LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Katelijne Brouwer -laat mijn egel met rust

Plezier in de dierentuin

door Taco van Peijpe




Een fluwelig giraffenjong, zojuist van twee meter hoogte op de grond geploft, staat op zijn wankele pootjes; mekkerende lammetjes draaien met hun staartje terwijl ze drinken; naast een gevallen nest ligt op de grond een vogelskeletje. Katelijne Brouwer ziet het allemaal met vertedering aan en vertaalt het voor ons in poëzie. Haar bundel laat mijn egel met rust bevat toegankelijke en veelal lichtvoetige dierengedichten.

Deze gedichten gaan over dieren, maar tegelijkertijd over menselijke gedragingen en gevoelens, die met milde ironie worden beschreven. Soms komt daarbij niet eens een mens in beeld, zoals in het volgende gedicht.

neushoornkracht

je hoeft niet slank te zijn
of scherp te kunnen zien
alleen maar onverzettelijk
dan kun je bergen verzetten
jeeps laten rollen gewoon
omdat ze te dichtbij komen
neem je leven in eigen hand
wees een neushoorn
duw terug
blijf duwen

Zo giet je de al te timide of onzekere mens een eetlepel assertiviteit in de mond. Het vleugje humor van de omrollende jeeps bevordert het doorslikken.

Een onbekend klein reptiel dat zijn skelet ‘uit kan zetten als de stekels van een suja-suja-prikkeltje, zo zit hij / net mijn broertje’ lokt een commentaar uit, dat van Annie M.G. Schmidt had kunnen zijn: ‘babybroertjes mogen dat, jongetjes mogen dat / meisjes moeten rechtop zitten, rechtop staan’ (‘minidino’, respectievelijk regel 4-5 en 10-11). Kritisch, maar niet boos of bitter. Het gedicht eindigt met: ‘een lief laat-me-met-rust-jongetje’.

De meeste gedichten in deze bundel brengen me in aangename poëtische of contemplatieve stemming, maar er zijn ook een paar bij die daarvoor te anekdotisch zijn en waarin alledaags menselijk handelen en beschouwen overheerst

Wat ernstiger van toon en heel sfeervol is het volgende gedicht

maagdenpalm en bosaardbeitjes

ik heb wat gewied, de paardenbloemrozetten uitgetrokken
dode bladeren weggehaald en alvast tien sneeuwklokjes
bij je in de grond gestopt, de kaars kreeg ik van Zorgvlied
op weg naar je graf werd die steeds warmer
in de bomen jagen twee eekhoorns achter elkaar aan
dag lieverd ik mis je

weet je nog wat je vroeg?
je gaat me toch niet afdekken met een stenen plaat?
een plaat van graniet? nee moeder, als jij niet gaat spoken
hoef je geen deksel, eerst kreeg je een hegje van hei
dat groeide niet, toen probeerden we tijm en toen buxus
die groeide goed, je broer kwam bij je liggen en
daar gingen alle buxusstruiken, wat kwam?
maagdenpalm, bosaardbeitjes en een stek
van de roos van je lievelingstante
er hippen konijntjes rond
eksters schetteren in de bomen
en er lopen kauwtjes op de grond

Na de liefelijke titel zet de eerste strofe opgewekt in met onkruid wieden en bloemetjes planten. Niets aan de hand, hoewel: dode bladeren? Middenin de eerste zin overvalt het derde vers ons met ‘bij je in de grond gestopt’. Plotseling blijkt er een graf te zijn. De wandeling daarnaartoe duurde zo lang dat de in de hand gedragen kaars steeds warmer is geworden. Nu is duidelijk dat we bij een dierbare overledene zijn aangekomen en er komt warmte in het gedicht. De blik gaat even omhoog naar het leven in de bomen. Dan komt de emotie vrij: ‘dag lieverd ik mis je’. In de tweede strofe komen we nog dichter bij de lieverd, die de moeder blijkt te zijn. Zij komt zelf aan het woord en wordt uitvoerig toegesproken door de bezoekster, die zo zichzelf geruststelt. Met de beplanting is veel misgegaan totdat de ‘maagdenpalm, bosaardbeitjes en een stek van de roos van je lievelingstante’ kwamen. In jeugd, vruchtbaarheid en bloei wordt de herinnering aan de dierbare gekoesterd door de nabestaande. Buiten dit alles om gaat het leven troostrijk door met onbekommerd hippende konijntjes, schetterende eksters en rondscharrelende kauwtjes.

Een gedicht over verlies en natuurbeleving dreigt al gauw sentimenteel te worden, maar dat is dit gedicht naar mijn smaak niet. Daarvoor is het te oprecht en te onopgesmukt. Wel word ik door dit gedicht geraakt. Ik denk dat de eenvoudige taal en de alledaagse natuurbeschrijving me in een ontspannen stemming brengen zodat een licht aantippen van gemis en verdriet genoeg is om een gevoelige snaar te treffen. Het gedicht maakt een mooie boog van natuur op de grond, langs de hoogte in de bomen terug naar de aarde en via een dialoog met de dierbare in het graf weer omhoog naar het leven op de grond.

De gedichten in deze bundel klinken niet slecht, maar de meeste zijn niet bijzonder muzikaal. Het volgende gedicht heeft me echter bijzonder getroffen door zijn muzikaliteit en mysterieuze sfeer.

nachtmuziek

wilde paarden roffelen over
het strand, draven door het zilt
stampen op het natte zand en
spatten water naar de maan

de sinaasappelbomen bloeien
en de lavendel geurt overal
het sneeuwt amandelbloesem
wit als het zout van
de Camargue in de nacht is
alles wit alles zwart alles nacht

Met klank, geur en lichteffecten wordt een geheimzinnig tafereel uitgebeeld. De klank is zonder melodie, bestaat louter uit ritmisch hoefgetrappel. Het maanlicht laat geen kleuren zien, er is slechts zwart en wit. De zoete geuren verhogen de intieme sfeer. Er komt geen beschouwer in beeld, het kan alleen de lezer zelf zijn die dit alles ervaart als in een droom.

Dit gedicht heeft een interessant ritmepatroon. De eerste regel zet kalm in en begint dan te roffelen in de derde versvoet. In de tweede regel volgen twee heffingen elkaar op: ‘stránd’, ‘dráven’ waardoor een kleine vertraging ontstaat, aangegeven door de komma. Hetzelfde gebeurt nog eens in de overgang van de tweede naar de derde regel: ‘zílt / stámpen’, waarna de paarden verder draven door het opspattende water. In de tweede strofe kabbelt het ritme aanvankelijk rustig voort terwijl de bloemen geuren. De vierde regel zorgt weer voor een vertraging doordat het slechts twee heffingen heeft en optisch veel wit aan het eind. Zo ontstaat een sterk contrast met de slotregel: ‘alles wit alles zwart alles nacht’ in het snelle ritme van galopperende hoeven: kataklop kataklop kataklop. Na dit abrupte einde hoor je nog de stilte van de nacht.

Katelijne Brouwer laat zien hoe eenvoudige gedichten over alledaagse onderwerpen goede poëzie kunnen opleveren. Ik verwacht dat veel lezers plezier in deze dierentuin zullen hebben.

____

Katelijne Brouwer (2025). laat mijn egel met rust. Uitgeverij De Harmonie, (40 blz.), € 20,00. ISBN 9789463362412

     Andere berichten

Sandrine Verstraete – kamers

'een Babylonisch lijfeigen kind' door Hans Puper Het voorplat van kamers, de tweede bundel van Sandrine Verstraete, is opmerkelijk: alleen...

Hanz Mirck – Labberkoeltje

Hanz Mirck – Labberkoeltje

Alles in de wind door Hettie Marzak - - Hanz Mirck is dichter, schrijver en docent Nederlands. Ook was hij stadsdichter van Zutphen en...