LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Sjeng Scheijen – De Beginselen

11 jul, 2025

De lucht wemelt poëtisch

door Tom Veys




Het is altijd fijn wanneer er op de achterflap sleutels worden aangeboden om de gedichten vanuit verschillende perspectieven te lezen. Op de achterflap van De Beginselen staat: ‘Zo ontstond een bundel over de raadselachtige band tussen verwoesting, bewustzijn en creativiteit. Verwoesting, bewustzijn en creativiteit zijn inderdaad drie kernthema’s in deze bundel. Er wordt een uniek bewustzijn gecreëerd, de dichter toont zijn creativiteit door verschillende invalshoeken te creëren. De verwoesting van enkele idyllische beelden gebeurt via taal.

De Beginselen is het poëziedebuut van Sjeng Scheijen. Dit is opmerkelijk, want je krijgt onmiddellijk het gevoel dat deze dichter al langer aan het werk is. Achteraan duidt de dichter dat enkele gedichten al wat ouder zijn. Dit poëziedebuut is dus een verzameling van gedichten uit verschillende schrijfperiodes. Vanessa van Dam zorgde voor het omslagontwerp, Viviane Sassen voor het artistieke omslagbeeld.

Scheijen schreef eveneens interessante en bekroonde boeken als cultuurhistoricus, onder andere over de dans- en kunstpionier Sergej Diaghilev en over de avant-garde. Soms merk je avant-gardistische kenmerken in de gedichten van Scheijen, vooral als op het experiment aankomt in de talige beelden.

Als ondertitel bij De beginselen staat ‘Gedichten voor de eerste van allen’. Het begin speelt dus een grote rol in vrijwel alle gedichten. De bundel bestaat uit drie delen en een epiloog, op die manier lijkt het op een theaterstuk, er is immers een zekere dramatische spankracht in de bundel te ontdekken.

‘Deel 1’ start met de afdeling ‘Bethlehem’. Het Bijbelverhaal van de geboorte van Jezus krijgt hier een heel aardse variant. De beelden zijn sterk uitgesproken.

Het houtwerk klaagt, het stro wordt almaar droger
en spijkers buigen krommer onder druk
van het verdriet als Jezus uit zijn nis
ontsnapt, Maria’s maagdenvlies doet knappen
en zo verbleekt wat heel bleef bij bevruchting.

[Uit ‘1’]

De dichtregels snijden verder in ‘Bethlehem’, ze trekken de wereld van het lichaam open. ‘En haar beschijnt niet één ster, maar miljarden. / Het mooie eelt onder haar voeten groeit / bij elke stap’.

Soms speelt Scheijen met grammaticale zinsconstructies, misschien zet de dichter ons op die manier meer aan het denken. Een opmerkelijke taalstructuur vinden we onder andere bij het begin van volgende gedicht:

1

Wat als stel Daedalus was
rustig doorgevlogen, niet afgeweken van de koers.
Geland zijn verentooi ontmanteld
sandalen losgegespt, handen in het stof de vrije grond gekust
daarna zijn vaders knieën.
Hadden jij en ik hem dan geprezen
Gelauwerd om zijn matigheid, zijn discipline, rust
zijn moed en kalm beleid?
Nee. Zo verliefd op ons vermogen te mislukken
hadden wij geroepen aan de boom
de hoogste boom met Daedalus!
Zo verliefd op ons vermogen te mislukken.

Het is goed opletten bij het lezen van de dichtregels van Sjeng Scheijen. Het falen krijgt hier glans door de schitterende eindregel: ‘Zo verliefd op ons vermogen te mislukken.’ Op de achterflap van de bundel staat ‘De Beginselen is grimmig, filosofisch of wrang grappig, maar nooit zonder de warmte en gedrevenheid die al Scheijens boeken kenmerken.’

‘Deel 2’ neemt het grootste deel van de bundel in. Hier krijgen, in de eerste afdeling, voorwerpen bijzonder interessante invalshoeken, omdat ze anders zijn dan de gewone denkbeelden over bijvoorbeeld een kast. ‘Boeken zijn urnen. Hun as de vleze herinnering / aan het vuur, het vuur. In jou, kast, bijgezet. // O kast, bekister van levens. Je groeit en woekert. / Je vult het huis begerig en gulzig met sterfte.’ De donkere ondertoon is in veel gedichten te herkennen. De dichter worstelt als mens, denk ik, met ‘la condition humaine’. Zijn poëzie is een poëtische strijd. Enkele zinnen zijn ook poëtische mokerslagen: ‘De tijd tikt aan. Indikken! Aankoeken, klok! Jouw vuisten / zijn het spitst, jouw bloederige mokerslag is stipt, droog, licht.’

In de afdeling ‘Mens en dier’ kiest Scheijen resoluut voor het dier. Scheijen gebruikt directe, lyrische taal die soms als een statement kan worden gezien. Het grimmige wereldbeeld komt sterk tot uiting in het scherpe gedicht ‘4 Muis’. Hier wordt het lijden van de muis zo aan de kaak gesteld dat we als mensen vragen kunnen stellen over ons gedrag.

4 Muis

Vrees niet als plots de muis verschijnt, vrees niet.
Het gif door u gestrooid deed reeds zijn werk.
Zijn snuit en pootjes zijn geen bedreiging meer
al kijkt hij naar u op vol haat en smart.
Pijn en lijden krijgen zogezegd
een heel nieuwe betekenis voor hem.
Hij moet nog even wennen aan deze nieuwe staat van zijn.
Kijk hem rustig aan:
en hoe langer u kijkt, hoe meer u zult begrijpen:
de mens is sterker dan de muis. De mens is sterker!

In de afdeling ‘Toespraken voor de achterban’ staan ‘manifesten, eindrapportages, totaalconcepten op het snijvlak van waarheid en algemeen belang’. Zo is de ondertitel. Een hele mond vol. De grimmigheid in de teksten neemt hier toe, de taal blijft lyrisch, de filosofische gedachtegangen worden breder gelardeerd met gedachtesprongen. De dichter schept een bewustzijn met vaak ontluisterende beelden.

‘Deel II’ eindigt met verschillende geslaagde ‘Kleine odes’. Hier komt de gevoelswereld van de dichter opnieuw bovendrijven, beelden krijgen een lichamelijk karakter.

‘Deel III’, het laatste deel van de trilogie, start met de afdeling ‘De voorlaatste adem’. Hier worden ideeën ontwikkeld. Scheijen is een taalexploot. Titels als ‘2 Kwijt’ en ‘3 Verlangen is ongeduld’ worden uitgewerkt. ‘4 Psychose’ zou voor een deel een beginselverklaring kunnen zijn.

4 Psychose

(…)

‘Niets is zeker, natuurlijk. Verlies is reëel.
Continenten schuiven, de horizon verandert steeds.
Geen oude waarheid is even waar als toen.

Maar waan en waarheid zijn nog altijd ongelijk.
Alles vloeit, ja hoor, maar niet van onderop omhoog.

Een schram oké, een gezwollen oog, vooruit.
Maar meer is onwaarschijnlijk.

Liefde, gezondheid, verstand, zijn nog altijd sterker.
Jouw heldere, mooie vorm is zeker bestand
tegen deze zieke chaos, deze lompe storm.’

In ‘De Epiloog’ vinden we tot slot een lang gedicht met als titel ‘Wederkomst’. Zoals we eerder merkten, zijn religieuze thema’s niet vreemd voor deze dichter. Zijn invalshoek maakt hem daarbij uniek: het aardse. Het epilooggedicht begint overigens met ‘In de grachtenstad vind ik de dood’. Het eindigt met ‘In de grachtenstad vind ik de dood.’ en ‘Niemand spreekt. Hij breekt het brood.’ De stilte van het niet spreken en het mysterie worden hier aangewakkerd.

Ik kan best begrijpen waarom taal bij Sjeng Scheijen iets kan loswrikken of openwrikken. Hij zet ons aan het denken met De Beginselen. Eerst haalt hij een orde neer om vervolgens een nieuwe te ontdekken. De lucht wemelt poëtisch op het voorblad van de gedichtenbundel. Zo zijn ook de gedachten van de dichter. Concreet pijnlijk en filosofisch, aards en poëtisch.

____

Sjeng Scheijen (2025). De Beginselen. Prometheus, blz. 71, € 18,99. ISBN 9789044656633

     Andere berichten