In de nieuwe serie ‘gesprekken met medewerkers‘ :
Alja Spaan praat met Hans Franse.
Hans (J.M.A.) Franse (1940) schrijft vanaf zijn puberteit gedichten, eerst in het Frans, toen in het Nederlands, nu ook in het Engels en Italiaans. Publiceerde zes boeken, voornamelijk autobiografisch georiënteerd of kijkend naar zijn tweede vaderland Italië. Publiceerde vier gedichtenbundels, waaronder een vertaling in het Italiaans van zijn cyclus Het Umbrisch Getijdenboek (Edizioni Era nuova Perugia). Publiceerde ook op een Zuid-Afrikaanse website. Schrijft muzikale poëzie over leven en dood, over het verbindend woord, maar ook over de speelse lichtheid van het bestaan. Presenteert in januari zijn nieuwe dubbelbundel, waarin gedichten over Parijs en Italië samen komen. Woont en werkt in Den Haag en Bettona.
Hans Franse staat 24 november a.s. op het literair podium Reuring in Alkmaar.
foto Andrea Vonk
Hoe ben je bij Meander terecht gekomen? En wat doe je bij Meander?
Poëzie lezend op de site van Meander viel mij keer op keer op hoe hoog de kwaliteit van de gedichten was. Dat viel mij op omdat ik op open dagen, op podia in cafés etc. veel bocht had gehoord, waarbij me ook opviel dat een discussie erover onmogelijk was: schrijvers met meer pre- dan potentie bepaalden het beeld. Ik praatte erover met Edith de Gilde en Mariet Lems, twee leden van de Haagse Kunstkring die ik beide hoog heb, en meldde mij bij Hans Puper aan als recensent. Hij was kritisch, maar later bleken we een aantal gemeenschappelijke dingen te hebben (aandacht voor close reading, lerarenpraktijk in Arnhem). Ik schreef een recensie, keurig geredigeerd door Hans of Eric, waarna er vele volgden. Ik deed ook een Zuid-Afrikaanse bundel en behandelde veel vertalingen.
Wat vind je leuk aan deze klus?
Wat ik leuk vind aan recenseren is bezig zijn met woord en tekst, proberen de kwaliteit ervan onder woorden te brengen en ook weer te geven, zodanig dat de kwaliteit van de poëzie boven de schrijver gaat. Ik blijf ook op de hoogte van wat er allemaal op de markt is. Niet alles wat ik onder ogen krijg is goed, maar ik heb prachtige ontdekkingen gedaan en kon soms heel enthousiast schrijven, vooral als het ook nog poëzie was die een intellectueel beroep op me deed.
En wat betreft je eigen werk? Is het ‘zwerven’ een voorwaarde tot het schrijven van poëzie?
Ik beschouw mezelf als een lyrisch dichter. Soms komen regels binnen tussen waken en slapen. Ik schrijf ze dan op. Soms is er een indruk, een gevoel, een beeld dat ik wil verwoorden. Ik probeer ook erg veel aandacht te schenken aan de muzikaliteit van de tekst. Verandering van landschap, van sfeer en de muzikaliteit van de regels en de woorden zijn voor mij belangrijk. Ik zwerf veel, maar dat is geen voorwaarde; het geeft wel vaak inspiratie.
Het eerste gedicht dat ik las was het Haantje van de toren van de Génestet, het enige poëzieboek dat de oorlog had overleefd. Na 1948 kwamen de bundels De Muze en…waar ik Paul van Ostaijen ontmoette die mij ging fascineren, Lucebert en zoveel anderen. Lievelingsdichters heb ik niet. In het algemeen hebben lyrische gedichten, mooi van klank en vorm mijn voorkeur. P.C. Hooft, Nijhoff, Lucebert, Kouwenaar, Tentije, Gerbrandy komen dicht in de buurt.
Benoemd
Na alles benoemd te hebben,
en naam gegeven: een woord
in de straat van de tijd,
huizen waarin intens geleefd kan worden,
’s ochtends en ’s avonds
in steeds opnieuw een lente,
-een verglijdende zomer die in bruine herfst overgaat
een winter met vooroordeel van het bevroren woord-,
is het op en wordt het laatste woord gefluisterd
dat voorgoed het leven bevestigt.
Ouder worden
Ouder worden is de dans nog steeds ontspringen
voorbereidingen treffen voor een weinig feestelijk festijn.
Hopelijk zal de muziek niet al te luid maar wel welluidend klinken,
het zou een soort pavane of langzaam walsen moeten zijn.
Samen op een oeroud fresco met de handen op de schouders
van de lotgenoten achter kleine Hein met grote zeis,
stram dansend strompelen naar een donkergrijze verte
naar nergens op reis.
Zoiets, zeg maar, zal het worden
Het stramme eindbal komt nabij.
Ouder worden is nog steeds de dans ontspringen
en toch samen zachtjes zingen van die dingen,
geniet van het geluk en
breek de hemel in twee stukken
en geef ons elk een beetje
van het soortgelijk gewicht.
Rivier en tijd
Onder de maan schuift de moede rivier ….. Paul van Ostaijen
In Boedapest zag ik een rivier die naar het oosten stroomde
naar waar het traag verval verkeert in nieuwe dageraad:
wedergeboorte uit verval geboren
in stralend licht en glanzend wateroppervlak.
Mijn moede rivieren stromen naar het stervend westen,
traag verval loopt bij mij uit op avondrood;
het is voorbij, de zon verdwijnt, nacht wordt geboren:
het levend licht verdwijnt achter de horizon.
Alom aanwezig is een verval van woorden,
oorsprong en ondergang worden identiek.
Stromen horen dood te lopen
naar waar het licht met taal ten onder gaat.