door Rogier de Jong
Degenen die mijn columns lezen, zal het misschien opgevallen zijn dat ik veel schrijf over Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen. Ik doe dat niet om mijn woonplaats op de kaart te zetten, maar om verslag te doen van interessante literaire activiteiten die hier met enige regelmaat plaatsvinden.
Eén van die activiteiten was een huldeblijk op 15 oktober 2025 aan de achttiende-eeuwse schrijfster en dichteres Petronella Moens (1762-1843) die een deel van haar leven in Aardenburg doorbracht. Die hommage vond plaats ter gelegenheid van de overdracht aan de Sint-Baafskerk van de Petronella Moenscollectie door Ans Veltman-van den Bos – die zich in het leven en werk van deze schrijfster verdiept heeft en ook op haar is gepromoveerd. De titel van haar proefschrift luidt: Petronella Moens, de Vriendin van het Vaderland. Het Dichtersgilde Sluis werkte ook aan het huldeblijk mee. In de tuin van de Sint-Baafskerk is een borstbeeld van Petronella Moens te vinden, gemaakt door Ineke Ekkers.
–

–
Eerst iets over Petronella Moens zelf. Geboren in 1762 in Friesland verhuisde zij naar Aardenburg omdat haar vader daar werd beroepen als predikant. Ten gevolge van kinderpokken werd ze slechtziend, maar ze ontwikkelde zich toch tot een auteur die productief was in diverse genres. Ik citeer Ans Veltman: ‘Zij schreef maar liefst 150 gedrukte titels. Gedichten, toneelstukken, pamfletten, verhalenbundels, een roman, boekjes voor kinderen en een geheel door haar gevuld weekblad. Bovendien leverde zij bijdragen voor de meeste almanakken van haar tijd. De onderwerpen, aanvankelijk moralistisch van aard, raakten onder invloed van haar patriottische vriend ds. Bernardus Bosch politieke snaren. Van Oranjeboom via Vrijheidsboom kwam zij later toch weer, teleurgesteld, op het meer gematigde pad. In Aardenburg, of de onbekende volksplanting in Zuid-Amerika uit 1817 beschrijft zij een denkbeeldige, maar wel mogelijke ideale maatschappij. Deze exotisch-utopistische roman is bewerkt en uitgegeven in 2001’.
Omdat braille nog niet bestond, dicteerde Petronella haar teksten aan ‘schrijfjuffrouwen’ en bouwde zo aan een lijvig oeuvre.
Samen met Betje Wolff en Aagje Deken behoorde ze tot de bekendste auteurs van haar tijd. Aan de mannelijke zijde waren dat Hendrik Tollens en Willem Bilderdijk. In haar Album amicorum zijn bijdragen van deze tijdgenoten te vinden.
Petronella groeide op in een roerige politieke periode. De Fransgezinde patriotten verzetten zich tegen de prinsgezinden met het nodige oproer en veel schermutselingen tot gevolg. Petronella was een overtuigd patriot en abolitioniste. Ze verzette zich hevig tegen de slavernij en schreef het volgende lofdicht op de eerste afschaffing van de slavernij in Frankrijk:
–
Mijn God! Ik vind geen woorden,
Die mijn gedachten schildren.
De menschheid is veradeld;
De vrije Fransche Natie,
Verbreekt der slaaven keten;
zij noemt verdrukte Negers,
Haar vrijgebooren broeders.-
De menschheid is veradeld;
Zij wringt gevloekte boeien,
Van langgekromde halzen.
Ik zing voor u, ô Godheid!
–
Een onderwerp dat naast slavernij ook een belangrijke rol speelde in haar geëngageerde werk was – in de woorden van Veltman – ‘Vrouwenopvoeding en de rol van de vrouw’. Hoewel feminisme en vrouwenrechten in de achttiende en vroege negentiende eeuw nog niet echt een rol speelden, nam Petronella Moens toch de fakkel op wanneer haar sekse op laatdunkende wijze werd bejegend door het heersend patriarchaat. En zij mag daarin gerust als pionier worden gezien. Zo nam zij het op tegen ene J. Scheltema, lid en secretaris van het Koninklijk Instituut te Amsterdam, die in het tijdschrift De Schouwburg een redevoering van Maria Tesselschade wegzette, niet eens zozeer vanwege de redevoering zelf, maar vanwege de aantekeningen die bij de redevoering gevoegd waren en waarvan hij veronderstelde ‘dat geen vrouw die ooit zou lezen’.
Een paar regels uit Moens’ requisitoir:
–
Ik betreur de woorden van den Heer Scheltema recensent
woorden die het vrouwelijke oog en oor kleineren
alsof vrouwen de kracht en fijnzinnigheid van oude letters niet kunnen waarderen.
[…]
De waarheid is dat vrouwen lezen, nadenken, verwonderd raken
en trots kunnen zijn op zulke vrouwen uit het verleden.
Zij vergeten hun huislijke plichten niet
maar zij hebben een hart dat openstaat voor schoonheid
een geest die zich verheft bij de letters en hun kracht.
–
Wie anno 2025 wat ironisch naar die ‘huislijke plichten’ kijkt, moet even een historische bril opzetten en bedenken hoe vrouwen in de achttiende en negentiende eeuw ingekapseld waren in traditionele, patriarchale patronen.
Tot het onderwerp ‘Vrouwenopvoeding en de rol van de vrouw’ behoort zeker ook de rol van ‘oude vrijster’ die was toebedeeld aan vrouwen die niet aan de man konden komen en wier ‘rozenknopje’ dus nooit door een minnaar zou worden beroerd, laat staan dat er ooit een ‘ochtenddropje’ zou vallen:
Maagdenklacht.
Ach! waarom bloeit in wildernissen,
Waar nooit een kronklend beekje ontspringt,
Nog ’t eenzaam kwijnend rozenknopje?
Geen avonddauw, geen uchtenddropje
Verfrischt zijn jeugd; – zòò kwijn ik eenzaam,
Ook schoon door duizenden omringd.
Geen ziel, vermaagschapt met de mijne,
Voert mij in ’t paradijs der vreugd.
’t Verdriet knaagt aan mijn lentebloesem,
Geen hart klopt aan deez’ reinen boezem,
Harmonisch met mijn hart; – wat toeft gij?
Wat toeft gij, lievling van mijn jeugd?
Geëngageerd is zeker ook haar betrokkenheid bij het welzijn van dieren. Iets wat voor haar tijd ook opmerkelijk was, gezien de voorliefde van sommige achttiende-eeuwers voor ‘katten meppen’ en andere gruwelijke onhebbelijkheden. In haar bundel Herfstbloempje voor de jeugd (1825) vinden we een aanstekelijke oproep aan een zekere Dirk om het maltraiteren van de bokjes die zijn wagen trekken te staken:
–
Het mishandelen der dieren
DIRK! Gij zoudt niet mogen rijden,
Zeide ik vader wat gij deedt –
Riep SOFIE, toen DIRK de bokken,
Die zijn’ zwaren wagen trokken,
Onmeêdoogend sloeg en plaagde:
Want zijn aard was woest en wreed.
[…]
Maar vader,
Die dit hoorde en zag, trad nader,
En ontrukte de arme bokjes […]
[…]
Uw’ gevoelloosheid bedroeft mij.
Zijt ge als kind zoo woest en wreed;
Ach! dan kent, in later tijden,
Ook uw hart geen medelijden;
Maar dan vindt ge ook nooit verzachting,
In uw eigen grievend leed.
–
Meer moraliserend dan geëngageerd is haar vermaning aan het adres van jonge meisjes en vrouwen om niet overmatig te snoepen, zelfs als het kersen betreft:
–
De beproefde snoeplust;
Of
Het goede Mietje.
Mietje zag een’ mand vol kersen,
O! zoo rijp, zoo lagchend rood.
Niemand ziet mij hier – sprak Mietje –
‘k Neem – schoon moeder ’t mij verbood –
Stil, toch zes of zeven kersjes;
–
En dan de inkeer, dankzij of ondanks de komische zinsnede in regel 2:
–
‘k Mag niet snoepen! – roept zij schreijend’; –
Waarom stond hier ook die mand?
Neen, ‘k wil hier niet langer blijven,
‘k Had bijna een’ kers geproefd;
Maar ik deed het niet … Neen, Moeder!
MIETJE heeft u niet bedroefd.
Petronella was niet alleen een – wat we tegenwoordig noemen – geëngageerde dichteres. Ze schreef ook lyrische natuurteksten:
Waar dan de Herfst
De landlieden zwoegen beladen met korven,
Vol saprijke vruchten. Ginds ligt aan den oever
De wachtende schuit.
Daar offert elk, vrolijk, de blozende schatten
Aan winzucht en welvaart, genieting vliegt juichend
Het vaartuig vooruit.
Deze tekst maakt deel uit van haar lijvige boek De twaalf maanden des jaars (1810). Daarnaast treffen we in de Petronella Moens-ommegang rond de Sint-Baafskerk in Aardenburg de twaalf maanden van het jaar aan in de vorm van evenveel panelen met een kort gedicht van Petronella en een gravure van Jacob Cats (niet dé Jacob Cats, maar een Zeeuwse naamgenoot).
–

–
Deze ommegang is opgenomen in een aantrekkelijke poëziewandelroute getiteld ‘Dichters in Aardenburg’. Een folder met een plattegrond is te verkrijgen bij Museum Cultuurforum Aardenburg, Sint-Bavostraat 3.
Wat is, concluderend, de literaire betekenis van Petronella Moens? Ik wil besluiten met een citaat van Ans Veltman, dat ik hier integraal weergeef:
‘Het zal duidelijk zijn dat het belang van [de] werken [van Petronella Moens] niet zozeer ligt in de literaire kwaliteit volgens de moderne opvattingen, maar in het weergeven van de opvattingen van haar tijd. Vooral cultuurhistorisch gezien een heel interessante schrijfster, die niet meer weg te denken is uit de moderne publicaties over haar tijd. In 2023 werd Johanna Gray, een toneelstuk van Moens opgevoerd door Theater Kwast in Amsterdam. En in 2025 werd in Deventer door het Humanistisch Verbond een Camino van de Vrijheid onthuld. Ook voor Petronella Moens ligt er een tegel op deze route.
Ook […] liefhebbers van historische kinderboeken, onderzoekers van vrouwenstudies en niet te vergeten de slavernijdiscussie in Utrecht, kunnen putten uit het grote oeuvre van Petronella Moens’.
Bronnen:
- Petronella Moens: De twaalf maanden des jaars (1810)
- Petronella Moens: Herfstbloempje voor de lieve jeugd (1825)
- Petronella Moens: Aardenburg, of de onbekende volksplanting in Zuid-Amerika, redactie Ans Veltman-van den Bos en J. de Vet ed. (Amsterdam 2001)
- Ans Veltman-van den Bos: Petronella Moens, de Vriendin van het Vaderland, (Nijmegen, 2000)
- Petronella Moens
- Resources Huygens ING
- Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren
- Wikipedia
Fotografie:
- © Rogier de Jong
–

