is: ‘Wie de gedichten leest, ontdekt een gerijpt dichterschap dat zich door de jaren heen, een volstrekt eigen karakter heeft aangemeten.’ De gedichten worden volgens mij zelfs kernachtiger naarmate het oeuvre vordert.
Polletanië! is een land dat uit verschillende landschappen bestaat. De dichter formuleert bijzondere gedachten in klassieke versvormen en in een sterke, muzikale taal. Beelden zijn er veel, de dichter ontpopt zich zelfs tot een verzamelaar van ideeën. Polletanië! is een bundel die uit verschillende bundels bestaat, van Waterland in 1980 tot Turbulenties! in 2017. De titels spreken hierbij boekdelen. Als lezer ontdek je een brede, kleurrijke waaier van gedichten en de fraaie vormgeving van de bundel laat de lezer niet onbetuigd.
____
Frank Pollet (2024). Polletanië! Uitgeverij Les iles, blz. 542. € 38,50. ISBN 9789491545832