Yke Schotanus (Scheveningen, 1963) is schrijfdocent, leraar Nederlands, dichter en liedschrijver. Momenteel geeft hij een internetcursus dichten bij de Schrijven Online Academie en leidt hij een poëziewerkplaats in Arnhem. Hij publiceerde tot nu toe twee dichtbundels, Engelenhaar (1989) en Van Knikkepoot tot kampioen (2004) en bracht een cd met Nederlandstalige liedjes uit. Naast dichtbundels publiceerde hij boeken als Dichten doe je zo (2007) en Song- en liedteksten schrijven (2010). Eerder verschenen van hem gedichten in De Tweede Ronde, De Zingende Zaag en Tzum.
Je hebt een handboek geschreven voor het schrijven van poëzie, een leidraad voor de dichter in spe. Wat gebeurt er wanneer je zelf gedichten schrijft? Is er een kritische lezer aan wie je ze voorlegt?
Er is een tijd geweest waarin ik mijn schrijfsels voorlegde aan Ton den Boon, de hoofdredacteur van Van Dale. Hij was kritisch op gedichten waar hij iets in zag, maar zweeg over gedichten waar hij niets mee had, hetgeen ik een prettig uitgangspunt vond. Helaas is die tijd voorbij. We hebben drukke levens, drukke gezinnen en wonen ver uit elkaar. Incidentele professionele uitwisseling heb ik wel met mijn collega, dichter en schrijfdocent Koos van der Kerkhoff. Verder ben ik mijn eigen redacteur. Ik kan jaren schaven aan een gedicht. Pas dan heeft de redacteur in mij genoeg afstand of ervaring om het werk van de dichter te becommentariëren.
Waar haal je je inspiratie voor gedichten vandaan? Doe je ook ideeën op tijdens het geven van (internet)cursussen?
Soms raakt iets me zo dat ik het wil verwerken in een gedicht of liedtekst. Dan wacht ik het moment af dat me een regel te binnen schiet of dat ik een beeld tegenkom dat me intrigeert. Het komt regelmatig voor dat juist zo’n inval of beeld van buitenaf weer uitkomt bij een persoonlijk onderwerp. Het gedicht ‘Schuivend staal’ is daarvan een treffend voorbeeld. Ik had een cursistengroep gevraagd sterke zinnen te zoeken in boeken, kranten, reclameteksten, etc. We hebben deze voorgelezen, besproken en bewerkt en vervolgens heb ik gezegd ‘Pak minstens twee van de besproken zinnen en verwerk die in een gedicht.’ Mijn leermeester Willem Mooijman gaf me ooit mee dat ik niet moest toekijken als ik een opdracht gaf, maar zelf ook met de billen bloot moest. Dus ging ik zelf ook aan de slag. Intuïtief koos ik drie zinnen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hadden. Twintig minuten later bleek ik uit te komen bij een onderwerp dat me toen heel erg bezighield, maar waar ik nooit over kon schrijven: kinderloosheid.
Wat is volgens jou de essentie van een goed gedicht?
Dat het meer zegt met minder, dat het dus ‘verdicht’ is. ‘Gedicht’, afgesloten, hoeft van mij niet. Een gedicht is een communicatiemiddel, het moet spreken. Dat kan op een hermetische, maar ook op een open manier. Op een ernstige, maar ook op een luchtige. Het is maar waar je het over wilt hebben.
Wie zijn je favoriete dichters waarom?
Er zijn bundels waarin ik blijf lezen en die me inspireren om te gaan schrijven. Anders, maar toch gevoed door de taal van die dichter, de toon, de cadans, de manier van denken. Gorter, Rodenko, Kemp, Van Toorn, Eliot, Kouwenaar en Faverey, en in sterkere mate Kopland, hebben dit effect op mij gehad.. Maar beslissend voor de dichter die ik nu ben zijn Robert Anker, Bernlef (ook als vertaler), K. Michel, Martin Reints, Joke van Leeuwen, Marjoleine de Vos en Esther Naomi Perquin. De eersten hebben me geholpen mijn gedichten open te breken, door met stijlbreuken en beeldsprongen te werken en gedachten een plaats te geven zonder moralistisch te worden. De laatsten brachten de compactheid juist terug.
Zijn er momenteel plannen voor een nieuwe dichtbundel?
Er waren plannen voor een tweede bundel bij uitgeverij De Weideblik (van Ton den Boon), getiteld Paradijs aan de grond. De selectie was zelfs al gemaakt, maar de beeldend kunstenaar die bij het project betrokken was, trok zich terug. En zonder beeldende kunst geen bundel bij De Weideblik. Een nieuwe bundel samenstellen is leuk maar lastig. Ik heb veel en divers werk. Paradijs aan de grond is wel een mooi geheel, maar bevat vooral gedichten van meer dan zeven jaar oud. Ik zou nu het liefst vier of vijf bundels in een keer uitgeven, ook met liedteksten erin. Maar dat gaat natuurlijk niet. Ik mis dan toch een redacteur. Toen mijn bundel Engelenhaar werd uitgegeven heb ik genoten van de avonden met de redactie. Dit niet, dat wel, dat moet beter. En dan die verbeterslag maken. Het wachten is nu op een nieuwe uitgever, een nieuwe kans.