LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jo Gisekin – Hoe licht vibreert

29 okt, 2025

Een nieuwe werkelijkheid scheppen

door Tom Veys




Hoe licht vibreert is een bundel met veel schakeringen in natuurbeelden en portretten. Opmerkelijk in de bundel is dat Yves De Maesschalck, recensent, een inleiding geeft op de gedichten. Aangezien De Maesschalck interessante leessleutels meegeeft, stoort dit niet. Zijn taal is beeldend. Hij spreekt over ‘in zacht marmer gebeitelde taal, die ‘de zwenk van de zon’ evoceert’ als hij over de gedichten van Jo Gisekin spreekt. Dit gevoel bij de bundel onderschrijf ik. De recensent benadrukt verder ‘het sensitieve en sensuele karakter’ van de gedichten. Tegelijkertijd ontdekt hij een ‘intense broosheid van het moment’. Dit laatste beeld, de ‘intense broosheid van het moment’, zet ons goed op weg om de bundel Hoe licht vibreert, uitgegeven door PoëzieCentrum, te begrijpen.

Gedichten bij schilderijen in een bundel, zijn op één of andere manier altijd bijzonder, omdat er twee elementen worden aangereikt, beeld en woord. De dichter schept dan een nieuwe werkelijkheid. Jo Gisekin kijkt naar schilderijen, zet details en gedachten om in poëzie. De mens wordt vaak centraal gesteld. Er komen dus veel portretten in de bundel voor, onder andere ‘Portret van mevrouw Claus met bruidskleed’ en ‘De dochter van de hovenier’.

‘De fietsster’ van Hubert Malfait, een schilderij dat eveneens de cover van de bundel siert, is het uitgangspunt voor een beeldend gedicht. De dichter lijkt soms op ‘De fietsster’. De dichter onderzoekt, kijkt en schrijft empathisch over mens en rivier, met ‘Het eigen hart op vinkenslag’, zoals de dichter het in ‘Winter’ omschrijft,

De fietsster

Ze berijdt haar verlangens met
benen acrobatisch in slagorde
voeten in pedalen gesmeed
gevels vernauwen het zicht niets
verstoort haar evenwicht

vanop haar hoogvlakte beweegt ze op het
ritme van het hobbelig parcours het hoofd
strak in het gareel bezeten de weg te korten

ze fietst zichzelf achterna alsof ergens iemand
lichter dan wind haar vervoert iemand
voor wie ze nog telt: liefde in rafels wellicht
en tastbaar als borduursel op de jurk rond
het eigenste lijf

alsnog zonder bestemming
de wellust broeierig en glansrijk
in balans.

Bij ‘De fietsster’ (1927) – Hubert Malfait

Niet enkel dames komen voor in de portretten. In ‘De oude tuinman’ slaagt Gisekin erin een passend portret van de tuinman te maken: ‘dagelijks berekent hij de draai van de zon / en het vroege verval in de perken / begonia’s vermoeid van al dat bloeien uitgeteld / in de bocht van de arm’. De dichter kruipt in de huid van personages, letterlijk via het doek en figuurlijk via haar beelden. De portretgedichten zijn volgens mij de allersterkste gedichten in de bundel, terwijl het niveau in de hele bundel sowieso hoog ligt. Gisekin schrijft met brille over kledijstoffen en ze hanteert een breed pallet van kleuren en tinten.

De gedichten staan ook op een passende manier naast de beelden in de bundel. De vraag is of het beeld de meerlagigheid van de gedichten insnoert of uitbreidt. Spontaan heb je immers de neiging om beeld en woord te vergelijken, terwijl de gedichten perfect op zichzelf kunnen staan. Dit is wellicht de keuze van de uitgever of de dichter. Voor beide aanpakken, beeld met woord of woord zonder beeld, valt iets te zeggen. Mijn punt is dat de poëzie op zichzelf kan staan zonder het beeld. Natuurlijk zijn de schilderijen de uitgangspunten en de schilderijen zijn eveneens van hoge kwaliteit. Conservator van mudel, het ‘Museum van Deinze en de Leiestreek’, Wim Lammertyn, omschrijft het als volgt: ‘De gevatte woorden van Jo Gisekin zetten de doeken van Claus kracht bij, maar kunnen evengoed autonoom fungeren en zodoende treffende beelden van de Leiestreek oproepen.’ Hij schreef dit naar aanleiding van de tentoonstelling Emile Claus – Prins van het luminisme in het mudel (september 2024 – januari 2025).

Jo Gisekin is bovendien de kleindochter van Frank Lateur, alias Stijn Streuvels, schrijver van De vlaschaard (1907) en De teleurgang van de Waterhoek (1927). Met haar grootvader, Stijn Streuvels, voerde ze een uitgebreide correspondentie.

Een mogelijke rode draad in de bundel Hoe licht vibreert is de rivier de Leie. De bundel heeft als ondertitel Schilders langs Leieboorden. De Leie was en is voor vele schilders en schrijvers een inspiratiebron, wellicht omdat de rivier op verschillende plaatsen meandert en zo ook traag vloeit. Jo Gisekin heeft, zoals eerder opgemerkt, oog voor details in haar gedichten. Stuk voor stuk krijgen we poëtische invalshoeken in haar dichtregels. De dichter heeft niet enkel oog voor de rivier, maar ook voor de schilders en de mensen die rond de Leie wonen. In ‘Leiedorpen eertijds’ verplaatst Jo Gisekin zich in een schilder, een wandelaar : ‘ik wil de tijd verder vertragen de dorpen met mastellen voeren / de zwaarte van hun schouders in greppels versmoren // met mijzelf verloren lopen de Leie scherp in de lens / met een hart gebeiteld uit gelukskristal huiswaarts keren.’

Gisekin beschrijft veel schilderijen van Emile Claus in de bundel, hij leefde en werkte in Astene (Deinze), dichtbij de Leie. De impressionistische invalshoek ligt Jo Gisekin heel goed. Het ‘Zelfportret’ van Emile Claus opent perspectieven in een kenmerkende zachte stijl. De keuze van de woorden kan soms vaktechnisch of specifiek zijn, zoals damast, diafaan of een mastel. Dit vraagt soms wat opzoekwerk, maar het totale beeld klopt vrijwel altijd.

Zelfportret

Leiewater vloeit zijn ogen uit
koeien tekenen zich af langs oevers
gevlekte huiden op groen in tegenlicht

hij staat op scherp, de hoed in kleur geschreven
penseel en vingers samenspelend op ruw canvas
de horizon slijt uren gedeisder dan ooit

zoals
de tuinman en de dochter, de vrouw in de glooiing
van de borst nooit van tederheid verstoken met
muiltjes wit satijn ze trotseren een eeuwigheid en
hooguit enkele ongeregeldheden

de minnaar in al zijn poriën breekt uit waanzinnig
hoe geur en kleur licht laten purperen over bieten
en vlas het trilt in mijn oor

asters te kijk begonia’s jasmijn en vechthanen in
duel nooit eerder zo broeierig binnen bereik

op zondagochtend damp boven weiden
het tastbaarste geluk diafaan als glas
uitgeschilderd.

Bij ‘Zelfportret’ – Emile Claus

Jo Gisekin heeft vaak oog voor bijzondere mannen of vrouwen, zoals ‘De blinde vioolspeler’, een sterk gedicht, door onder andere het taalspel en de suggestieve beschrijving. Assonanties als ‘uitgedoofde ogen’ en ‘nooit oog in oog’ versterken de beelden van de blinde vioolspeler.

De blinde vioolspeler

Met verkorte adem klimt de morgen in deze
niemandsstraat het manke licht vergrauwt zijn jas
de arm in correct fatsoen de rug gebocheld door
vaak gemiste kansen staat hij gebeeldhouwd
waterpas

hier sluipt vervreemding uit dode muren in de
knik van de straat vloeit nostalgie het spuigat uit

met vingers zonder pauze tast hij de snaren af terwijl
de strijkstok glijdt en wrijft verschroeit de lucht
geen venster op een kier met hoffelijk handgeklap
tevergeefs twee rozen in een vaas

in zijn uitgedoofde ogen griffen klanken vivacenoten
fantasmen van een uitzinnig kleurspektakel walmen uit
karmijn citroen en hemels parelmoer schrijven suites
in zijn absoluut gehoor. Dit moet voor hem volstaan

de viool in aanslag blijft hij
– wie kan zoveel ontsteltenis verdragen –
een gekraste voetnoot in de stoep
nooit oog in oog staan en wachten

blind trekt ongeziene sporen.

Bij ‘De blinde vioolspeler’ (1920) van Gustave Van de Woestyne

De dichter past zich in Hoe licht vibreert soms stilistisch aan, wellicht is dit een sterkte. In ‘Naakt met goudvissen’ zijn de dichtregels korter, iets meer uitgesproken, dit past goed bij het expressionistische schilderij van Gustave De Smet ‘Naakt met goudvissen’ (1928). Jo Gisekin leest dus beelden of schilderijen en switcht moeiteloos tussen wereldbeelden en uitgangspunten. Er zijn ook meerdere verrassingen te ontdekken. Bij ‘Gekleurde tuin’ (1975) van Roger Raveel wordt ‘Het bijna niets (…) Luid ter sprake gebracht.’ In ‘De roze wieg’ staat als slotregel: ‘hoe alles gloeit om intact te bewaren’. Zo is het ook met de taal en misschien met de doelstelling van Gisekin. Haar taal gloeit om de dingen, om het poëtisch in beeld te brengen van mensen, subtiel en vaak suggestief. Het tempo in de gedichten is één op één met de schilderijen. De dichter ontwikkelt zo een harmonie in klanken en beelden, dit wordt zeker duidelijk in ‘De kindertafel’: ‘stoelen schuifelen kinderen stapelen verzinsels huizenhoog / ineengeplooid kirren duiven amper op een vensterbank’. Twee prachtige en eveneens uitmuntende dichtregels.

Jo Gisekin is een schilder met woorden, ze voelt zich goed tussen mensen, vaak ook tussen kunstenaars. Ze creëert poëzie waarbij licht vibreert in gedachtegangen. Licht is belangrijk voor een schilder, maar ook voor een dichter die nuances of schakeringen in woorden wil uitwerken.
____

Jo Gisekin (2025). Hoe licht vibreert. PoëzieCentrum, blz. 60. € 23,00. ISBN 9789056553326

     Andere berichten

Lucas Hirsch – Kintsugi

Lucas Hirsch – Kintsugi

De gebrokenheid van de taal en het leven door Johan Reijmerink - -  Maurits de Bruin brengt in kaart hoe hij zich als joodse Nederlander...