LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Ivan Sacharov – Wat ons bladeren maar kreukt

22 feb, 2013

Het onkreukbare bestaan van de wind

door Levity Peters

Ivan Sacharov’s bundel Wat ons bladeren maar kreukt riep mij de Tachtiger Kloos in herinnering: ‘Ik ween om bloemen in de knop gebroken’, enz.
Wij worden hier niet voorgesteld als bloemknoppen, maar als bladeren. Nog vol van leven, groen, die misschien wel door een kind, of een verveelde minnaar worden dubbel gevouwen. Wat ons maar kreukt. We kunnen niet anders dan wat ons overkomt gelaten ondergaan. Is dat de teneur van de bundel?

Je hebt eigenlijk maar twee soorten dichters; de behoudende, en de vernietigende – of positiever: vernieuwende. Alleen al afgaande op de titel hebben we in dit geval te maken met een behoudende dichter.
Ook de gedichten, met een sterke nadruk op het rijm, bevestigen dat. Maar, dat is het leuke: Sacharov is tegelijkertijd behoorlijk eigenzinnig:

CONTINUÜM

Diep zijn zijn dromen wit,
zijn ingewanden git,
daartussen zit een beest
van vrees gekropen

dat alle dagen mee
zich voedt met het idee
dat in hem grijzend, geest
en vlees verlopen.

Niet omdat het zo ingewikkeld is wat hier staat, dat ik mijn hoofd even schudden moest, herlezen wat hier stond, nee, maar dankzij het aplomb waarmee het wordt geponeerd. Zo is het, niet anders. Hier is geen sprake van larmoyante gelatenheid. Zijn enige strijd wordt in het gedicht zelf gevoerd; zijn behoefte aan de werking van het rijm is zo groot, dat het woord ‘git’ gekozen wordt voor de duisternis van de ingewanden.
Het is ook een spannend element. Regelmatig balanceert Sacharov op het randje van rijmdwang. Dat hij het bijna altijd wint, is eigenlijk een wondertje. Hij wint niet alleen met zijn muzikaliteit:

ZES

Zes volle uren nacht tegoed.
De aarde lijkt in het heelal
een open oog: pupil en bal
waar ik op mee kijk en beweeg,
tot al dit donkerdiepe leeg
gekeken bodemblauw aandoet.

maar ook met zijn overtuigingskracht. Je kunt je afvragen wat hij met zo’n gedichtje wil overbrengen, maar dat is als aan een steentje vragen naar de zin van zijn bestaan. Het is er. Het feit blijft dat bijna elk gedicht vragen oproept, en daarmee zijn bestaan als poëzie bevestigt.

DEATH WISH

Je wou eens dat hij je vergat,
de dood, maar kreeg een leven dat
zo eindeloos en zonder doel zich had
verlengd,
dat je opnieuw je eindigheden denkt,
die het behapbaar maken, dit bestaan,
geschikt om je erin te laten gaan.

Je wou eens dat hij je vergat, de dood. Je zou eeuwig willen leven, in het nu, in plaats van in angst voor het levenseinde in een leven dat zich gevoelsmatig zo eindeloos zinloos uitstrekt, dat je eindigheden denkt – de death wish uit de titel – als een minimaal bewustzijn van macht, waarmee je het leven in eigen hand zou kunnen nemen.
Er blijven vragen: Waarom had het leven zich eindeloos verlengd, in plaats van heeft. Dit gedicht heeft geen betrekking op iemand die zich het leven benomen heeft, want de ‘eindigheden’ worden nog steeds gedacht. Is het hier de rijmdwang die zich wreekt? Nee, daarvoor is Sacharov een te zorgvuldig dichter. Alles wat je waarneemt ligt in feite achter je. Het is als met de titel: durf jezelf vragen te stellen bij wat hij schrijft, en hij blijkt niet in het verleden te leven, maar in ons nu, niet in een poëtische werkelijkheid, maar in de tastbare, misschien onaangename, maar wel geaccepteerde werkelijkheid. Met eigenzinnige humor soms:

JAARBEURS

Hij heeft een goeie dag, de wind.
Reclame, kleuren van een land
en logo’s van bedrijven wapperen
tezamen in een streven
het voor het oog te doen bewegen
wat anders maar te stokken hangt.

Beweging als de zin van het bestaan van de wind.
Zoals Sacharov ons mensen als bladeren voorstelt, brengt hij de zin van ons bestaan terug tot bewegen. Beweging als teken van leven. Oké, we houden ooit op te bestaan, we zullen door het leven geknakt worden, maar het leven heeft zin in wat wij in beweging brachten, in wat wij voor invloed op de wereld uitoefenen, hoe belachelijk klein die invloed ook mag lijken.
Ik moest denken aan het Bijbelboek Prediker waarin gesteld wordt dat alles ijdelheid is, en een najagen van wind. Dezelfde die dat schreef, beweerde ook dat er niets nieuws is onder de zon.

Dat is ook het verhaal van de poëzie. De vorm mag van tijd tot tijd veranderen, het scala aan onderwerpen blijft beperkt. Het uiterlijk van de wereld mag veranderen, onze behoeften doen dat niet. Elke rebel voegt zich vroeg of laat naar het algemeen aanvaarde, omdat de behoefte aan innerlijke vrede sterker is dan wat ook. Dat is denk ik het verhaal dat Ivan Sacharov vertelt. Vanuit zijn eigen gevoel en behoefte aan schoonheid.

ELKE ZIN EEN PUNT

O die dansers over, dansend over
water, door de tijd bevroren,
draaiden onder onze ogen
tot het laatst toe pirouetten,
lieten nauw hun flauwe bogen
in een rechte stilte doven
waar het koude blauwe boven
ook geen wolken meer verzette.

De enige punt staat aan het einde.
Hoe doet hij het toch? Zijn het al die o’s waarmee hij de koude voelbaar maakt? Dit gedichtje ademt een gevoel van diepe melancholie, dat zich ver uitstrekt buiten deze acht regeltjes. Een gevoel van afscheid: het verlaten van iets moois, als iets moois. Als je dit niet met liefde geschreven mag noemen, dan weet ik het niet meer. De rugtekst vermeldt: Poëzie zo stimulerend als het ochtendlicht. Ja, ook dat. Maar voor mij is het eerder avondlicht, vervuld van een ontvankelijk doorleefde tijd.

***
Ivan Sacharov (1959) studeerde psychologie in Leiden en is werkzaam in de gezondheidszorg. Hij publiceerde eerder de bundels Een gelukte zon (2006) en Verzamelaar van zeegezichten (2009). Hij is als recensent en medewerker van de Klassiekers verbonden aan Meander.
Zijn bundels zijn o.a. te bestellen bij de uitgever.

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...