foto © Gerja Smilde
Leo Stilma (1953) woont sinds 1991 in Rotterdam-Ommoord. Er verschenen 4 bundels van zijn hand, de laatste in 1997 onder de titel Al ben je nog zo licht (uitgeverij de Brouwerij). Hij heeft diverse literaire prijzen in Nederland en België gewonnen. Zijn gedichten zijn o.a. opgenomen in verzamelbundels van Uitgeverij Rainbow en Met het oog op Morgen.
Hij is lang betrokken geweest bij de organisatie van het bekende poëzie-podium de Consul in Rotterdam en gaf ook als docent een aantal jaren het keuzevak Poëzie op de Hogeschool Rotterdam.
In de zomer van 2023 is hij met zijn al lang bestaande dichtersgroep (7 dichters ) in Albanië geweest om een bundel, Girl of Monday, met vertaalde Albanese en Nederlandse gedichten te promoten in de pers en op de televisie.
In 2024 droeg hij voor op een podium van Poetry Internationaal en is zijn gedicht ook in het Arabisch voorgelezen.
Hij maakt deel uit van het Rotterdamse dichterscollectief Dichters voor vrede.
Voor hem moet poëzie ‘als een bijl zijn in de bevroren vijver van de ziel’ zijn. Zijn thema’s gaan dan ook veel over liefde, kinderen en de dood maar ook over gewone zaken als een paperclip, een laken of een stoel.
–
Ik hoorde je aankomen
op die verroeste opoefiets
met eeuwig rammelende ketting
en die zeevonk in je ogen
als brandend voorlicht
–
waar we kolkend van verlangen
mee naar huis stampten
waarmee we naar de dokter vlogen
toen haar hartje haperde
–
waar zij later stralend voorop
zat toen alles genezen was en ze
vrolijk zwaaide naar alle vogels
–
die fiets. Die almachtige
prachtige fiets naar hemel en hel
en andersom
–
en maar hopen
dat ie in de kist past.
–
Nu ik dichter bij de dood sta
dan bij het hemeltje boven de wieg
en al meer geliefden verloren heb
dan ik vandaag op kan bellen
–
bouw ik een muur van dromen
om mij heen waarachter ik mijn
leven speel en tegen mijzelf kan
praten zonder tegenspraak.
–
Ik metsel de voegen dicht
met vergeten verhalen en strijk
alles glad met mijn vingers
–
want niemand mag door een kier
kijken als ik voor het laatst dans
met mijn schaduwen.
–
Mijn herinneringen zijn
als boomstammen in woest water.
Ze rammen tegen de wanden
en nemen alles mee.
–
Oude namen komen tot leven
‘s nachts lopen ze door de kamer
en ik begroet ze een voor een.
–
Ik heb ze lang niet uitgesproken
maar nu verdriet is losgebarsten
als een oproer in mijn hoofd
en de ramen zijn ingegooid
–
blijven we praten
tot onze verhalen voorgoed
zijn uitgestrooid.