LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Nachoem M. Wijnberg – Om te helpen klaar te komen

7 jul, 2025

Uit de oude kijkdoos

door Peter Vermaat




Wie in de nieuwste bundel van Nachoem M. Wijnberg, Om te helpen klaar te komen stomende taal en pittige taferelen verwacht, wens ik veel succes. Bladzijde na bladzijde rijgen lange gedichten in een breed over de pagina uitwaaierend parlando zich aaneen, zonder uitzondering in drie delen, waarbij wisselende constellaties van jongens en meisjes (nooit mannen of vrouwen) en hier en daar een paard of een hert (nooit een eenhoorn) aan de lezer worden voorbijgevoerd. Omdat de gedichten te lang zijn om in hun geheel geciteerd te worden, houd ik het bij fragmenten:

KLEREN EN SIERADEN

(…)

3.
Op het gras zitten meisjes
en een van hen staat op en doet een jas uit
zodat een ander die aan kan doen en vragen hoe die haar staat.

Op een helling van een heuvel,
aan één kant van het grasveld, zit een jongen,
het wordt donker als voor de eerste keer, maar alles is nog goed te zien, enkel zachter.

Als ze met een bal gaan spelen
kan hij vragen of ze er één meer nodig hebben
of hij kan wachten tot een van hen de heuvel opklimt en vraagt of hij haar naar huis kan brengen.

(En alle kleding en sieraden
kunnen ook zijn om te zeggen wat te doen of te zeggen,
met een bal om in de mond te houden.)

[p. 7]

Misschien is ‘uitblijven’ wel het beste van toepassing op de verschillende scènes die in de bundel worden beschreven. Daarbij blijven de contouren vaag, de richting onbepaald, de verhaallijnen fragmentarisch, alsof je vanuit een langsrijdende trein een groepje mensen maar heel even kunt waarnemen, het begin en vooral het vervolg van hun samenzijn mist en dat dan zelf maar gaat reconstrueren. Wijnberg laat in deze bundel veel, heel veel ruimte voor associatie en wellicht is dat een van de pluspunten van deze aanpak. Aan mijn oog gaan passages uit het Hooglied voorbij, geweven middeleeuwse wandkleden met verbleekte adellijke dames tussen paarden, herten en fabeldieren, de soft focus van David Hamilton. Maar – in tegenstelling tot de uitgever op de achterflap – op geen enkele plaats denk ik aan ‘uiteenlopende pornografische tradities’. Gelukkig niet, voeg ik daar meteen aan toe. Waar verlangen (waar de bundel volgens mij vooral over gaat) en zeker poëzie het van moeten hebben is de omtrekkende beweging, de suggestie, het net niet beroeren, terwijl pornografie immers nooit en nergens concreet genoeg kan zijn. Zeg nu zelf:

OP STRAAT

(…)

2.
Een meisje loopt op straat
als meer meisjes, een beetje voorover, als tegen de wind in, hun armen om henzelf heen,
arm in arm, alsof wat van de een te zien is is in de ander verder gaat en dat helpt
om nog niet te hoeven zeggen welke
– dit is waarom er zo veel van hen zijn? Op straat kleedt een jongen een meisje stil uit
en zij ziet het pas wanneer hij haar vraagt
wie nu haar kleren aanheeft (zoals heeft zij iets van je aan vragen wanneer zij al zo weinig aanheeft)
of hij doet dit met meer dan één meisje tegelijk, niet omdat hij te veel naar een van hen verlangt,
maar omdat er dan nog één over kan blijven
wanneer de ander weg wil lopen of misschien kan de een de ander vragen
nog even te blijven? Als je een halsband met knipperlichtjes aangedaan is en je over straat loopt
waar het donker geworden is, kijken ze naar je alsof je lange tijd hebt gekeken naar
waar ze op de grond lagen
en niet kon zeggen wie van hen je als eerste wilde zien weglopen. (Een meisje loopt voorbij
en tilt de jurk die alles bedekt behalve haar gezicht en handen een klein stukje omhoog,
alsof zij over regenwater
heen wilde stappen).

(…)

[p. 12/13]

Wijnberg maakt hier gebruik van taal als van pastelkrijt, waarbij de vorm niet al te duidelijk getekend wordt en de woorden op zichzelf zo min mogelijk lading krijgen en stuk voor stuk in dienst blijven aan het schetsen van de verschillende beelden.

Tijdens de eerste lezingen was dat nogal vermoeiend: niet alleen teruglezend om te kunnen (en moeten) vaststellen dat dit het echt is, dat er geen diepere laag verscholen gaat onder de schijnbare terloopsheid, maar toch elke keer weer op zoek gaan naar een passage die ertoe doet, maar geen voetsporen heeft achtergelaten op het strand of via een bospaadje te bereiken is. Uiteindelijk zal de slotsom zijn dat die er – althans niet in een zelfstandige, citeerbare vorm – niet is: het geheel bestaat hier uit de suggestie der delen, aangezien hier regel voor regel, woord na woord, ondergaat in het ondeelbare trage voortbewegen van tekst over de bladzijden van begin tot eind.

Wie deze gedichten uit het hoofd wil voordragen, zal er een behoorlijke kluif aan hebben. Ik vraag me af wat het effect ervan zou zijn. De teksten hebben immers nog het meest van een verhaal dat verteld wordt aan een tafel naast je in een restaurant, waarbij er af een toe een flard wordt overstemd en verloren gaat door een passerende ober of iemand die verderop hard niest.

Uiteindelijk hebben we hier wellicht te maken met een antwoord op een vergeten vraag, met een document, gevonden in een ouden ladenkast of een andere variatie op een negentiende-eeuwse opzettelijke geheimzinnigheid, een oude kijkdoos in zwart-wit, waarbij de plaatjes even vaag zijn als bedoeld en waar niet wat je binnenin ziet, maar wat het achter je ogen aan uitzicht oplevert door de maker ervan beoogd werd.

IN DE GEUR VAN HET VERLANGEN VERLANGEN

1.
De geur en vraag van wat al voorbij is,
met daarachter de horizonbrede gebaren van wat op wil geven wat het nog heeft,
zoals een vuur dat weggeregend is.

De meisjes zeggen tegen een jongen
dat hij op zijn best is als hij een moment zijn gezicht van hen weggedraaid heeft
en het daarna goed probeert te maken

Zoals wie probeert goed te maken
waarover niet eens gezegd wordt dat die het minder gemaakt had,
zoals in wie nog iets van een volle ronde geur was (als van wat verbrandt wordt enkel voor de geur).

Lange benen wijzen omhoog
en glanzend haar dat achter de voeten als een sleep over de grond strijkt, naar beneden,
allebei om zoals geur over waar ze naar wijzen heen te wijzen?

(…)

[p. 56]

Je zou Om je te helpen klaar te komen na een enkele lezing terzijde kunnen leggen omdat je er weinig in terugvindt dat je voor langere tijd bij blijft. Je zou – show, don’t tell – kunnen constateren dat er hier en daar over klaarkomen geschreven wordt, maar dat er sappen uit de taal sijpelen? – nou nee. Je mag zeggen of schrijven dat de bundel begon voordat de eerste letter gelezen kan worden en ook na de laatste letter nog niet ten einde gekomen is (pun intended) en zelfs lijkt het me houdbaar en misschien ook wel terecht wanneer je de bundel na de zoveelste lezing weer opnieuw openslaat omdat je inmiddels grotendeels bent vergeten wat er in staat. Ja, wisselende constellaties van jongens en meisjes (nooit mannen of vrouwen) en hier en daar een paard of een hert (nooit een eenhoorn).

____

Nachoem M. Wijnberg (2025). Om te helpen klaar te komen. Uitgeverij Pluim, 87 blz. € 24,99. ISBN 9789493420083

     Andere berichten

Paul Bezembinder – Kamermuziek

Paul Bezembinder – Kamermuziek

Van pastiche tot poëzie door Jeroen van Wijk - - Totaal witte kamer, meedogenloos licht. Grammatica, wiskunde en jouw gezicht. Paul...