LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Peter Holvoet-Hanssen – roodvos

15 okt, 2025

‘Er was eens een vos die kon vliegen in zijn hoofd’

door Francis Cromphout



Met dit sprookjesachtig vers heeft Petere Holvoet-Hanssen het over een sprookje dat er geen is want roodvos gaat eigenlijk over een dagdagelijks verhaal dat zich inpast in een mythisch vossenverhaal. In het voorwoord van zijn levenspartner Noëlla Elpers, verklapt zij dat ‘de gedichten gaan over een voor zijn nest vechtende, almaar vermoeidere troubadour met vossenstreken en over zijn ouder wordende muze met pennenstreken’. De bundel bevat vierendertig gedichten van vroeger onder de titel ‘wat vooraf ging’ samen met een elftal nieuwe gedichten onder de titel ‘nu het licht van onze grootmoeders over de daken valt’.

Peter Holvoet-Hanssen (geboren te Antwerpen op 12 april 1960) is en was, naast een gevierd dichter, onder andere ook zeezoogdierenverzorger in de Antwerpse zoo en deejay. Hij was stadsdichter van Antwerpen voor 2010-2012 en ontving een massa prijzen zoals de Dirk Martensprijs in 2001, de Cultuurprijs van de Vlaamse gemeenschap in 2008, de Paul Snoek Poëzieprijs 2010, de Louis Paul Boonprijs 2019, de Arkprijs van het Vrije Woord 2013. Bovendien draagt het Peterplein bij het Emile Verhaerenmuseum in Sint-Amands zijn naam. In 1994  richtte hij samen met zijn levenspartner, auteur van jeugdliteratuur en tekenaar Noëlla Elpers ‘Het Kapersnest’ op met het doel interesse voor (jeugd)literatuur en (kunst) geschiedenis bij jongeren aan te wakkeren.

Hij debuteerde in 1998 met de muzikaal-theatrale Dwangbuis van Houdini. Er volgde meerdere bundels. In 2023 kwam Goleman uit die door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren als het gedichtenboek van het jaar 2024 werd verklaard. De bundel werd gezien als een soort opera, geschreven ‘voor wie luistert met een innerlijk oor’ en is één van de fameuze poëziereizen van de ontsnappingskunstenaar Holvoet (zoals hij dat al was in De dwangbuis van Houdini).

De cover van roodvos, van de hand van Noëlle Elpers, verwijst naar Reinaert de Vos van Stijn Streuvels met tekeningen van Gustave Van de Woestyne en verwijst ook naar een neerkijkende waterspuwer van Notre-Dame. Voor wat de wonderlijke inhoud van de gedichten betreft kan het volgende worden uitgelicht uit ‘Fox on the run 2000’: ‘Wat heb ik, vlegel en konijnendoder, met honden gemeen? (…) de kontlikkers  aanbidden hun baasje (…) graaf helemaal zelf een nest, bekleed het met / uitgelezen verzen voor mijn liefste. ’s Nachts waak ik bij de uitgang / (…) Breng stilte in veiligheid’. Een hele vossenopdracht.

Naast de meest verscheidene vormen komen ook de beperkende regels van de klassieke verskunst aan bod zoals het sonnet in ‘Cornish’ of de kwatrijnen met rijmende verzen van zestien lettergrepen van ‘Reintje en de liefde’: ‘laat los de jamben, hels en hemels moet de toon’. De vos is hier ‘foxtrotter’ en de ‘wolken verwolken tot een boot’. De dichter heeft iets met wolken (denk bijvoorbeeld ook aan De wolkendragers.). ‘Les nuages, là-bas, les merveilleux nuages’, zou Baudelaire geschreven hebben. In ‘Nephelokokkugia’, Grieks voor wat Aristophanes de ‘wolkenstad der vogelen’ noemt (van ‘nephe’ wolk en ‘kokkux’ koekoek) trekt ‘Kosovoska’  ‘de wolken open’ en ‘doet de wolken dicht’.

In het sonnet ‘La Renardière’ smelten het dierlijke en het dagelijkse leven duidelijk samen; ‘Verschoten vos ben ik die twinkels van / mijn vrouw en kind stockeer, ze glippen weg / naar school en naar het werk’. Er is het lief maar ook het leed ervan: ‘denk niet je heb het allemaal gehad / (…) want Hein brengt kanker, knaagt aan moeders bed’. Hetzelfde vertoont zich in ‘Een hart van kapitein Slim’: ‘Hij lacht als een dode hond zijn tanden bloot, maar lachend / Zoals grootvader die afscheid neemt op intensive care. Als / grootmoeder – om niet van pijn te janken. Als die man die grijp t/ naar zijn stilstaand hart als naar een verloren portefeuille’.

‘Zorro de vos’ is een grappige dialoog tussen zanger en muze: ‘Zwarte en witte schapen eten [er] het gras op de / hoogste berg en worden wolken.’ en er is ook ‘Zorro de vis! (…) Die vannacht gevangen is.’ In ‘Een uit de hand gelopen situatie’ zien we iets merkwaardigs. De auteur doorstreept er verschillende woorden en vervangt ze door andere en voegt er als toemaatje nog een boodschappenlijst bij. Meer relativerend kan men ten opzichte van zijn dichtwerk niet zijn.

Vermeldenswaardig is het citaat in ‘Van de vos met negen staarten’ van de verzen geschreven door vierdejaars leerlingen van het Koninklijk Atheneum Antwerpen waar Holvoet een project had lopen, waarmee hij amateur dichtkunst een evenwaardig statuut verleent.‘Reynardine’ is een mini-ballade met Envooi gericht tot Heer Noble: ‘Heer Noble, op de grafsteen is een naam gekerfd; / de naam Renart, gedode vos die nimmer sterft’ een hulde aan de legende, maar dit met een hedendaagse opdracht als bewijs van diens onsterfelijkheid nu: ‘breek straks sloten om robotgebroed te stropen.’

Bij de nieuwe gedichten is er de ‘Reinaert Blues’: ‘schurend speelt de wind de Reinaert Blues’, met erboven dit voor een vos op jacht treffend citaat van Hubert Van Herreweghen: ‘Het is een geur die gij moet vinden, / het is een spoor geen onderdak.’. ‘Fox on the run’ wordt opnieuw voor een groot deel doorstreept als ‘bullshit’ met de opmerking ‘begin opnieuw’ en bij de herneming dit verrukkelijke einde: ‘een lichtjarentel / spande alles samen tot verschrikkelijke schoonheid’.

In ‘Sterrenschip’ wordt het gedicht een levend individu: ‘ik vertelde over Goleman de reus / die mens werd omdat die inconsequent kan zijn, weifelen, twijfelen / (…) en ik bedacht / een gedicht dat Sterrenschip zou heten (…) gedicht kon zich niet meer inhouden’. ‘Elke dag is nu’ bevat dan weer een liefdesverklaring: ‘’dit is de zin van ons gezin maar luchtafweergeschut / moet nog geïnstalleerd (…) ‘Dat noem ik liefde’ -, iedereen zingt mee als lichtjes op / de Schelde (…) ‘dat noem ik liefde’, dit (…)’’.

Vervolgens de ‘Drie stadswerven’ waarvan nummer drie ‘Grootlied’ een collectieve compositie is die een mix is van verzen van deelnemers aan het interactieve stadsproject ‘Grootboek’. Het refereert zowel naar vorm als inhoud naar de grote Antwerpenaar van Bezette Stad, nu echter een ‘morrend AI-land (…) waar longen volgepropt zijn met PFAS en fijn stof’. Vos verwijst ook expliciet naar het gedicht ‘Melopee’ van Paul Van Ostaijen: ‘Je naam is ros, rood en rozerood / Je leven schuift onder de man zonder naam / en de maan (…) O wat een droef melopee’.

Hiermee heeft zich deze inventieve moderne poëzie met de traditie verzoend en kunnen Roodvos Peter en zijn Hermeline Noëlla zich rustig terugtrekken ‘aan de rand van de havenstad en zien hoe die in de verte opgloeit en wasemt’. Het resultaat is de ‘universele persoonlijke neerslag van ons beiden’, zoals Noëlla Elpers in haar proloog ‘Pennenproef’ het verwoordt.

____

Peter Holvoet-Hanssen (2025). roodvos. Uitgeverij Pelckmans, 110 blz. € 19,50. ISBN 9789463838978

     Andere berichten