LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Sta me bij

2 nov, 2025
door Jan Loogman

 

 

Ik vind een luciferdoosje met een gedicht ontworpen / door die vriend schrijft Froukje van der Ploeg in Soms blijft iets. De vriend is dood, blijkt in het gedicht waarna de slotregels volgen: Je was een deel van alles bij je leven / je blijft bestaan in een luciferdoosje. Voor degene die hem gekend heeft is van die vriend ondanks zijn dood nog iets aanwezig, maar wat blijft er over van de mensen die geen ingenieuze luciferdoosjes ontwerpen en geen gedichten schrijven die de jaren kunnen trotseren?

Tien jaar geleden schreef de vrouw van mijn beste vriend boven zijn overlijdensadvertentie Jou zal ik me altijd herinneren en ik dacht er net zo over. Dezelfde gedachte had ik bij andere dierbare overledenen. Toch blijkt het niet altijd zo te zijn. Van de een blijft iets bestaan in mij: ik hoor de stem, ik voel de wang, ik weet hoe hij hierom zou lachen. Maar van een ander blijft niets in mij. Dat er van ons misschien maar weinig of zelfs niets achterblijft als wij gestorven zijn, is dat waarom mensen bang zijn voor de dood?

Elke week bezoek ik de man die me twee jaar geleden nog vrolijk zei dat hij 58 jaar oud was. Ik begreep dat hij een grapje maakte. Leuk hoor, je draait de cijfers van je leeftijd om en ineens ben je een stuk jonger. Maar nu – enkele verjaardagen later – maakt hij de grap niet meer. Die zou ook niet meer werken, nu hij tijdens mijn bezoek vooral op bed ligt en zijn lichamelijke klachten opsomt. Ik van mijn kant stel me empathisch op en informeer niet meer naar zijn leeftijd. Als hij zijn opsomming besluit met de mededeling dat zijn vader ook 87 jaar is geworden, stel ik in plaats daarvan de vraag of hij bang is om dood te gaan.



‘Ik weet het niet, ik denk het niet,’ is zijn antwoord. Hij hoopt dat de overgang naar de dood verloopt zoals die naar de slaap. ‘Je weet niet dat het gebeurt, maar het gebeurt.’  Daarna wuift hij alles weg: ‘Misschien kom ik er wel weer bovenop als het lente wordt.’ Ik werp niets tegen, ook niet dat de winter nog moet komen. De stilte die tussen ons ligt, doorbreekt hij even later door over God te beginnen. Zoals altijd wil hij mij van Zijn bestaan overtuigen en betweterig denk ik dat hij zichzelf hoop wil geven. Cynisch beschouw ik God als zijn antwoord op mijn vraag naar doodsangst. Ik corrigeer mezelf – het is niet fijn een cynicus te zijn. Gelukkig ken ik ook echte gelovigen en misschien is de man voor mij er zo een. Als zijn gehoor goed genoeg was, zou ik voor hem Milosz aanhalen: Nu sluit U geleidelijk mijn vijf zintuigen / en ben ik een oude man die in het donker ligt. // Overgeleverd aan hem die mij zo vreselijk kwelde / dat ik hard wegliep, vluchtend in het schrijven van gedichten. // Bevrijd me van mijn schulden, de ware en de ingebeelde. / Geef me de zekerheid dat ik heb gearbeid tot Uw glorie. // Sta me in het uur van mijn doodsstrijd bij met Uw lijden, / dat de wereld niet kan redden van de pijn.

 

 

afbeeldingen:
1 en 2 PIxabay
3 Radio Maria

 

     Andere berichten

Met de natuur als wegwijzer

door Romain John van de Maele   Volgens de dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843) zijn mensen een ‘gesprek’. De filosoof Martin...

Een klein liefdesgedichtje

door Hans Franse   De kerk in Brou, deel van Bourg en-Bresse, gewijd aan Nicolaas van Tolentijn ontroert mij: het is de mooiste...