Tien vogels in de lucht, geen veer in de hand
door Harry Vaandrager
Op buitengewoon goede en slechte gedichten reageer ik altijd op dezelfde fysieke wijze: klamme handen.
Hij is groot en sterk hij heeft gevochten
om de aarde.
Hij bedoelt aders.
Ik zou naar de sportschool
moeten gaan, spieren kweken.
Hij haalt een sigaret van achter zijn oor,
klopt er kort mee op tafel, steekt
hem op, inhaleert, spreekt.
Als Saddam dood is, zijn Iraki’s en Koerden vrij.
Twee vogels, één kogel.
Hij bedoelt twee vliegen, een klap
maar Koerden denken groter.
Hier geciteerd het gedicht ‘Utopia’ waaraan deze bundel de titel dankt.
Blijkens de aantekeningen achterin heeft deze tekst voor Willem Thies particuliere connotaties. De Koerd was namelijk een flatgenoot.
Koerden en Saddam – het kan niet anders of dit moet een politiek gedicht verbeelden. De roep daarom is bij sommige poëzieliefhebbers groot. Met recht? Ik weet het niet. Het gevaar is dat het al snel boodschapperig wordt. (En dichters zijn geen boodschappers.)
Willem Thies heeft goddank geen expliciete boodschap. Maar is dit een goed gedicht? Nee.
Wonderlijk dat een gelauwerde dichter beginnersfouten maakt. Uitleggen zou verboden moeten zijn: “Hij bedoelt…”
Beste heer Thies, zo dom zijn we niet…
En dan de slotzin: alsof lezers een clou nodig hebben.
De pijn, de dilemma’s van een Koerd in Irak, ze worden niet wakker gemaakt bij mij. En dit geldt voor heel de bundel, die je in slaap sust en met klamme handen achterlaat.
***
Willem Thies (1973) debuteerde in 2006 met de dichtbundel Toendra die bekroond werd met de C. Buddingh’-prijs. Zijn tweede bundel, Na de vlakte (2008), werd genomineerd voor de J.C. Bloemprijs.