LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Tot je daar weg bent

6 jul, 2025
door Jan Loogman

 

Zij is mijn luisteraar, ik ben haar voorlezer. Omdat ze vroeger een bloemenwinkel heeft gehad lees ik voor haar graag gedichten met bloemen erin. Deze week bijvoorbeeld het gedicht dat zo begint: Iemand plant een Bougainville dat wil zeggen / iets tot kinderkniehoogte met een manshoge / kleurfonteinschaduw genaamd: mogelijk later…De volgende regels van het gedicht beschrijven dat dit planten herhaaldelijk niet erg succesvol is. Jaar na jaar eindigt de struik als skelet. Toch volgt telkens een nieuwe poging, want, zegt het gedicht: iedereen handelt uit verlangen // laten we bloemenstruiken blijven planten, kijk / in ons hoofd wiegen ze in de subtropische zeewind  in ons hoofd waar het warm is, vroeger of later.

Hoop is de titel van het gedicht, vertel ik erbij. En dat het uit de laatste bundel van Esther Jansma komt, die ze samenstelde toen ze wist dat haar sterven nabij was. ‘Ik ken haar niet,’ zegt mijn luisteraar. Een beetje knorrig klinkt ze.

Even later is dat anders. Ik lees uit dezelfde bundel nog een gedicht. De dichter is niet wijzer dan andere mensen staat er en daarna wordt verteld dat de dichter niet anders doet dan luisteren en daarna probeert hij een gedicht te maken. Steeds gaat hij daarmee de mist in, maar hij blijft proberen. Zo ontstaan gedichten. Iedereen kan proberen ze te maken, zegt het gedicht. Iedereen kan luisteren en blijven proberen. / Ook jij die geen hij is, ook jij ergens anders / ook jij die dit ik is: Luister. ‘Zo is het,’ zegt mijn luisteraar en ze vraagt van wie dit gedicht is. Op mijn antwoord repliceert ze: ‘Ja, die ken ik wel. Ze is dit jaar gestorven, wist je dat?’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘ik heb het gelezen.’

 

Daarna lees ik een derde gedicht van Jansma en terwijl ik dit doe, kijk ik af en toe naar mijn luisteraar. Vaak heeft ze me al verteld hoe ze als klein meisje tijdens de Tweede Wereldoorlog opgetild werd door een Duitse legerofficier. ‘Hij drukte me tegen zich aan, ik voel het nog.’ Haar vader werd nijdig toen hij er achteraf over hoorde. ‘Hoe heb je dat kunnen toelaten,’ zei hij tegen haar moeder. Maar zij begrijpt haar moeder wel: ‘Die officier had zelf ook kinderen en die had hij al drie jaar niet gezien.’ Of ze vertelt dat ze als jonge vrouw in de bloemenwinkel ging werken. ‘De eigenaar was rooms-katholiek en dat waren wij niet. Toen kwam de pastoor en die wilde dat de eigenaar mij wegstuurde. Dat is toch erg?’ Maar dit verhaal heeft een triomfantelijk besluit. ‘Ik zou die winkel later overnemen en die eigenaar verkoos zijn centen boven zijn geloof. De pastoor vond geen gehoor bij hem.’

 

Zo heeft ze meer verhalen, allemaal van vroeger toen ze een kind was of een vrouw met een bloemenzaak. Of van later, toen ze de zaak had overgedaan aan een ander en zelf rustig woonde en soms een poëziecursus volgde. Al die verhalen zijn in haar en natuurlijk zou ze ook over haar tegenwoordig bestaan kunnen vertellen, maar daarover praat ze liever niet. Maar ze geniet van het voorlezen. ‘Ik kijk uit naar deze middagen,’ zegt ze telkens weer. En zo luistert ze nu naar de slotregels uit het derde gedicht van Esther Jansma: … Je beweegt door het leven / tot je daar weg bent // en het hele leven blijft en begint. ‘Precies,’ zegt ze. ‘Zo is het voor mij.’

 

 

afbeeldingen:
bloemen
luisteren
oude vrouw

     Andere berichten

De eerste honderd (2)

door Wim van Til   Hoe belangrijk is het dorp waarin je opgroeit? Voor mijn poëtische reis natuurlijk vrij bepalend. Er waren twee...

Gedichten van een graficus

door Hans Franse     In de laatste fase van de Vietnamoorlog werd Hanoi, hoofdstad van Noord-Vietnam gebombardeerd. Een...