LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Robin Veen

1 jul, 2025

‘Ik probeer nieuwe wegen te vinden.’

door Alja Spaan

Robin Veen (Den Haag, 1953) schreef in 2006 zijn eerste gedicht. Jarenlang bewoog hij zich in de wereld van de poetry slam en daar won hij regelmatig jury- en publieksprijzen. In 2015 sloot hij zijn periode van poëzie-op-het-podium af en richtte zich meer en meer op poëzie-op-papier. Als vakman met aandacht voor de muzikaliteit van taal heeft hij een voorliefde voor het vormvaste sonnet. Dat bleef niet onopgemerkt. Bij tal van dichtwedstrijden sleepte hij de ene nominatie na de andere prijs in de wacht. Maar schrijven lukt inmiddels niet meer. Twee herseninfarcten maakten een einde aan zijn dichterschap. Gelukkig zijn de sonnetten in de alom geprezen bundel De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen het bewijs dat zijn stem-op-papier leeft en blijft leven.

De bundel bestaat uit 67 sonnetten. Op de achterflap van de bundel staat: ‘Ze zijn onverbiddelijk, de sonnetten van Robin Veen, hard als aarde, zacht als water, razend knap van taal. Zijn gedichten getuigen van een vergeefs verlangen. Ze geven je klappen op je donder (waar die ook zit) en aaien je ziel (als je die hebt). En af en toe moet je nog lachen ook.’ Gevolgd door een vraag die door het voorgaande eigenlijk al beantwoord is: ‘Hoe kan een dichter tegelijkertijd zo genadeloos en troostrijk zijn?’
De bundel, uitgegeven door U2pi, werd in Eijlders gepresenteerd.

 

foto © Jan ter Heide

 

Hoe is het nu met je?
Dat is ongeveer de moeilijkste vraag die je me kunt stellen. Ik weet dat zelf niet zo goed. Ik heb soms het gevoel dat het iets beter gaat met lichaam en geest. Ik hoef niet meer bij elke stap na te denken en dat geeft ruimte in mijn hoofd. Daardoor realiseer ik me dat ik bepaalde dingen echt niet meer kan. Ik heb sowieso moeite om te praten en dat komt omdat ik moeite heb om te denken. Wat schrijven en dichten betreft: ik kan niet meer dichten. Het is te vermoeiend. Maar ik ben mijn oude gedichten aan het verzamelen. Ik heb alles bij elkaar ongeveer nog 300 gedichten. Dat zijn met name vrije gedichten. Ik hoop een aantal ervan ook nog eens uit te kunnen geven.

Verder heb ik als fotograaf ook nog veel foto’s. Die laat ik nu afdrukken. En ik teken graag en dat gaat me nog het makkelijkst af. Ik hoef daar niet zoveel bij na te denken en daarom gaat het goed. Met die werken exposeer ik weleens in het Vrij paleis in Amsterdam. In september exposeer ik daar weer.

De recensie van Meander van Paul Roelofsen heeft als titel Er staat wat er staat, maar het vertelt zoveel meer. Dat betreft niet alleen één gedicht, maar de hele bundel, ‘zo fijnzinnig en ontroerend, dat je het geweld zou aandoen als je het zou analyseren.’ Wat moeten we nog meer weten?
Ik zou het eigenlijk niet weten. Iedereen kan erin lezen wat hij/zij wil. Uitgangspunt is dat mijn werk altijd ergens over gaat, maar de interpretatie laat ik graag aan de lezer over.

 

Jij en ik

De stilte valt me zwaarder dan gewoon.
Dit huis krimpt met de dag. Ik luister naar
het hijgen van de tijd en ik ervaar
de dagen als een vast geroest patroon.

Mijn blik valt op de oude grammofoon.
De platenkast staat vol met repertoire
van toen. Ik start de platenwisselaar.
Een trompettist blaast op een zwoele toon

het stof van vele jaren door ons hoofd.
Er gloeit iets op dat al leek uitgedoofd.
Een drumstel tikt het ritme van verlangen

tot plotseling het singletje blijft hangen.
Ik kijk in jouw gegroefd gelaat en schrik.
Opnieuw vervallen jij en ik, jij en ik, jij en ik, jij en ik…

 

Naast de strijd met de achteruitgang van je lichamelijke en zintuigelijke mogelijkheden bevat de bundel ook verzen ‘die het droomwereldje van aanstormende dichters in beeld brengen’, aldus Roelofsen. Wat wil je die nieuwe generatie dichters meegeven?
Niks, de nieuwe generatie moet vooral niet luisteren naar wat andere dichters zeggen. Ze moeten hun eigen ding doen want dat komt het meest authentiek over. Beginnende dichters moeten natuurlijk wel veel gedichten lezen van gerenommeerde dichters. Dan leer je wat er allemaal voor mogelijkheden zijn in de poëzie. Zelf ben ik begonnen met Rutger Kopland, Herman de Coninck en Menno Wigman.

Roelofsen kent je vanaf het begin, 2006, de slammersavonden in Festina Lente. Die wedstrijdvorm liet je vallen, vanaf 2015 verkoos je het sonnet. Waarom eigenlijk?
Ik kom uit de Cabaretwereld ik schreef altijd rijmende liedjes. Toen ik met dichten begon heb ik rijm afgezworen. Ik moest moeite doen om niet te rijmen. Ik was bang als ik aan sonnetten zou beginnen, ik weer in die rijmvorm zou vervallen. Maar ik wist dat het ook wel iets voor me was dat ik ooit eens een sonnet zou gaan schrijven. Toen ik eraan begon wist ik dat ik het kon en heb ik een tijdje alleen sonnetten geschreven.

Uit de recensie op Zichtbaar Alleen spreekt Wouter van Heiningen zijn respect uit voor de vorm. Is het moeilijk om je vrijwillig de vaste vorm van dichten op te leggen?
Nee. De sonnetvorm dwingt me om mijn gedachten duidelijk op een rijtje te krijgen. Ik zal je vertellen hoe ik het aanpak. Ik schrijf eerst een gewoon gedicht en later maak ik er een sonnet van. Door het rijm word ik soms gedwongen het gedicht een andere kant op te laten gaan. Dat vind ik eigenlijk wel een interessant geven.

Van Heiningen betrapt zichzelf erop dat ‘door de vorm, het sonnet, de boodschap van gedichten met een zware lading, lichter worden, beter verteerbaar. Maar het blijven woorden van een dichter die afscheid neemt van de poëzie en die komen aan.’ Hoe accepteer jij dit verlies en hoe moeten wij dat doen?
Wat jullie doen, moet je zelf weten, maar ik kan gewoon niet meer dichten. Daar heb ik me maar bij neer te moeten leggen. Het lukt me niet meer om iets nieuws te bedenken. Mijn creatieve denkvermogen voor dichten is weg. Het dichten ging voor een groot gedeelte onbewust en dat lukt niet meer. Ik kan het dichten niet helemaal loslaten. Ik probeer nieuwe wegen te vinden. Ik weet dat ik geen gedichten op de ouderwetse manier meer kan schrijven en ik probeer het op een nieuwe manier. Maar dat voelt toch niet helemaal als poëzie. Ik schreef eigenlijk automatisch poëzie met ritme en alliteratie erin. Dat ging onbewust en automatisch. Als ik nu een regel schrijf, wil het maar geen poëzie worden.

 

Binnenwereld (8)

De deur sloeg met een klap achter me dicht. Omdat ik
door het raam geen kamer zie, woon ik sindsdien op het balkon.

Er zeilen meeuwen door mijn huis. Ik nam wel duizend keer
de deurklink in m’n hand, maar drukte nooit de twijfel neer.

Ver onder me zie ik het mierenvolk dat nijver gevels bouwt
waarachter iedereen de vloer belegt met laminaat,

zich warmt aan de moederhaard, zich aan een beeldscherm
heeft gehecht dat hen de wereld toont en vrienden maakt.

Ik vraag me af: wie hing de wolken in m’n huis?
En is er iemand thuis die op me wacht?

Er is geen vloer meer, geen plafond. Dit zou de hemel kunnen zijn.
De zon schijnt op m’n rug. Binnen valt mijn schaduw naar beneden.


Wat kan een interview nog toevoegen? Heeft de dichter een verantwoordelijkheid naar zijn lezer?
Hoezo? Wat is hierin nu verantwoordelijkheid naar de lezer. De lezer is verantwoordelijk voor zichzelf.

Ik zag je bij de Gedichtenwedstrijd in 2021 waar jouw top 100-gedicht op muziek was gezet. Je was verbaasd en ontroerd. Je kwam vanaf de tribune het podium oplopen en las het gedicht nogmaals voor. Ook dat gedicht breng ik in verband met het heden, daarom wil ik het graag hier herhalen.

 

Dit is een muur

ergens in dit huis hoor ik
het roestig slaan van buizen

ik hoor het kraken van de vloer
een voetstap verdwaald in de tijd

ik neem de kleinste geluiden waar maar als ik schreeuw
kaatst het onhoorbaar tussen de muren

in het diepst van de kamer
bewoon ik mijn lichaam

mijn gedachten slaan neer op de wand
zodat het nachtoog ze kan zien

ik praat mijn eigen zinnen na
duid zo de wereld voor mezelf

dit is een muur, zeg ik, dit is een muur
vier letters zekerheid

zorgvuldig in mijn hoofd gemetseld
tot iemand er een deur in opent

wanhopig maai ik woorden van me af
dit is een muur, herhaal ik, dit is een muur

Ja in die tijd had ik net mijn eerste lichte herseninfarct gehad maar dat wist ik op die middag van de prijsuitreiking nog niet. Ik denk dat het publiek mijn reactie daarom zo authentiek en op momenten humoristisch vond, het was totaal ongeveinsd.

In een oude recensie op Meander noemt Joop Leibbrand je ‘veelbelovend’ in de bloemlezing Hemeltrans, elf dichters hogerop voor bijna niets. ‘Deze bloemlezing stelt min of meer de norm om met poëzie ‘hogerop’ te komen en iets van het ‘bovenzinnelijke’ te bereiken. Een uiterst gewaagd streefniveau’, aldus Leibbrand. Kan iets het schrijven vervangen?
Dat moet wel, schrijven kan ik niet meer. Zoals ik vroeger poëzie kon schrijven ging dat bijna automatisch. Er gebeurde dan iets magisch. Dat raakt misschien aan het bovenzinnelijke dat hier benoemd wordt. Ik heb weleens gedacht: ‘dit schrijf ik niet zelf, het komt van boven.’ Maar dat is niet meer, dat kanaal lijkt nu te zijn afgesloten.

Ook kom ik tegen op Meander, ‘Veel van zijn gedichten zijn sfeertekeningen van ontluistering en vergeefsheid’, alsof alles toewerkt naar de laatste bundel van je. Denk je dat dit het proces was?
Nee, dat was niet het proces. Misschien onbewust, maar ik heb de sonnetten afzonderlijk niet met dat idee geschreven. Toen ik de bundel ging samenstellen, heb ik wel bewust een bepaalde volgorde aangebracht waardoor het misschien zo lijkt.

Wel is het thema vergankelijkheid een terugkerend thema. Ik laat momenteel mijn gedichten analyseren door AI, en daarin komt naar boven dat vergankelijkheid een groot thema is in mijn poëzie. Maar het heeft eigenlijk niets met het ouder worden of mijn ziektestatus te maken. Het was altijd al mijn thema. Kennelijk is dat iets van mij, al deed ik het nooit bewust. Door mijn gedichten ben ik misschien meer over het leven gaan nadenken, maar niet bewust. Zoals ik al zei : eigenlijk had ik vaak het idee dat ik het niet zelf had geschreven.

     Andere berichten

Interview Gerlinde Weze

'Taal komt zoals zij wil.' door Monique Wilmer-Leegwater   Gerlinde Weze werd geboren in 1960 en woont tegenwoordig in Berlare,...

Interview Hanneke van Schooten

'Een talig ontstijgen uit de persoonlijke ervaring' door Ellis van Atten -   Hanneke van Schooten voelt zich thuis op...

Interview Auke Leistra

‘Wat ik schrijf is toch een soort outsiderpoëzie.’ door Alja Spaan     Auke Leistra schreef korte verhalen waarvan een paar ooit...