Een schat aan versvormen
door Hans Puper
De light verse-website ‘Het vrije vers’ bestaat tien jaar en ter gelegenheid daarvan verscheen de bundel Er is light, een uitgebreide selectie van de beste gedichten uit die periode; 65 dichters werkten aan de bundel mee, voor een groot deel met meerdere gedichten. De naam van de website is ironisch, want hij werd opgericht uit ergernis over de dominantie van het vrije vers. ‘Laat de jihad der poëzie beginnen / Het lichte vers zal weldra overwinnen’, schrijft de oprichter Quirien van Haelen in ‘Profetisch’, zijn ‘Kindergarten Klas sonnet.’ (p. 7). De inleider van de bundel, onze medewerker Inge Boulonois, verwoordt het zo: ‘[Wie] anno nu poëzie bedrijft, [schijnt] vaak niet te weten dat deze tak van kunst, evenals de andere muzen, draait om inhoud en vorm. Een gepolijste inhoudsloze buitenkant vormt net zo goed poëtische bluf als proza waarvan de vorm in stukken is gehakt door ad libitum op de entertoets te drukken.’
Daar valt wel wat op af te dingen. Niet alleen in poëzie draait het om vorm en inhoud, in iedere taaluiting is dat zo, ze zijn onscheidbaar. Stel dat een taal geen vaste woordvolgorden zou hebben, toch meer elkaar niet je dan begrijp, simpele niet ook heel in zinnetjes? En bij inhoudsloosheid zou een gesprek stilvallen of het papier leeg blijven.
Maar er is meer. Het ene genre is niet beter dan het andere; wel heb je goede en slechte gedichten. Er zijn sonnettenbakkers van dertien vaerzen in een dozijn, maar er zijn ook sonnetten die in hun eentje eeuwen overleven. Verzamelingen vrije verzen kun je in de uitverkoop soms scoren voor € 7,50 per strekkende meter, andere zijn zo waardevol dat je er alleen maar van kan dromen.
Vier van Boulonois’ vijf gedichten horen overigens tot de beste van de bundel.
Ik heb me (opnieuw) afgevraagd wat ik goede light verse vind. Wat de vorm betreft: die moet uiteraard aan dezelfde eisen voldoen als ieder ander poëtische genre. Aan amateuristisch knutselwerk, horterig, haperend, vol stoplappen en rijmdwang hebben we niets. Ook in deze bundel komt dat voor, maar daar staan heel sterke gedichten tegenover. ‘Meester’ van Hans Mooi bijvoorbeeld, een in deze context heel toepasselijk sonnet:
en dicht veelvuldig ernstig lichte werken
die, dat zal zeker elke kenner merken
aan alle eisen van de vorm voldoen
–
Hij rekent op de site zich tot de sterken
en ergert zich voortdurend geel en groen
aan wéér zo’n rijm of metrum mollend oen
aan pruttelproza buiten alle perken
–
En streng, bedachtzaam, scherp en energiek
typt hij dan kwiek deskundige kritiek
vernietigend voor al die ondermaatsen
–
Al schiet hij zéker mensen in hun wiek
al wacht hem stuntelige polemiek
hij klikt meedogenloos doch kalm op ‘plaatsen’
–
(p. 116)
Maar inhoudelijk? Je hebt humor en je hebt lol. Lol is de oom die op een verjaardagsfeestje de dikste dame uit het gezelschap ten dans vraagt, al knipogend naar anderen. Humor is anders. Humor kan voortkomen uit ergernis of verontwaardiging, het kan gaan om een absurdistische kortsluiting, zelfspot of het draaglijk maken van weemoed en verdriet. We zien het allemaal in deze bundel. De lollige oom zal niet snappen wat er te lachen valt, ook dat is een onderscheidend kenmerk van humor. Er komen weliswaar wat lollige gedichten voor in deze bundel, maar de humor voert de boventoon. Als die ook nog eens wordt verrijkt met speelsheid, kunnen gedichten hilarisch worden. Dat is het geval in ‘Die applebottom (Een story)’ van Quirien van Haelen, een gedicht in straattaal met de bijpassende inhoudelijke ruigheid en, wie had dat verwacht, Jantje, de ‘bro’ van Klaasje in de hoofdrol. Het gedicht is gebaseerd op het brave ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ van Hiëronymus van Alphen, welke titel van de weeromstuit dubbelzinnig wordt. Het plezier spat ervan af:
Van die spange spandexho
En hij wou die tanga ballen
Ook al was ze van zijn bro
–
Fokkit, zei hij, want mi brada
Zit toch in de jilla, aight
Hij kan mij nu toch niet met zijn
Pipa poppen, fok die shait
–
Maar ik ben geen backstaptype
Hij dronk aan z’n ginger beer
Effe tjappe, jonko smoken
Dan ik klop me eige spier
–
Weg ging Jantje, naar die shoppa
Maar die smatje was niet doof
Die zei, fokkit, ik wil bana
Klaasje zit voor tasjesroof
–
Hij heeft mij gezegd dat ik
Kon doen en laten wat ik wou
En nu wil ik kokkie geven
Boi, ik zuig je ballen blauw
–
Daarop ging ze aan het schudden
Hoofd naar onder, bil omhoog
Later batsen, badaptaki
Jantje hield het niet lang droog
–
(p. 156)
–
Prachtig. Het beste gedicht uit de bundel. Een goede cabaretier zou hier beslist een klassieker van kunnen maken.
Er komen verschillende rouwgedichten in de bundel voor, over Patty Scholten (door Inge Boulonois), Drs. P. (door Ben Hoogland), Driek van Wissen (door Daan de Ligt) en twee over Johan Cruyff. Die gedichten hoeven niet per se humoristisch te zijn. Neem de gedichten over Cruyff. Die van Hans Manders, ‘In memoriam JC’ (p. 152) is dat wel: ‘In hem had god zijn voetbalzoon gezonden / die wonderen verrichtte met een bal’. Cruyffs lot lag vast: ‘Dat god hem op een kwade dag zou halen / Zoals hij destijds ook met Jezus deed / Zat reeds verborgen in zijn initialen’. Leuk voor god, want ‘Nu hij voortaan het hemels veld betreedt / Schiet hij de bal hier niet meer tussen palen / Maar geeft hij ginder god een tikkie breed’. (p. 152). Het andere gedicht, ‘J.C.’ van Coenraedt van Meerenburgh, is niet zozeer humoristisch, maar light in de zin van Willem Wilmink: eenvoudig geformuleerde weemoed (let wel: eenvoud is heel iets anders dan simplisme).
Zijn dribbelen, zijn pass, zijn dirigeren,
Zijn juichen, zijn betweterig beweren,
–
Met Johan sterft een stukje Nederland.
Geliefd als sportman en om wie hij was,
Nu treurt de voetbalfan, en treurt het gras.
–
(p. 106)
–
Aardig is, dat de bundel een schat aan dichtvormen bevat. Niet alleen bekende, zoals sonnetten, ollekebollekes en kwatrijnen, maar bijvoorbeeld ook elftallen, luchtfietsen, monotetra’s en tripels. Nog veel meer vormen en hun verklaringen vindt u in ‘versvormen’, een onderdeel van de website.
Het minst geslaagd vind ik de vier ‘balloonbollekes’: afbeeldingen van bekende schilderijen waarin tekstballonnetjes zijn aangebracht die samen een ollebolleke vormen. Leuk idee, maar het werkt niet – niet in deze bundel tenminste. De resultaten komen wat flauw over; de combinatie van beeld en tekst kun je wellicht beter overlaten aan goede cartoonisten.
Maar dat zijn details. In zijn geheel is dit een geslaagde jubileumbundel en voor degenen die nog niet verder zijn gekomen dan Drs. P. of Lévi Weemoedt een uitstekende introductie op light poetry.
_____
Inge Boulonois en Remko Koplamp (samenstelling) (2020). Er is light! Tien jaar gebonden. Het vrije vers, 184 blz. € 17,55. ISBN 9789463986243