Bevallig is het meisje met
de strohalm. Als scherm te iel
De ander met de fret in
haar armen valt ook op,
een roofdier als pop.
Zouden wij de schilder
vragen om een valletje
van fijnmazig katoen
opdat zij tegen vrijmoedige
blikken hun tong uit kunnen doen?
Het eerste gedicht uit ‘Vallen’
Ik hoorde iemand iets vergeten,
vond toen zelf een woord niet terug.
Ik was niet oud en ging een meute
jonge honden een Afrikaanse taal,
van onderop zo hoog gestemd, geheel
de uwe maken. Ik keek lang achterom
naar de bloeiende heester die zijn
paarse boetekleed benepen fronste
tot de bloem waarvan de naam
mij zo smadelijk ontschieten kon.
Het eerste gedicht uit ‘Vergeten’
Hoeveelheid klaproosblad
Er is een vos aan mij verloren,
iemand ben ik die met woorden
handelt, in komma’s doet,
een punt aanprijst als was het
Brussels kant, handarbeid.
Is het sluw of argeloos
een woord te wegen
in plaats van meel?
Ik bestuif mij anders
en gebruik het meel van anderen.
Ik loop door tarwe
en voel mij aan de akkers
vreemd verwant, bereken winst
in de hoeveelheid klaproosblad.
Ik wil een zwerver blijven
in mijn taal, het zien zal ik
beschrijven en voor dat werk
wil ik te eten krijgen.
Het eerste gedicht uit ‘Dansen met een vos’