LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

De held van Wipperdingen

7 sep, 2025
door Jan Loogman

 

Ik koester niet meer de verwachting ooit te doorgronden wat hem bewoog. Waarom hij geregeld uitbarstte in woede, ik denk het allang te weten, maar begrijpen zal ik het niet. Het is allemaal angst/ allemaal angst/ de allergrootste schreeuwers zijn dikwijls het bangst, hoor ik Robert Long zingen maar dat brengt me niet tot aanvaarding van zijn uitbarstingen. Niettemin, zijn drift en woede laat ik tegenwoordig voor wat ze waren. Als ik aan hem denk, denk ik aan hem zoals hij op de Amsterdamse Nieuwmarkt kon staan.

Met zijn blote handen greep hij in de stinkende schillenhoop op de laadbak van zijn vrachtwagen en haalde er papier en schilmesjes tussenuit, die vanuit de schillenbakken van de klanten daarin beland waren. Het papier gooide hij in een van de grote juten zakken die achteraan de laadbak hingen, de mesjes verzamelde hij in een kistje. Hij veegde zijn handen af aan zijn manchesterse broek en keek om zich heen. Ineens riep hij: ‘Harrie Delacadère is niet dood, hij leeft’. Daarna groette hij de voorbijganger die deze kreet aan hem had ontlokt. Op andere momenten liet hij de Nieuwmarkt genieten van zijn tekst over de held van Wipperdingen.

 

 

Als ik me deze teksten van hem herinner, voegen zich daar vanzelf andere bij, die niet verbonden zijn aan zijn bestaan als schillenman. ‘Wil je wel eens maken dat je aan boord komt,’ woorden uit zijn rol als reder Bos in Heijermans’ Op Hoop van Zegen. ‘Het is je tijd,’ antwoord ik want zijn teksten liggen in mijn hoofd nog altijd voor het grijpen. En niet alleen in mijn hoofd. Ook in dat van mijn zussen en broers leven ze voort. Op deze manier is mijn vader plezierig in ons bestaan aanwezig. Misschien weegt het op tegen de herinnering aan zijn onbegrepen drift.

Volgens het Bargoens Woordenboek van Enno Endt en Lieneke Frerichs was ‘Harrie de la kaderrie’ een ‘uitroep bij een onverwacht terugzien na iemands lange afwezigheid.’ Misschien gebruikte mijn vader de uitroep op deze manier, al riep hij nooit ‘kaderrie’, met de ie-klank aan het einde. Hij maakte er iets Frans van (De la Cadère…) en dat klopt goed met de toelichting in het Bargoens Woordenboek: ‘Henri de la Gardère, gebochelde hoofdpersoon uit het gelijknamige (volks-) toneelstuk, in de 20’er jaren veel gespeeld, waarin de apotheose begeleid gaat van ’s mans woorden ‘Henri de la Gardère is niet dood! Hij lééft! Hij staat voor u.’’ Moderne stripliefhebbers kunnen Henri de la Gardère kennen uit de jaren zestig toen het stripblad Sjors een verhaal onder die titel opnam.

 

 

Waar mijn vaders ‘Ik, de held van Wipperdingen’ vandaan kwam, kan ik niet met zekerheid achterhalen. Via de Delpher-site met oude kranten vind ik in Het Volk uit 1926 een recensie van een toneelvoorstelling in het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt met wel duizend kinderen als publiek. In het stuk schepte een generaal Bombardon enorm op ‘over zijn heldendaden bij Wipperdingen.’ Wie weet was mijn vader als elfjarige één van de kinderen in het Paleis voor Volksvlijt en hoorde hij daar deze tekst die hij dikwijls zou herhalen:

Potduizend bommen en granaten/ Wie van rust en vrede praten/ Weg ermee, weg ermee/ Ik – de held van Wipperdingen/ Ik zal dansen, ik zal zingen/ ter ere van het jonge paar/ al valt het mij ook zwaar.

 

 

 

foto’s © Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam
striptekening © Overzicht weekbladstrips uit de jaren 60

 

 

     Andere berichten